134
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 27 November 1879.
Voor deze benoeming zijn voorgedragen1. C. v. d. Velde,
2. J. Jolmers, beiden te Leeuwarden, en 3. O. Beswerda te
Lekkum. Eerstgenoemde wordt met algemeene stemmen tot
de bedoelde betrekking benoemd.
7. Benoeming van een hulponderwijzer aan gemeenteschool
no. 8.
Op de ten dezen ingediende voordragt zijn geplaatst 1. J.
Jolmers, 2. C. v. d. Velde, beiden te Leeuwarden, en 3.
C. Heidstra te Hardegarijp.
Na mededeeling van een verzoek van laatstgenoemde om
voor benoeming niet in aanmerking te komen, wordt eerst
genoemde met algemeene stemmen tot hulponderwijzer aan
gemeenteschool no. 8 benoemd.
8. Benoeming van eene voogdes en van een voogd van het
nieuw stads weeshuisin verband met de gewone aftreding.
Aanbevolen worden ter benoeming als: voogdes a. mevr.
WitteveenBolman, affcr. voogdesb. mevr. SprengerKnorre;
c. BrevetMolenburghvoogd a. jhr. mr. F. J. J. v. Eij-
singa, aftr. voogd; b. H. H. Menalda; c. G. Gratama.
Met algemeene stemmen wordt mevr. WitteveenBolman
herbenoemd als voogdes en de heer jhr. mr. F. J. J. v. Eij-
singa als voogd.
9. Benoeming van een voogd van het Nieuwe Stads Weeshuis,
ter vervulling eener buitengewone vacature.
Voor de vacature, ontstaan door het aan den heer mr.
W. W. Ivutsch verleend eervol ontslag, worden aanbevolen:
1. mr. B. W. N. Servatius; 2. I. Bolman; 3. jhr. mr. O.
de Marees v. Swinderen.
Met 14 van de 18 stemmen wordt eerstgenoemde tot voogd
van het Nieuwe Stads Weeshuis benoemd. Twee stemmen
werden uitgebragt op den heer I. Bolman, een op den heer
jhr. mr. O. de Marees v. Swinderen, terwijl 1 briefje blanco
was gelaten.
10. Benoeming van een voogd der stads armenkamerter
vervulling eener buitengewone vacature.
Ter vervulling der vacature ontstaan door het aan jhr. Q.
C. J. v. Adringa de Kempenaer verleend eervol ontslag wor
den aanbevolen, de heeren: 1. H. Albarda Sz.2. H. Beuc-
ker Andrese, 3. mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten.
De heer H. Albarda Sz. wordt met 14 stemmen tot boven
vermelde betrekking benoemd.
Twee stemmen werden uitgebragt op den heer H. Beucker
Andreae, terwijl de heeren mr. J. S. baron van Harinxma
thoe Slooten en H. Menalda ieder 1 stem verkregen.
11. Benoeming van een curator van het gymnasium.
Aanbevolen worden als zoodanig de heeren: mr. W. Terpstra,
aftredend curator, mr. J. C. Bergsma, en dr. H. A. Middelburg.
Eerstgenoemde wordt met 17 stemmen als curator van het
gymnasium herbenoemd. Op den heer dr. H. A. Middelburg
werd 1 stem uitgebragt.
12. Benoeming van een lid der commissie van toezigt op de
scholen van middelbaar onderwijs.
Op de ten dezen ingediende aanbeveling zijn geplaatst: 1. jhr.
A. O. v. d. Santheuvel, 2. J. N. Witteveen en 3. mr. E.
Star Busman.
Eerstgenoemde wordt met 10 van de 17 stemmen tot be
doelde betrekking benoemd, zulks in de plaats van jhr. mr.
I. F. v. Humalda v. Eysinga, die voor eene herbenoeming
niet weder in aanmerking wenschte te komen.
Vijf stemmen werden uitgebragt op den heer J. N. Witte
veen en twee op den heer mr. E. Star Busman.
Wordt opgemerkt, dat de heer Plantenga voor deze be
noeming plaats had, de vergadering had verlaten.
13. Benoeming van twee leden der plaatselijke schoolcommissie.
Aanbevolen worden
a. voor de vacature, te ontstaan door periodieke aftreding
van mr. J. D. Quintus, de heeren: 1. mr. J. D. Quintus;
2. F. Plantenga; 3. jhr. mr. O. de Marees v. Swinderen;
b. voor de vacature, te ontstaan door gelijke aftreding
van den heer jhr. mr. I. F. v. Humalda v. Eysinga, de
heeren: 1. F. Plantenga; 2. jhr. mr. D. O. Engelen; 3. mr.
B. W. N. Servatius.
De beide onder no. 1 geplaatste heeren worden als leden
der plaatselijke schoolcommissie benoemd, de heer mr. J. D.
Quintus met 13, de heer F. Plantenga met algemeene stem
men. Bij de benoeming van den heer Quintus werden 4
stemmen uitgebragt op den heer F. Plantenga en 1 stem op
jhr. mr. O. de Marees van Swinderen.
De punten op den oproepingsbrief vermeldhiermede afge
handeld zijnde, wordt met goedvinden der vergadering in be
handeling genomen het heden ter tafel gebragte.
14. Voorstel vnn burgemeester en wethouders tot het op nieuw
vaststellen van 4 verordeningen tegen wier overtreding straf is
bedreigd.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming en zonder dat
afzonderlijke behandeling der verschillende artikels der veror
deningen plaats vindt, worden conform de strekking van het
voorstel opnieuw vastgesteld navolgende thans vigerende ver-
deningen
a. de verordening van politie op het verkoopen enz. van
vleesch, visch en vruchten, waarvan het gebruik voor de ge
zondheid schadelijk kan zijn;
b. de verordening op het aanleggen, onderhouden en ge
bruiken der openbare ijsbanen;
c. de verordening tot voorkoming, wering en beteugeling
van besmettelijke ziekten en
d. de verordening op het houden of mesten van varkens
binnen de bebouwde kom der gemeente.
Na de behandeling dezer punten wenscht de heer de la
Failleop de vraag des voorzitters of een der leden nog iets
in deze vergadering heeft in het midden te brengenvoor en
kele oogenblikken het woord.
Het doet spr. leed een onderwerp dat in den laatsten tijd
reeds veel is besproken, ja misschien meer dan wenschelijk
en oirbaar is, te moeten aanroeren.
Hij wordt daartoe echter gedrongen door de opmerking,
welke blijkens het raadsverslagin 's raadzitting van 30 Oc
tober jl.ter gelegenheid van de behandeling der gemeente
begrooting door den heer Troelstra is gemaakt betreffende de
verordening op de prostitutie. Spr. was tijdens die opmerking
niet ter vergadering. Ware dat het geval geweestzeker zou
hij daarop niet hebben gezwegen. De heer Troelstra toch heeft
uitcijfers, voorkomende in officiële verslagen der jaren 1877
en 1878 conclusiën ten nadeele van het sanitair toezigt op
de prostituees geput, welke spr. niet kan deelen. De gelegen
heid is thans welligt minder geschikt om de onjuistheid daar
van aan te toonen, maar waar genoemde spreker zijne opmer
king maakte in eene openbare zitting, daar meent hij in ge-
Verslag der handelingen v^n den gemeenteraad
lijke zitting daartegen protest te moeten aanteekenen en ver
klaart hij zich des verlangd bereid dat te motiveren.
Verder wenscht spr. bij deze gelegenheid de aandacht van
burgemeester en wethouders te vestigen op een paar punten
deze zaak betreffende, waaruit z. i. blijkt, dat de toepassing
der verordening te wenschen overlaat.
Het heeft zijne aandacht getrokken, dat vooral in den laatsten
tijd bij het kantongeregt vonnissen zijn gevallen ter zake overtre-
ding der hier bedoelde verordening, in de eerste plaats wegens het
zich onttrekken aan het geneeskundig onderzoek niet éénmaal
maar verschillende ja, 12 a 14 maal gepleegd. Naar hij meent, is
deze wijze van handelen geenszins bevorderlijk aan eene goede
werking en geenszins geschikt om eerbied en ontzag aan de
betrokken individuen in te boezemen. Het zou toch wensche
lijk zijn, dat zoodra een délict is voorgevallen, dat délictook
dadelijk wordt vervolgd en in het algemeen, dat de verorde-
dening met accuratesse wordt toegepast. Zoo is hen nog me
degedeeld dat prostituéesdie wegens overtreding in verze
kerde bewaring zijn gesteldniet terstond worden gevisiteerd.
Hoewel misschien de verordening ten dezen geen bepaald voor
schrift bevat, zou hij het toch dienstig en overeenkomstig den
geest van de verordening achtendat ook dezewier overtre-
ding en straf dikwijls in verband staat met het besef van be
smet te zijn, aan het onderzoek werden onderworpen.
Eindelijk wil spr. nog den wensch uitsprekendat de hand
having van art. 22 alinea 3 van de verordening, waarbij het
de prostituées is verboden personen door woorden of gebaren
te lokken, aan de bijzondere zorg van de politie worde aan
bevolen.
De Voorzitter constateert, dat hetgeen de heer de la
Faille in de la:te plaats opmerkte, het eenige punt
waarvoor hij als hoofd der politie eigenlijk verantwoordelijk
kan worden gesteld. Hij kan het beweerde niet ontkennen
doch acht het bezwaarlijk dit misbruik geheel te keeren, wijl
de bedoelde personen zich wel wachten om zich aan de aan
geduide handelingen schuldig te maken in tegenwoordigheid
der politie, meestal kenbaar door hare uniform. Spr. wil
echter gaarne met den commissaris van politie in overleg
treden omtrent middelen, welke eene goede werking der ver
ordening ook op dat punt kunnen verzekeren. Wat nu de
beide andere door den heer de la Faille aangegeven punten
betreft, voor een paar dagen heeft hij eerst vernomen, dat het
meermalen gebeurt, dat verschillende overtredingen bij één
vonnis worden gestraft en dat niet iedere overtreding dadelijk
wordt vervolgd.
De geachte spreker zal echter moeten erkennendat dit
punt niet zoo zeer de politie, als wel het openbaar ministerie
bij het kantongeregt betreft, een autoriteit, die niet verpligt
is de wenken van het burgerlijk gezag op te volgen. Intus-
schen zal dit niet verhinderen, dat spreker zal trachten ook
ten opzigte van dit punt door overleg verbetering aan te
brengen.
Dit zelfde geldt ook omtrent het 3e punt. Men vergete
daarbij echter nietdat zoodra de prostitutées wegens eenige
overtreding in verzekerde bewaring zijn gesteld, zij buiten het
bereik der plaatselijke politie zijn en zeker de toegang tot hen
wordt geweigerd.
De heer de la Faille zegt, dat niet zoo zeer eene inter
pellatie in zijne bedoeling lag, maar dat hij alleen de aan
dacht van burgemeester en wethouders op een en ander wou
te Leeuwardenvan den 27 November 1879. 135
vestigen. Hij hoopt, dat bij overleg met den ambtenaar van
het openbaar ministerie en met den geneeskundigebelast
met het onderzoek der publieke vrouwen en door voortdurende
politiezorg de bedoeling van de verordening op de beste wijze
worde bereikt.
Met goedvinden der vergadering wordt alsnu nog aan de
orde gesteld
15. Vaststelling van het 2e suppletoir kohier der directe be
lasting op het inkomen dienst 1879.
De voorzitterhet noodig achtende eene vergadering met
gesloten deuren te houden heft de openbare zitting tijdelijk
op. Bij heropening dezer zitting wordt zonder discussie en
hoofdelijke stemming vastgesteld navolgend besluit
De raad der gemeente Leeuwarden,
Gezien het door burgemeester en wethouders voorloopig
vastgestelde 2e suppletoir kohier van de directe belasting op
het inkomen ten behoeve dezer gemeente, over het dienstjaar 1879.
Gelet op het bepaalde bij art. 2(55 der gemeentewet, zoo
mede op het besluit dezer vergadering van den 31 October
1878, waarbij is bepaald, dat over het loopende jaar 3.63 ten
honderd van het belastbaar inkomen zal worden geheven.
Overwegende, dat ten aanzien van dit kohier uitvoering is
gegeven aan het voorschrift van art. 264 der gemeentewet
Overwegendedat voormeld kohier een belastbaar kapitaal
aanwijst van ƒ23,983.84 en een totaal bedrag der aanslagen
van ƒ870.59.
Gelet op het besluit dezer vergadering van den 26 Junij
1879 no. 12, waarbij ten opzigte der aanslagen van het pri
mitief kohier van genoemde belasting is bepaald, dat daarvan
96,5 pCt. zal worden ingevorderd.
Besluit
1. het 2e suppletoir kohier van de directe belasting op
het inkomen ten behoeve dezer gemeente, over het dienstjaar
1879 vast te stellen op een belastbaar inkomen van 23,983.84
en in totaal der aanslagen van ƒ870.59.
2. te bepalen, dat van het bedrag dier aanslagen 96.5 pCt.
zal worden ingevorderd, tengevolge waarvan het invorderbaar
bedrag zal beloopen eene som van ƒ840.12.
3. de aanslagen invorderbaar te stellen in 2 termijnen
vervallende den 30 December 1879 en 30 Januarij 1880.
Niets verder te behandelen zijndesluit de voorzitter de
vergadering.