68 Verslag der handelingen van den gemeente 3. Burgemeester en wethouders uit te noodigen bij de behande ling op den staat van af- en overschrijvingen op de begrooting de noodig© voorstellen te doen tot versterking van het betrokken artikel dier begrooting. De algeaieene beraadslagingen worden geopend. De heer van. Sloterdijck wenscht iets op te merken, dat minder de conclu ie van dit voorstal betreft als wel de zaak in haar geheel. Hij heeft bezwaar, dat deze zaak, dat dit punt bij den raad zal worden behandeld. Hem komt het voor dat de raad in dezen ongemoeid moet worden gelaten. Immers, het geldt hier eene beslissing omtrent een geschildat bestaat tus- schen den directeur en zekeren aannnemer over uitgevoerd min- en meerder werk ten behoeve der stichting van twee gemeente scholen. Zoowol de omstandigheid, dat die beslissing kan ge acht worden een gedeeltelijke uitvoering te zijn van het eens genomen raadsbesluit tot stichting van de hier bedoelde scholen als wel het feitdat bij de algemeene voorwaarden uitdrukke lijk is bepaald dat de beslissing omtrent geschillen als in casu aan burgemeester en wethouders behoortgeett spr. do bepaalde overtuiging, dat de zaak niet bij den raad behoort en deze dus buiten zijne bevoegdheid zou treden, indien hij er zich mede inliet. Blijkt het dat spr. gevoelen wordt gedeeld, of niet door burgemeester en wethouders wordt ontzenuwd, dan stelt hij zich voor straks een voorstel in te dienen om dit punt ter afdoening aan burgemeester en wethouders te renvoijeren. De heer Wiersma, ofschoon erkennende de gegrondheid in vele opzigten van de door den heer van Sloterdijck gemaakte opmerking, wil er op wijzen dat de zaak.juist hierom bij den raad is gebragtomdat het hier betreft de voldoening eener ver rekening, die niet den gewonen weg is gevolgd en die behoort tot een dienstjaar dat al lang is afgesloten. Men staat hier voor eene onregelmatigheid. Met het oog hierop werd dan ook reeds vroeger in geheime zitting eenige mededeeling ter zake gedaan en meent het collegie thans dat het wenschelijk isdat de raad magtiging tot dio verevening verleene. In ieder geval zal hij fondsen voor de verevening moeten aan wjjzen. Wordt nu niet een besluit als is voorgesteld genomen, dan zal het collegie welligt laterwanneer het de noodige voorstellen doet tot versterking van sommige posten der begrooting, juist met het oog op deze verevening, in eene minder aangename positie verkeeren. Den heer van Sloterdijck komt het voor, dat de heer Wier- sma alleen utiliteits gronden heeft bijgebragt, gronden, waardoor hij geenszins van meening is veranderd. Wanneer de raad eens besluit tot stichting van gebouwen en de vaststelling van bestek en voorwaarden aan burgemeester en wethouders overlaatja zelfswanneer hij zich die vaststelling voorbehoudtdan is toch de zorg voor de geheele uitvoering van het werk en dus ook al les wat de afrekening van het uitgevoerd meer en minder werk be treft aan burgemeester en wethouders. In den regel wordt immers ook dienovereenkomstig gehandeld. Nu moge men hier staan voor een geschil tusschen den aannemer en den directeur der gemeentewerken omtrent het bedrag der minder en meer uitge voerde werkende beslissing van zoodanig geschiliszooals de algemeene voorwaardenspr. moet het herhalen, uitdrukke lijk bepalen, aan burgemeester en wethouders. Ook in dit ge val zal het collegie zich aan die bepalingen houden en daar naar regelen moeten. 't Is waarzegt spr. er is in dezen iets verzuimdwat had moeten gebeurenook wil hij erkennendat er later altijd een voorstel zal moeten worden gedaan tot aanwijzing der fondsen voor de^ hier bedoelde verevening en dat ja, indien het bij de overweging van dat voorstel mogt blijkendat door burgemees ter en wethouders ter kwadertrouw is gehandeld, men onver wachte dingen zou kunnen beleven, maar z.i. is dit geenszins een reden waarom men thans een bepaald voorschrift zou moeten overtreden. Hij stelt mitsdien voor, deze zaak aan burgemee ster en wethouders ter afdoening te renvoijeren. aad te Leeuwarden, van den 12 Junij 1879. De heer Wiersma kan en zal weinig tegen het door den heer van Sloterdijck beweerde inbrengen. Ook wil hij erkennen, datwat door hem straks werd aangevoerdslechts utiliteits gronden betrof, doch hij moet opmerken, dat sommige zaken slechts door utiliteits gronden beheerscht wordeu. De beslissing van geschillen tusschen den directeur der gemeentewerken en aannemers van werken behoort werkelijk volgens de algemeene voorwaarden van burgemeester en wethoudersmaar men dient hierbij niet te vergeten dat die algemeene voorwaarden in dezen zijn overtreden Immersdaarin vindt men ook eene bepaling dat het certificaat voor de betaling van den laatsten termijn der aannemingssom niet wordt afgegevendan nadat omtrent het meer en minder werk eene behoorlijke verrekening heeft plaats gehad. Deze bepaling is niet nagekomen, zij is overtredenwaar het certificaat voor do betaling van den laatsten termijn der aannemingssom al lang was afgegeven daar mogt men niet verwachtendat ter zake nog verdere betaling zou moeten ge schieden. Het dienstjaar waartoe de verder te doene uitgaaf behoort is reeds lang afgesloten, en aangezien burgemeester en wethouders geenszins tot de begane overtreding der bepalingen hebben medegewerktia het voor hen minder aangenaam de volle verantwoordelijkheid omtrent de nog te dcene verevening op zich te nemen. Het dagelijksch bestuur is zelf ten dezen niet in verzuim en daarom wenscht het zich ook niet aansprakelijk te stellen. Nu laat het zich wel denkendat waar dit duidelijk is na te gaanvooral ook uit de thans overgelegde stukken, de raad het collegie eventueel niet voor de door haar bewerkstel ligde verevening of transactie zou laten zitten, maar zegt spr. ook dit is een utiliteitsgrond te achten Hij wil het echter her halen dat er sommige zaken zijn, welke geheel door die gronden worden beheerscht en dat zijn meestal de zoodanige waarbij men door begaan verzuimop vicieus terrein is gekomen en zegt spr., niemand zal dit wel kunnen ontkennen, dat is hier het geval. De heer Duparc meent zich te herinneren dat de raad eenige jaren geleden voor een soortgelijk geval stond als thans. Ook toen wilden burgemeester en wethouders naar hij meent, den raad laten uitmaken een geschil waarin bij de algemeene voorwaarden van aanbesteding was voorzien, maar de meerderheid van den raad schoof de opdragt van zich af, daar zij niet wilde treden in de beoordeeling van zaken, welke niet tct 's raads bevoegdheid be hoorden. De toen genomen beslissing berusttenaar hij meent op dezelfde gronden, thans door den heer van Sloterdijck bij ge bragtn. 1. het bij de algemeene voorwaarden gegeven Voor schrift dat de beslissing omtrent geschillen tusschen den direc teur der gemeente werken en aannemers van werken behoort aan burgemeester en wethouders. Loze laatsten beslissen in het hoogste ressorten het mag niet worden aangenomendat zii bij hunne beslissing niet de gemeentebelangen zouden be hartigen. Doch, zegt spr., al bleek het later, dat dit niet of niet genoeg ware geschied, dan nog zou de raad voor een feit, voor een besluit staandoor burgemeester en wethouders uit kracht van de hen toegekende bevoegdheiduit den volheid van hun magt genomen. Spr. geloofc dat de raad in dezen niets an ders te doen heeftdan om burgemeester en wethouders de hun opgedragen beslissing te doen nemen. Aan den raad be hoort het laterhet noodige te verrigten opdat aan die beslissing uitvoering kunne worden gegeven. De Voorzitter zegt dat het soortgelijk geval, waarop de heer Duparc doelt in veel opzigten verschilt van het tegen woordige. Het gold toen een beklag over de wijze van handelen bij eene openbare aanbesteding. De raad heeft zich toenmede op voorstel van den heer van Sloterdijck incompetent verklaard om dienaangaande eene beslissing te nemen. Verder wil ook hij even als de heer WierBmaer op wijzen, dat de raad niet geheel vreemd van de tegenwoordige zaak meer was maar daarvan Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Junij 1879. door eeue voorioopige mededeeling in geheime zittingreeds kennis droeg. Zoowel daaruit als wit de thans overgelegde stuk ken blijkt genoegzaam, dat het hier een geschil van geheel bij - zonderen aard betreft. Had men hier te doen met eene een voudige vereffening van meerder on minder werkdan zou zo zeker even als altijd, door burgemeester en wethouders zonder wijders zijn uitgemaaktniet twijfelende of de raad zou later de noodige fondsen aanwijzen tot voldoening der vereiachto som. Hier doet zich echter een geval voor, waarbij B. en W. even als de raad moeten vermoeden dat do geheele afrekening ter zake de school gebouwen had plaats gehad, terwijl lang na de uitbetaling van den laatsten termijn der aanuemmgssom een verschil blijkt te bestaan waarvan het dagelijksch bestuur onkundig was gelaten. Voor deze vereffening achten burgemeester en wethouders de goedkouring van den raad wenschelijk Nietdat erwanneer die goedkeuring niet werd geprovoceerdlater sprake zou kun nen zijn van handelingen van burgemeester en wethouders ter kwader trouw, maar toch zou aüigt kunnen worden opgemerkt, dat men hier stond voor eene uitgaaf, waarvoor de raad niet was gekend. Bij een behoorlijk inachtneming der regelen van de comptabi liteit moest de vereffening der uitgaven van de gemeente scho len no. 2 en 3 als eene afgedane zaak worden beschouwdop de begrooting was daarvoor geen post meer uitgetrokken, zoodat de thans aangeboden financiële voorstellen geacht kunnen wor den een nieuwe op zich zelf staande zaak te betreffen. Mogt de raad het echter raadzaam achten conform het voorstel van den heer van Sloterdijck te besluiten, spr. voor zich zal geen bezwaar zien in da verantwoordelijkheiddie dan op het collegie zal ko men te rusten. De heer Bloembergen wil ook gaarne erkennen, dat erin de beschouwing van den heer ven Sloterdijck veel waars is ge legen en dat het burgemeester en wethouders zijndie omtrent geschillen tusschen den directeur en aannemers van werken heb ben te beslissen. Toch komt het hem voordat misschien eene kleine wijziging der conclusie aan de gemaakte opmerking zou hebben te gemoet gekomen, 't Lag toch in de rede, zegt spr., dat burgemeester en wethouders nog nader aan den raad mededee ling zouden doen omtrent den stand dezer zaakwaaromtrent reeds ia geheime zitting eene voorioopige mededeeling was ge schied en waaromtrent in een in Decomoer 1878 aangebragt voorstel tot wijziging der gemeentobegrooting van 1878 het na volgende werd opgemerktBij de stichting van een gebouw „voor de gemeenteschool no. 2 zijn door den aannemer eenige „werkzaamheden en leverantiën verrigt, waarvoor hem naar de „bepalingen van het betrekkelijk bestekboven de aanneming- „som vergoeding moet worden toegekend. „Intusschen bestaat over het bedrag der vordering deswege Tan „den aannemer, tusschen dezen en den directeur der gemeente- „werken een geschilwaaromtrent dene beslissing alsnog aanhan gig is. „Uitdienhoofde wordt dit artikel op de begrooting aangebragt, „doch Voor memorie uitgetrokkenterwijl op het fonds voor on voorziene uitgaven eene som wordt aangebragt, voldoende om „door af- en overschrijving op dit artikel het vereischte bedrag „beschikbaar te stellen". Naar aanleiding van dit laatste hebben burgemeester en wet houders op de heden in behandeling to nemen ontwerp besluiten tot af- en overschrijving e©ne som van 2350 reeds voor be doelde verevening uitgetrokken. Bij nadere overweging is liet echter gebleken dat den aannemer liet in het voorstel genoemd bedrag toekomt en aangezien toen de ontwerp besluiten zoo even bedoeld reeds waren aangeboden is het wenschelijk voorgeko men eene afzonderlijke beslissing ten dezen van den raad uitte- lokkendie er too leiden kon de geraamde versterking van het betrokken artikel zooveel noodig te verhoogen van daar hot thans in behandeling zijnde voorstel. Nu is het z. i. wel mogeljjk dat aan de formule van de con clusie van dat voorstel ieta is te verbeterenmaar de hoofdzaak is toch ditdat fondsen worden aangewezenvoor de vereve ning van het voor de scholen verrigt meer en minder werk. Welligtzoo herhaalt spr.zou men de redactie der conclusie door eene geringe wijziging kunnen verhelpen. Ook zou men de beslissing van dit punt kunnen aanhouden tot na de behande ling van het punt omtrent de af- en overschrijving. Oordeelt de raad het echter beter het voorstel van burgemeester en wet houders, zooals hot thans ligt, aan het collegie te renvoijeren, op dat hunnerzijds ton dezen worde beslistdan ziet spr. ook daarin geen bezwaar. In dat geval toch zal met het oog op de te nemen beslissing bij do behandeling van het volgende punt de af- en overschrijvingen, een voorstel kunnen worden gedaan tot verhooging van den betrekkelijken post met een toereikend bedrag. Nadat ten dozen nog eenige bespreking heeft plaats gehad tusschen don voorzitter en den heer Bloembergen zegt de heer Vein Sloterdijck dat het laatstelijk door den heer Bloembergen geopperd denkbeeld, om bij renvooi van het voorstel van bur gemeester en wethouders een voorstel te doen tot verhooging van den betrekkolijken post wel niet opgaat, omdat dat voorstel zich niet zal kunnon gronden op een besluit van burgemeester en wethouders omtrent het bestaande geschil Wat overigens het door den voorzitter en den heer Wiersma beweerde betreftals zoude men hier niet te doen hebben met een ordinair gevalomdat do afrekening niet is geschied bij of voor de uitbetaling van den laatsten termijn der aanaemingssom, spr. is het daaromtrent niet met die sprekers eens. Is de hier bedoelde afrekening, zoo vraagt hijdan met een dadelijk ge volg van de gehouden aanbesteding en is die afrekening alieen omdat de directeur or het gemeentebestuur niet tijdig mede in kennis stelde, niet te beschouwen als te bohooren tot de uitvoe ring van hec eens genomen raadsbesluit tot stichting^ dor school gebouwen Spr meent van wel. Hij gelooftdat de directeur niet eerder van de nog to wachten verrekening kennis gaf, om dat bij hem hoop bestond, dat het meerder en minder werk tegen elkander zou kunnen opwegen of zich althans tot een minimum bepaald zou hebben. De verrekening waarvoor men thans staat, is een direct gevolg der aanneming en moot alleen zijn, als behoorende tot de uitvoering van een eens geno men raadsbesluit, oeno daad "an burgemeester en wethouders. Die hebben omtrent het desbetreffend verschil in het hoogste ressort te beslissen. Do heer Wiersma liet het voorkomen als of de raad bij aanneming van het voorstel alleen slechts magti ging zou geven tot likwidatie der verrekeningdoch spr. moet opmerken dat punt 1 der conclusie toch luidt„goed te keuren de verrekening enz tot een bedrag van f 2782.06". Dit zegt spr., sluit eene beslissing omtrent het bestaande geschil in zich en daarmede mag en moet de raad zich niet in laten. Was hier nog van eene transactie sprake dan zou het opgaanja zelfs noodig zijn den raad daarover t© hoorenmaar van transactie blijkt in dit geval niets. Spi. is het althans geenszins uit de stukkeu geblekendat hierbij van het sluiten van een bilatoraal contract sprake kan zijnintegendeel heeft hij reden te geloven dat do aannemer zelfs niet over de voorgestelde verrekening is gehoord. De heer Wiersma meentdat al heeft het hier niet geheel den vorm eener transactieen is de aannemer zelfs niet over de voorgestelde verrekening gehoordhet z. i., vooral omdat iiier vrij wei de middenterm is genomentoch wel iets van eene transactie heeft. Men heeft het den vorm eener gewone ver rekening gegevenmaar toch is het wel niet van burgemeester en wethouders te oischendat zij zich voor die verrekening waarbij geheel buiten hun toedoen eene onregelmatigheid is gepleegdverantwoordelijk stellen. Echter zal aan sprs. be zwaren zeer goed kunnen worden tegemoet gekomenindien nl. de heer van Sloterdijck kan goedvinden, om in de prae- misseu van het door hem gedaan voorstel eenige woorden te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 2