92 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 en 26 Augustus 1879. Spr. doet deze aanhaling alleen om te doen uitkomen, dat hij met voldoenden grond er op heeft gewezen, dat liet na geslacht even goed zijn eischen voor het publiek belang zal heb ben als het tegenwoordige geslacht. De denkbeelden door gede puteerde staten geopperdblijven dan ook spr. sympathie weg dragen. Een korte aflossingstermijn is bepaald te prefereren boven een langen termijn. Immers, hoe spoediger de schuld wordt gedelgd des te meer is men voorbereid op alle gebeur lijkheden omtrent de eischen van den volgenden tijd. De heer Wiersma, zegt spr., heeft gezegd en doen uitko men, dat het hier niet betreft het verschil tussclien een langen en .korten aflossings-termijndoch hij meent dat dit toch werkelijk wel het geval is. Gedeputeerde staten wenschen immers een aflossings-termijn van 40 jaar en het gemeente bestuur een van 60 jaar en ofschoon nu is aan te nemen dat beiden hun termijn willen in het belang der gemeente, is toch de duur van den termijn hier het punt van verschil. Eindelijk wil spr. nog, in verband met de opmerking van den voorzitter, dat het primitieve plan zonder eenige discus sie is vastgesteld, bekennen, dat hij geen aanspraak maakt op de mérite, van elk punt, dat aan 's raads oordeel wordt onderworpennaauwkeurig te hebben onderzocht. In den regel maakt spr. er geen werk van om wijziging in de plans van leening aan te brengen, omdat hij weet, dat het finan cieel beheer der gemeente over het algemeen in goede lian- den is. Dat denkbeeld heeft hem ook bij de vaststelling van het plan der onderwerpelijke leening doen zwijgendoch thans meende hijdoor de opmerking van gedeputeerde staten wakker geschud, een en ander in het midden te moeten brengen. De heer Troelstra erkent niet den heer van Sloterdijck in 't algemeen de wenschelijkheidom de geldleeningen zoo spoedig mogelijk af te lossenof echter de onderwerpelijke leening in 60 dan wel in 50 jaar zal behooren te worden afgelost, hiervoor kunnen moeijelijk bepaalde gronden worden aangegevenhet hangt meer af van de persoonlijke apreciatie. Spr. heeft zich in de vorige vergadering met een aflossings termijn van 60 jaar vereenigd, of liever, zich daarbij neder- gelegd, hoofdzakelijk op dezelfde gronden als door den heer Wiersma en andere leden zijn aangevoerd. Bij deze gelegen heid wil hij echter nog eenige opmerkingen maken. Waar in den loop der discussie is gewezen op de spoedige aflossing der provinciale leeningendaar meent hijdat men in de eerste plaats in aanmerking moet nemen de verschillende om standighedenwaarin provincie en gemeente verkeeren en in de tweede plaats den aard der leeningen. Het geheele budget der provincie is, naar spr. meent, over 1880 nog geen 5 ton en daaronder is begrepen nagenoeg 2 ton wegens aflossing van schuld en ƒ75,000 wegens te betalen rente. En terwijl de uitgaven der provincie door tienduizende per sonen worden gedragenmoeten de uitgaven der gemeente van ruim 8 ton door slechts duizende personen worden bijeengebragt. Wil de provincie een ton extra bijeenbrengen, dan verhoogt zij de opcenten op de grondbelasting en het personeel eenigszins en die ton wordt bijna onmerkbaar bijeengebragt. Maar de gemeente moet elke meerdere uit gaaf van eenige beteekenis grootendeels bestrijden door ver hooging van den lioofdelijken omslag, die door betrekkelijk weinigen wordt gedragen en dit zou dus al spoedig in sterke mate gevoeld worden. De aard der leeningen zijn ook verschillend. De leeningen, welke door de provincie worden gesloten, strekken meestal om subsidie's aan waterschappen enz. te verstrekken. Dat geld wordt als liet ware weggegeven. De provincie plukt er in later tijd geene directe financiële voordeelen van. Die welke door de gemeente worden aangegaan strekken meestal voor za ken, welke reeds dadelijk en later revenuen afwerpen. Wel zal de onderwerpelijke leening ook voor een groot deel, als strek kende voor de stichting van het armhuis, improductief zijn, maar er is toch ook een belangrijk bedrag onder begrepen voor aflossing van schuld, gemaakt door aankoop van vastig heden. Het kapitaal daarvoor vereischt, is niet improductief, evenmin als dat voor de beursstichting vereischtwijl de beurs ook door het heffen van retribuitie voor zit- of staanplaatsen inkomsten zal afwerpen. En wat vraagt spr. zal nu met ter tijd het geval worden dat het voor den aankoop of stichting ge leend bedrag zal zijn afgelost, doch de revenuen van het aan gekochte of gestichte zullen ten bate van het nageslacht blij ven voortvloeijeu. Hierop mag z. i. bij de vaststelling van den aflossingstermijn ook wel eenigzins worden gelet. Gedeputeerde staten zijn ten opzigte van een spoediger af lossing dan bij het plan is bepaald wel eenigzins pessimistisch gestemd. Spr. meent echter te moeten opmerken dat zeker te eeniger tijd wel eens de nog disponibele bouwterreinen of wel een der terreinen die voor dat doel door de gemeente zijn aangekochtzullen worden verkocht en dat de opbrengst daarvan niet zal versmelten in of dienen voor de gewone uit gaven der gemeente, maar voor buitengewone uitgaaf, n, 1. voor onverpligte aflossing van schuld. Onverpligte aflossing is overigens geen zeldzaamheid bij de gemeente. Immers het geschiedt telken jare. Het zou dus zeer goed kunnen gebeuren dat de onderwerpelijke leening in een kleiner aantal jaren dan uit het plan volgt, zou zijn afgelost. Nu burgemeester en wethouders echter voorstellen het plan zóó te wijzigendat de aflossing in minstens 50 jaar zal afloopen heeft hij daar volkomen vrede meê. Hierna worden de beraadslagingen gesloten en het door bur gemeester en wethouders gedaan voorstel in stemming ge- bragt. Het resultaat hiervan is, dat met 12 tegen 2 stemmen, die van de heeren van Sloterdijck en Plantenga dien over eenkomstig wordt besloten. Niets verder te behandelen of voorgesteld zijndewordt de vergadering door den voorzitter gesloten. Vergadering van Dingsdag 26 Augustus 1879. Tegenwoordig 13 leden. Afwezig de heeren Kymmell, de With, Buma, Bloember gen, Duparc en de la Faille met- en de heer Plantenga zom der kennisgeving. I. De notulen van de vorige op 14 Augustus j.l. gehou den vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. De Voorzitter deelt mede, dat voor de j.l. Zaturdag gehouden aanbesteding van de verbouwing van het stadsarm- huis zijn ingeleverd 12 inschrijvingsbilletten, waarvan de drie laagsten ongeveer 20,000 beneden de raming zijn. De gun ning van het werk is echter, in verband met de nog niet bekomen goedkeuring van het plan der door de gemeente mede voor bedoelde verbouwing aan te gane geldleening tot nader aangehouden. Intussclien is inge! omen een schrijven van gedeputeerde statenwaarbij wordt te kennen gegeven dat zij het bedoelde plan van leening, zooals dat laatstelijk Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 Augustus 1879. 93 werd gewijzigd, n.l. met een aflossingstermijn van 50 jaar, I vooralsnog niet kunnen goedkeuren en waarbij nader wordt aangedrongen om den aflossingstermijn op 40 jaar te stellen, j Dit schrijvenin verband met het resultaat der gehouden aanbestedingheeft het burgemeester en wethouders wensche- lijk doen achten, den raad een voorstel aan te bieden strek kende om het bedrag der leening met ƒ20,000 te verminderen en te bepalen op ƒ180,000 en om den aflossingstermijn vast te stellen, in voege als dit is omschreven in het hierna te noemen voorstel. Aangezien die aflossing vrij wel overeenstemt met hetgeen gedeputeerde staten bedoelenis het aan te nemendat ge meld collegie thans zijne goedkeuring aan het leeningsplan zal hechten en is spr. er voor te trachtendie goedkeuring nog heden te erlangen, door het door burgemeester en wethou ders aangeboden voorstel terstond in behandeling te nemen en het te nemen besluit zoodra mogelijk in de heden gehouden vergadering van gedeputeerde staten te brengen. In verband hiermede en ter voorkoming van verdere vertraging van de verbouwing van het armhuiseene vertragingwaarvan bur gemeester en wethouders ongaarne de gevolgen op zich wil len nemen, stelt spr. voor en besluit de vergadering om, met afwijking van de volgorde der punten op den oproepings brief vermeldallereerst over te gaan tot behandeling van Het voorstel van burgemeester en wethouders omtrent eene nadere wijziging van het plan tot het aangaan eener geldleening groot f200,000. De conclusie van dit voorstel strekt om: in het raadsbesluit van 2 Augustus 1879 tot het aangaan eener geldleening groot ƒ200,000en tot vaststelling van het plan voor die leening, zooals dit is gewijzigd bij besluit van 14 Augustus 1.1., nader aan te brengen de volgende wijzigingen: a. het bedrag der leening, thans gesteld op 200,000, wordt bepaald op f180,000; b. artikel 8, alinea 1, van het plan van leening, wordt vervangen door het volgende: Op het geheel bedrag dezer leening wordt, aan te vangen met het jaar 1883, afgelost gedurende de eerste 10 jaren, per jaar minstens ƒ2000; de tweede tien jaren per jaar minstens ƒ4000 en de volgende 20 jaren, zoover noodig, per jaar minstens /"6000. De beraadslagingen geopend zijnde, zegt de heer Tro0lstra, dat hij zich bij het nader voorstel van burgemeester en wet houders zal neerleggendoch alleenomdat den raad door heeren gedeputeerde staten het mes op de keel wordt gezet, daar het uitschrijven der geldleening geen verder uitstel gedoogt. Spr. heeft de eerste en ook de nadere missive van heeren gedeputeerde staten gelezen, maar in geen van beide afdoende argumenten gevonden, die het vasthouden aan hunnen eisch om de leening in 40 jaar af te lossen, tegenover het laatste besluit van den raadom het in minstens 50 jaar te doen regtvaardigt. Gedeputeerde staten motiveeren hunne weigering tot goed keuring van 's raads besluit met te herinneren, „dat elke tijd zijne eigene eischen heeft" en „dat eene te trage aflossing op den duur een kanker voor de gemeente-financiën wordt." Met die algemeenheden motiveert men echter, naar sprekers meeningniet voldoende eene weigering om goed te keuren een plan van leening voor bepaalde zaken en onder bepaalde omstandigheden. Vooral nadat de raad had getoond zooveel mogelijk aan de bezwaren van heeren gedeputeerde staten tegemoet te willen komen door het eerste plan van aflossing met tien jaar te verminderen, betreurt spr. het vasthouden van dat collegie aan een eenmaal opgevatte zienswijze. Naar sprs. meening had het nu op deugdelijke gronden moeten aantoonendat het belang der gemeente wèl voldoende zou zijn behartigd bij een aflossing in 40 jaar, maar niet bij een aflossing in 50 jaar. Dat is niet geschied en zou ook moeijelijk kunnen geschieden, en daarom kan spr. aan het doordrijven van een nu eenmaal geuite zienswijze moeijelijk den naam van eene bureau-cratische handelwijze onthouden. Spr. herhaalt dusdat hij slechts omdat den raad als het ware het mes op de keel is gezet, zal hij stemmen vóór het tegenwoordig voorstel. Nadat de heer Wiersma had verklaard dat hij zich om dezelfde motieven als door den heer Troelstra zijn aangevoerd bij het voorstel van burgemeester en wethouders zal nederleg- genworden de discussiën gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. II. Wordt ter tafel gebragt het rapport der raadscommis sie, bestaande uit de heeren Suringar, Brunger en Troelstra omtrent de door de nieuw benoemde leden van den raad, de heeren mr. J. Minnema Buma en mr. J. S. Baron van Ha- rinxma tlioe Slooten, ingezonden geloofsbrieven. Met goedvinden der vergadering tot dadelijke behandeling van dit rapport overgegaan zijnde wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming conform het daarbij verstrekt advies be sloten de ingezonden geloofsbrieven goed te keuren en boven gemelde heeren als raadsleden toetelaten. III. Verder wordt ter tafel gebragt de begrooting van het stadsziekenhuis dienst 1880. Wordt besloten: deze ten fine van onderzoek te stellen in handen van de heeren Buma, v. Eijsinga en Plantenga. IV. Wordt medegedeeld en door de vergadering voor ken nisgeving aangenomen 1de goedkeuring door gedeputeerde staten van 's raads besluit tot ruiling van grond met J. en C. Radersma en 2. het berigt, dat de hulponderwijzer Pater zijne benoeming aan gemeente school no. 10 aanneemt. V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Rapport eener raadscommissie omtrent het onderzoek van de begrooting van kosten der schutterijdienst 1880. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit rapport de bovenvermelde begrooting goed gekeurd, in ontvang en uitgaaf beide tot een bedrag van 4221. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent het be drag der jaarwedde van den te benoemen hulponderwijzer aan gemeenteschool no 2. De conclusie van dit voorstel luidt: a. de jaarwedde van den te benoemen hulponderwijzer aan gemeenteschool no. 2 te bepalen op ƒ600 en bij het bezit der lioofdonderwijzersacte op ƒ700; b. art. 1 der verordening regelende de bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de gemeentescholen (gemeenteblad no. 11 van 1876) te wijzigen in dier voege, dat in plaats van de laatste alinea worde gelezen: niet in het bezit derhoofd- onderwijzersacte en de acte voor de Fransche taal 6p0-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 1