70 Verslag der handelingen van den gemeentel gebruiken waaruit blijkt dat de raad voor goed aanzietdat burgemeester en wethouders eene verrekening met den aanne mer sluiten zooals is voorgesteld. De heer van Sioterdijck verklaart zich ongenegen om in den considerans van zijn voorstel te laten uitkomendat wat de heer Wiersma wil. Hij is bepaald van moening dat eene verrekening zooals in dezen, geheel binnen don kring der werk zaamheden van burgemeester en wethouders ligt en dat de raad buiten zijne bevoegdheid zou gaan, indien hij daaromtrent een besluit nam. Hierna worden de discussion gesloten. Met 13 tegen 4 stemmen wordt hierop het door den heer van Sioterdijck ingediende voorstel tot renvooi der zaak aan bur gemeester en wethouders en wel ten fine van afdoening, aan genomen. Tegen stemden de heeren RengersBloembergen Bruinsma en Wiersma. Met goedvinden der vergadering wordt thans aan de orde gesteld 4. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende het verkenen van vergunning voor het aanleggen van tramwegen op of langs de wegen dezer gemeente. De conclusie van dit voorstel luidt: aan de heeren Finet en Mertens, aanvragers om concessie voor den aanleg en de exploitatie van een net van tramwegen in de provincie Friesland, zoodra zij de vereischte concessie van de hooge regering zullen hebben verkregen, vergunning te ver- lcenen tot het aanleggen van tramweg op of langs de wegen dezer gemeente, onder voorwaarde 1. dat de tramweg ter keuze van het gemeentebestuur, hetzij in het midden of wel aan de zijde van de straten en we gen worde gelegd 2. dat do ligging van den tramweg zonder toestemming van het gemeentebestuur niet mag worden veranderd. 3. dat het opbreken en weder leggen van de bestratingen zoowel bij den aanleg als later zal geschieden van wege de ge meente op de wijze als door het gemeentebestuur zal worden bepaaldop ko3ten van de concessionarissen 4. dat de sub 3 bedoelde kosten binnen veertien dagen na de inzending door het gemeentebestuur van eene declaratie door de concessionarissen ten kantore van den gemeente-ontvanger moeten worden betaald 5. dat do vorm cm de bevestiging van de sporen op de Ver- laatsbrug ter goedkeuring van het gemeentebestuur gemaakt moeten worden 6. dat indien ten gevolge van werken aan de straten en we gen waarop de tramweg ligt, eene tijdelijke verlegging van de sporen noodig is, tor beoordeeling van het gemeentebestuur, de concessionarissen binnen een alsdan te bepalen termijn de sporen op hunne kosten tijdelijk moeten verleggen, blijvende echter de daaruit voortvloeiende kosten aan de bestrating voor rekening der gemeente; 7. dat het gemeentebestuur het regt behoudt do steenentus- schen de sporen van den tramweg te verwisselen zoo dikwijls zulks noodig wordt geacht 8. dat bij het eindigen der concessie of bij het voor dien tijd staken der exploitatie de concessionarissen verpligt zijn binnen een door het gemeentebestuur te bepalen termijn al de werken betreffende den tramweg uit de straten en wegen te nemen cn de kosten moeten betalen welke dientengevolge van wege het gemeentebestuur gemaakt zullen worden ter herstelling van de bestrating, op de wjjze, als het gemeentebestuur zal vermeenen te behooreu. De algemsenc beraadslagingen over dit voorstel geopend zijnde wordt door den Voorzitter op eene des betreffende vraag van den lieer Plantenga eenigo inlichting verstrekt omtrent de rigting van den tramweg. Daarna wordt door den heer do la Faille de vraag gedaanof het in verband met de elders geopperde tad te Leeuwarden, van den 12 Junij 1879. bezwaren tegen het gebruik van stoom op den hier bedoelden tramweg, ook noodzakelijk is eene desbetreffende bepaling onder de voorwaarden op te nemen en of deze gemeente misschien niet wat meer zou kunnen profiteren door den aanleg van eenen tramweg, dan thans het geval zal worden door den aanleg van zoodanigen weg in een klein gedoelte der gemeente. Hij zou het niet ondienstig achten om van deze gelegenheid gebruik te maken om den adressanten in overweging te gevenof b. v. een ceintuur-baan om de stad niet in hun eigen belang zou zijn. Misschien zou daaraan nog een andere lijnte loopen door de voornaamste gedeelten van de stadkunnen worden verbonden. Hij gelooft wel dat hot belang der provincie door den voorge- steldon aanleg zal w»rden gebaat, maar hij betreurt het, dat die aanleg niet meer geeft of zal geven voor de gemeente Leeuwarden. De Voorzitter kan omtrent do le door den geachten vorigen spreker gedane vraag mededeelen, dat adressanten in hunne eerste aanvraag wel spreken van een stoomtram, doch dat zij blijkens hunne latere missive, ingezonden den 15 November, juist om de bezwaren die t9gen zoodanigen tram zijn geopperd hunne aanvraag om concessie in dier voego hebben gewijzigd dat zij strekt in plaats van voor een stoomtram voor een paarden spoor, zulks echter met dien verstande dat door hen later op het ge bruik van een stoomwerktuig zal kunnen worden teruggekomen. Wat de andere vraag betreft of deze gemeente misschien niet meer van deze gelegenheid zou kunnen profiteren hij kan dien aangaande nr dedeelen, dat hij met de heeren adressanten wel over den aanleg van tramwegen ook in deze gemeente heeft ge sproken. doch dat het by een locaal met dezen ingesteld onderzoek is geblekendat die aanlogdaargelaten de vraag omtrent de financiële productiviteit, voor deze gemeente wel niet mogelijk is. De nauwe stralen en grachtende vele scherpe hoeken ma ken dien aanleg hoogst moeijelyk ja onmogelijk. In verband hiermede is hot dan ook wenschelijk geacht zich althans voor dezen oogenblik te bepalen tot den geprojecteerden aanleg. Komt die tot standhetgeen nog lang niet zeker is en blijkt het dat de tramweg in deze provincie eene toekomst heeft, dan zal men altyd nog nader kunnen zien. De heer de la Faille liet het voorkomen alsof deze gemeente door den voorgenomen aanleg weinig gebaat zal worden, hij kan die zienswijze niet deelen. Komt die aanleg toch tot standdan zal men een flink commu nicatie middel vooral met het noordelijk deel der provincie waar juist zulk eene groote behoefte aan betere communicatie bestaat, hebben. Immers, met het zuid- en westelijk deel der provincie heeft men eene behoorlyko spoorweg verbinding, doch met het noordelijk doel laat de verbinding nog veel te wenschen over. Hierna worden de diacusaiën gesloten en de conclusie van het door burgemeester en wethouders gedaan voorstel zonder hoof- delyke stemming aangenomen. 5, Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende af- en overschrijvingen op de gemeentebegrootingdienst 1878. Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor: goed te keu ren de door hen overgelegde ontwerp-besluitenbetreffende af- en overschrijvingen op artikelen der gemeente begrooting, dienst 1878en strekkende a. tot het verleenen van toestemming aan burgemeester en wethouders, om de op den overgelegden staat vermelde artike len te versterken, krachtens daartoe bij de begrooting verleende magtiging; b. tot af'schryving van het fonds voor onvoorziene uitgaven wegens posten van uitgaaf, die hare omschryving niet op de be grooting vinden en waarvan het bedrag als buitengewone uitgaaf in de gemeente rekening zal worden verantwoord. De heer Bloembergen stelt voorom den in het sub a ver meld besluit opgenomen post hoofdstuk III afd. YII art. 17, onverevende uitgaven ter zake de stichting van gebouwen voor dc gemeentescholen nos. 2 cn 3 uitgetrokken met f 2350, te ver- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 12 Jung 1879. 71 hoogen met ƒ2,450 en alzoo vast te stellen op f 2800, en in ver band hiermede den post voor onvoorziene uitgaven met gelijke Bom te verminderen. Spr. voegt hierbij de opmerking, dat door de voorgestelde verhooging burgemeester on wethouders do gelegenheid zullen hebben om uitvoering te geven aap eene door hen omtrent het heden morgen besproken geschil tusschen den aannemer cn den directeur der gemeente werken te nemen beslissing. Mogt echter eene verevening niet meer in den loop dezer maand tot stand komendan zal de som waarvoor verhooging is voorgesteld niet benuttigd worden en alzoo opgenomen worden in het saldo der gemeente rekening over 1878. In dat goval zal men later op de rekening van 1879 in de kwijting dezer vordering moeten voorzien waartoe dan gelegenheid zal te vinden zijn door over het saldo 1878 voor de dienst 1879 bij wijziging der begrooting voor zoodanig deel te beschikkenals voor de alsdan te doene verevening zal blijken noodig te zijn. De ontwerp besluiten gewijzigd in den door den hoer Bloem bergen aangegeven zin, worden hierna zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld. Met goedvinden der vergadering wordt thans in behandeling genomen het heden aangebragt concept adres aan de Eerste Ka mer der staten generaalstrekkende om aan te dringen op den aanleg van een spoorweg LeeuwardenStavoren. Het resultaat hiervan is, dat gemeld adres wordt vastgesteld zoo als het is aangebodenluidende bedoeld adres als volgt Aan de Eerste Kamer der Staten-Oeneraal. Werd ook door het gemeentebestuur van Leeuwarden met in genomenheid de wet van 10 November 1875 (Stbl no. 205) be groet voor zoover daarbij de aanleg der zoolang gowenschte onmiddelijke spoorwegverbinding met de hoofdstad des rijks werd bevorderd, des te meer teleurstellend waren do vele en onver wachte belemmeringendie de uitvoering dier wet voor dat on derdeel ontmoette juist bij de Staten Generaal, die haar na rijpe Overweging hadden goedgekeurd. Terwijl het beginsel eener zooveel mogelijk gelijktijdige uit voering der verschillende vastgestelde lijnen uitdrukkelijk in de wet is opgenomen en de werkzaamheden overal elders reeds sedert geruimen tijd zijn aangevangenja hier en daar reeds hare voltooijiug naderen is zelfs de rigting der lijn Leeuwarden Stavoren nog niet op papier vastgesteld. Een kostbare tijd is verloren gegaan niet door nalatigheid van de zijde der regering, die integendeel de tot standkoming dezer lijnmot prysaelijken ijver heeft voorbereidmaar, hetzij met beschoidenheid gezegd door min loffelijke lokale invloeden, die zelfs in de Tweede Kamer der Staten-Generaal genoegzamen weerklank vonden om eene geheele wijziging der oorspronkelijk aangenomen rigting bijval te schenken. Heeft ook ons gemeentebestuur zich destijdsna de aanne ming dor bekende motie van Maart 1878, bij de rigting over Bolsward kunnen nedorleggen vertrouwende daardoor aan eene zoozeer gewonschte oplossing der bestaande verschillen bevor derlijk te zijnhet ondersteunt thans met vernieuwden aan drang de vaststelling der oorspronkelijk bedoelde rigting, gelijk die door de regering wordt voorgesteld en bereids door de Tweede Kamer is goedgekeurd. Het gemeentebestuur acht zich daartoe te meer gedrongen daar uit ons adros aan Uwe kamer van 7 Junij 1878 tot onder steuning van het toenmaals aanhangig wetsontwerp, ten onrechte zou kunnen worden afgeleid dat het thans voorgestelde door ons niet aannemelijk werd geacht. Uit den inhoud ook van dat adres zelf, blijkt intussohen vol doende dat de ondersteuning van bedoeld ontwerp enkel ge schiedde, ten einde verdere vertraging van de reeds te lang onafgedane spoorweg zaak te beletten hoewel de thans voorge stelde meer directe verbinding met het centrum des rijks, onzes inziensdo voorkeur verdiende. Nu alzoo do regering, ingevolge het votum van Uwe kamer, de oorspronkelijke geprojecteerde lijn op nieuw heeft voorgesteld en de Tweede Kamer ook daaraan met groote meerderheid hare adhaesie heeft geschonkenveroorlooft het gemeentebestuur van Leeuwarden zich het verzoek, dat Uwe kamer insgelijks het tot stand komen der Bpoorweglijn Leeuwarden—Stavoren bevordere, door aan het ontwerp van wet tot onteigening ten behoeve van den spoorweg van Stavoren naar Leeuwarden, hare goedkeuring te schenken. Niets verder te behandelen zjjnde sluit de voorzitter de ver gadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 3