104
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 October 1879.
b. burgemeester en wethouders, onder mededeeling van
de gemaakte opmerkingen, 's raads dank te betuigen voor
hun getrouw beheer.
De voorzitter deelt mede, dat do enkele in het rapport
gemaakte opmerkingen, burgemeester en wethouders aanleiding
hebben gegeven tot het opmaken van eene memorie van be
antwoording van welk stuk-bij gemis van gelegenheid voor
ter visie-legging, der vergadering lecture wordt gedaan.
De beraadslagingen hierna geopend zijnde, zegt de heer
Dirks, dat hij op het eerste in de memorie beantwoord
punt nog even wil terug komen.
Het is der commissie toch voorgekomen, dat er, met op-
zigt tot de ontvangst der huren van verschillende kleine
woningen, wel eenige verbetering is aan te brengen. Zij
meent, dat het minder wenschelijk is, daarmede bij voort
during den directeur der gemeentewerken te belast m. Deze
toch heeft zoovele werkzaamheden, dat men hem wel, waar
zulks maar eenigzins kaneenigzins mag ontlasten.
Wat immers is wel gebleken? Dit, dat de directeur dik
wijls voor groote werkzaamheden, die regtstreeks tot zijnen
werkkring behooren, geen tijd heeft, tengevolge waarvan
meermalen tijdelijke hulp is aangeschaft, waarvan natuurlijke
buitengewone uitgaaf het gevolg werd.
De commissie nu wenscht daarom aan den directeur niet
meer de ontvangst van huren te hebben opgedragen, maar
die werkzaamheid aan den gemeente-ontvanger over te laten.
Waar spr. echter uit de memorie heeft vernomen, dat bur
gemeester en wethouders dit laatste niet wenschelijk achten,
daar meent spr., dat misschien wel een ander gemeente
ambtenaar zou zijn aan te wijzen, b. v. de marktmeester,
waarvan hij weet, dat deze voor het ojihalen en innen van
huren bijzonder geschikt is,
Verder vestigt spr. de aandacht er op, dat er meer zaken
zijn die thans den directeur zijn opgedragen, zooals b. v.
het schoonhouden van verschillende localenvooral der
scholen, werkzaamheden, waarvan, als veel tijd vorderende
en niet zoo regtstreeks tot zijn werkkring behoorende, de
directeur dient te worden ontlast.
De heer van Sloterdijck kan zich in hoofdzaak geheel
bij de opmerkingen van den heer Dirks aansluiten. Hij wil
echter nog releveren, dat het der commissie bij het nagaan
der rekening is voorgekomen, dat de vele bemoeijingenter
zake de inning van huren enz., ongunstig moeten inwerken
op de uitoefening der eigenlijke functie van den directeur.
Juist om daarin verbetering te brengen, heeft men den
wenscli geuitom hem te ontlasten van werkzaamheden
welke veel tijd innemen en niet zoo regtstreeks tot zijn werk
kring behooren.
Verder drukt spr. de hoop uit, dat burgemeester en wet
houders gevolg zullen geven aan de door hen, naar aanlei
ding van de desbetreffende opmerking, gedane toezegging,
om te overwegen in hoeverre kan worden tegemoet gekomen
aan het uitgedrukt verlangen, om meerdere specificatie te
verstrekken omtrent de onderdeelen van artikelen. Hij doet
dit, omdat hij uit de memorie van beantwoording heeft
ontwaard, dat burgemeester en wethouders zelf erkennen,
dat wel onderdeelen van sommige artikelen worden overschre
den eene handelingwelke hem minder gewenseht voorkomt.
Waarvoor toch worden artikelen in onderdeelen gesplitst,
wanneer men toch meent, daarmede geen bepaalde rekening
te behoeven te houden. Waar dit laatste het geval is zou
hij prefereren, slechts het artikel in zijn geheel te vermelden
en om op eene afzonderlijke bijlage te vermelden de onder
deelen, welke onder het artikel zijn begrepen.
De heer Troelstra kan zoo dadelijk niet inzien, dat men
den gemeente-ontvanger niet met de ontvangst der huren
welke thans door den directeur der gemeentewerken worden
geind, zou moeten belasten. Z. i. behoort bedoelde werk
zaamheid eigenaardig tot den werkkring van laatstgenoemde.
Aan den gemeente-ontvanger is immers toch de zorg voor de
ontvangst van alle gemeentelijke inkomsten. Spr. kan
volstrekt niet inzien het bezwaar om dien regel te vol
gen ten opzigte der huren, thans door den directeur ontvan
gen wordende. Den gemeente-ontvanger zou immers eene
lijst kunnen worden verstrektbevattende de gegevens waar
naar hij zou kunnen invorderen. Bovendien meent spr. dat
de ontvanger dezer gemeente eene zekere som voor bureau
kosten geniet. Daaruit zouden z. i. kunnen worden gehoed
de kostenwelke eventueel op de inning der hierbedoelde
huren mogten vallen. In ieder geval betreft het hier geld,
dat de gemeente toekomt en voor welker ontvang de ont
vanger dus eigenaardig heeft te zorgen.
De heer Bloembergen deelt mededat het thans bespro
ken punt ook reeds vroeger bij burgemeester en wethouders
is ter sprake gekomendoch dat ook toen, even als thans, de
moeijelijkheid werd ingezienom de inning van de huur der
in dezen bedoelde huisjes van den directeur der gemeente
werken bij den gemeente-ontvanger over te brengen. Vooral
maakt de vele verwisseling van huurders het wenschelijk, dat
de inning aan den directeur blijft opgedragen, voor wien die
inning dan ook niet zulk een groot bezwaar is, wijl hij toch
te beschikken heeft over een nog al vrij groot personeel.
Het is waar, den gemeente-ontvanger is eene zekere som
voor bureaukosten toegekenddoch spr. gelooftdat waar men
deze zou gaan belasten met de inning der hierbedoelde huren,
welke noodwendig moeten worden opgehaald, dit vrij zeker
tot verhooging van die som zou leiden. In ieder geval zou
de directeur ook telkens bij of van iedere verwisseling van
huurders kennis moeten geven aan den gemeente-ontvanger.
De thans gehouden bespreking zal er echter naar spr. meent
toe leidendat het onderwerpelijk punt nog nader door bur
gemeester en wethouders zal worden overwogen en blijkt het
daarbij, dat het voor een rigtige gang van zaken beter is de
bemoeijingen in zake de inning van de hier bedoelde huren
op den ontvanger over te brengen, dan zal, naar hij vertrouwt,
het collegie ook gereedelijk daartoe overgaan.
Ten opzigte van het 2e punt de „wenschelijkheid om de
verschillende onderdeelen van artikels meer te specificeren"
moet spr. opmerkendat waar aan den eenen kant de wen-
schelijkheid dier specificatie bij de inrigting der begrooting
steeds wordt in acht genomen, die specificatie toch aan den
anderen kant niet zoo moet worden opgevat, als zoude voor
ieder onderdeel van een artikel dezelfde bepalingen gelden als
voor het artikel zelve. Was dit toch het geval, dan zou liet
beter zijn van ieder onderdeel een afzonderlijk artikel te maken
en daarop, bij uitgaaf, ook afzonderlijk te mandateren. Dit
zou echter aan de administratie eene groote uitbreiding geven,
wijl thans de uitgaven, verschillende onderdeelen betreffende
maar tot een artikel behoorende, onder één hoofd van reke
ning worden gemandateerd en verantwoord. Van daar ook
dat van den aanvang af dat de gemeente-begrooting op den
tegenwoordigen voet werd ingerigt en naar spr. meent ook
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 October 1879.
105
nu nog aan het hoofd der memorie van toelichting op de
gemeente-begrooting, zooals die aan H.H. gedeputeerde staten
wordt ingezonden, uitdrukkelijk wordt opgemerkt, dat ofschoon
sommige artikelen in onderdeelen zijn gesplitst, de raad toch niet
geacht wil worden, aan de voor die onderdeelen uitgetrokken som
men gebonden te zijn, maar wel aan het montant van het geheel
artikel. Nu wil spr. hiermede niet beweren, dat afzonderlijke toe
lichting en specificatie der onderdeelen bij de rekening niet wen
schelijk is te achten, in geenen deele. Bij vele artikelen heeft men
trouwens al reeds die specificatie en toelichting aangebragt in de
verantwoording, die burgemeester en wethouders nevens de
rekening aan den raad overleggen. Hij wijst tot voorbeeld
op de daarbij gegeven specificatie der uitgaven voor onderwijs
in de verschillende scholen. Om de onderdeelen van alle
artikelen in de verantwoording afzonderlijk toe te lichten is
echter niet wel doenlijk. Evenwel meent spr. dat aan den
uitgesproken wenscli zal zijn tegemoet te komen door het
overleggen van een of meer toelichtende specifieke staten
speciaal wat betreft de posten rakende het onderhoud van
gebouwen en de uitvoering van gemeentewerken, wijl bij den
directeur dier werken de comptabiliteit zóó is ingerigtdat
zelfs wegens ieder onderdeel van een artikel eene afzonderlijke
rekening wordt gehouden.
Spr. twijfelt niet of het collegie zal gaarne in overweging
nemenin hoever ten dezen aan de gemaakte opmerking kan
worden voldaan.
De heer Bruinsma meent nog iets te moeten toevoegen
aan het door den heer Bloembergen gesprokene ten opzigte
der inning van huren door den directeur der gemeentewerken.
Z. i. dient men niet te vergeten, dat deze in zijne betrekking
niet alleen staat, maar gesteund wordt door 1 hoofdopzigter
3 opzigters en 1 klerk. Ook lette men er ojidat de huur
van alle woningen, die per jaar worden verhuurd, door den
gemeente-ontvanger worden geind.
Ook de vele mutatien, welke gedurig in het personeel van
de huurders der door den directeur verhuurde woningen plaats
hebbenmaken het wenschelijk dat deze ook met de inning
der huur blijft belast. De directeur verschijnt 2 maal per
week in de vergadering van burgemeester en wethouders en
is er nu eenige verwisseling van huurders of iets dergelijks
welnudan is er ruimschoots gelegenheid daaromtrent het
bestuur te raadplegen of mededeeling te doen.
Ook is het wenschelijkdat de zorg voor het schoonhouden
van verschillende locaien aan den directeur der gemeentewer
ken verblijft. Behalve dat het bovenvermelde ook hierop van
toepassing isblijft de directeurdoor het door hem uitge
oefend hoofdopzigt geheel op de hoogte van den toestand der
gebouwen.
De heer Wiersma verklaart, dat hij niet het woord zou
hebben gevraagdware het niet dat de beide andere wethou
ders ook hunne opinie hadden kenbaar gemaakt. Vooral waar
de heer Bruinsma het heeft doen voorkomen, alsof de direc
teur der gemeentewerken de regte man zou zijn voor de in
ning der hier bedoelde hurendaar acht hij zich verpligt door
spreken van zich den schijn te houden als zoude hij die mee-
ning deelen. Spr. is het met den heer Troelstra eens, dat
voor zoo ver gebiedende omstandigheden zulks niet bepaalde
lijk eischen, ieder ambtenaar in zijn eigen betrekking moet
blijven. Hij erkent echter, dat tegen de hier bedoelde over
brenging van werkzaamheden, bezwaren bestaan, omdat men
hier met eenen bestaanden toestand te doen heeftdoch toch
zal hem dit niet beletten, om eventueel tot die overbrenging
mede te werken.
De voorzitterofschoon niet gaarne de discussien willende
interrupperen waar het de beoordeeling der gemeenterekening
betreftmeent toch te moeten opmerkendat hij eene breede
bespreking omtrent punten als waarvan in dezen sprake is,
meer gepast zou achten, bij de behandeling der gemeentebe-
grooting. Eene uitvoerige discussie over het min of meer wen-
schelijke van administratieve maatregelen, die men toch niet
ongedaan kan maken leidt tot niets, terwijl bij de behande
ling der gemeente-begrooting gevoegelijk kan worden nage
gaan, in hoe ver het wenschelijk is voor een volgend jaar van
vroegere handelingen of gebruiken af te wijken.
Hierna niemand verder het woord verlangende, worden de
beide onderdeelen, der conclusie van het rapport successieve
lijk zonder hoofdelijke stemming aangenomen, evenals ook de
conclusie in haar geheel.
Wordt opgemerkt, dat burgemeester en wethouders zich op
grond van het bepaalde aan het slot van art. 220 der gemeente
wet zich van mede stemmen over of mede werking tot dit
besluit hebben onthouden.
2. Voorstel van burgemeester en Wethouders op een verzoek
van de heeren L. Nauta en K. ten Bruggencate, leeraren aan
hei gymnasiumom tijdelijk onderwijs in de Engelsche taal te
mogen geven aan de rijks hoog ere burgerschool.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten: aan de heeren L. Nauta
en K. ten Bruggencate, leeraren aan het gymnasium alhier
vergunning te verleenen, tijdelijk, doch uiterlijk tot aan de
aanstaande kerstvacantieonderwijs te geven in de Engelsche
taal aan de rijks hoogere burgerschool alhieronder voorwaarde,
dat de daarvoor te bestemmen lesuren in overleg met den rec
tor onder goedkeuring van heeren curatorenworden vastge
steld.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders op een schrijven
van de commissie van administratie der stadsbank van leening
omtrent de uitkeering der toegezegde subsidie uit de gemeentekas
en wijziging harer begrooting voor 1879,
De conclusie van dit voorstel strekt om:
a. burgemeester en wethouders te magtigenom aan de
commissie van administratie der stadsbank van leening uit te
keeren de toegezegde subsidie uit de gemeentekas, berekend
naar 450 'sjaars, aanvangende 12 Novenber e. k.
b. de vereischte goedkeuring tot wijziging, aanvulling, der
begrooting van administratie-kosten der stadsbank van leening,
dienst 1879, in dier voege, dat onder kapittel 7, „algemeene
administratiekosten" wordt aangebragt de som, die wegens
pensioen van den eervol ontslagen boekhouder H. Boersma,
over het tijdvak van 12 November tot ultimo December 1879
ten laste der administratie moet komen en alzoo het bedrag
van kappittel 7, zoomede het totaal der begrooting te ver-
lioogen met ƒ60.58.
De discussien ten dezen geopend zijnde, zegt de heer van
Sloterdijck, dat hij geen bezwaar heeft tegen het eerste
punt, maar wel tegen het tweede, 't Komt hem voor dat pen
sioen niet is te rangschikken onder de rubriek, „algemeene ad
ministratie-kosten." Wat doet het toch tot de administratie der
bankdat een afgaand ambtenaar wordt gepensioneerd. Spr.
blijft bij zijne meening, welke hij de eer had ook reeds vroe
ger kenbaar te maken, dat wil men pensioen op de begroo
ting brengen, men moet beginnen met het begin, nl. met