18 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 12 Pebruarij 1880. behandeling te maken. Intusschen heeft thans het noodige onderhoek plaats gehad en ware het niet, dat in de laatste vergadering van burgemeester en wethouders een lid van het collegie tot bijwoning verhinderd was geworden, welligt had «pr. thans iets meer kunnen mededeelen dan nu nog het geval is. In ieder geval kan naar spr. meent uit een en ander ge noegzaam blijken dat burgemeester en wethouders niet hebben stil gezeten. Overigens meent hij dat de interpellant zich op een standpunt heeft geplaatst, waarvan hij niet weet of het wel dat is van den geheelen raad. Er is zoo gesproken alsof in ieder geval binnen kort een nieuw gymnasium-gebouw moet verrijzen, onverschillig wat het kosten moetdoch zegt spr.hieromtrent heeft de raad nog niets doen blijken. Het kostenbedrag is in dezen juist het groote struikelblok. Wil de raad, zooals de interpellant schijnt te veronderstellen ieder kostenbedrag voor de stichting van een gymnasium goedkeu ren burgemeester en wethouders zijn in staat in de eerst volgende vergadering een volledig voorstel in te dienen. Het collegie heeft tot dusver echter eene andere meening omhelsd en getracht een plan voor een goed maar tevens ook voor een goedkoop gymnasium te erlangen. Bij de belangrijke uit gaven die vooral het lager onderwijs eischt en de onzekerheid welke gevolgen de invoering der nieuwe wet op dat onder wijs voor deze gemeente zal hebben zrjn burgemeester en wet houders huiverig om in dezen zonder noodzaak het uiterste tc doen. De heer Duparc wil in de eerste plaats den voorzitter dank zeggen voor de verstrekte inlichtingen, die z. i. alle hoop geven, (lat spoedig bepaalde voorstellen omtrent de stichting van een gymnasium-gebouw den raad zullen worden aange boden. Intusschen moet hij met een enkel woord terug komen op het beweren van den voorzitter, als zoude hij het hebben doen voorkomenalsof het kostenbedrag der stichting eene geheel onverschillige zaak ware. Hij meent, dat dit bij nie mand der raadsleden het geval is, althans niet bij hem. Hij heeft alleen maar dit willen doen uitkomenwij hebben een uitmuntend ingerigt gymnasium, en nu moet er ook een vol doend gebouw zijn. Ziet men nu geen kans zoodanig gebouw op betrekkelijk goedkoope wijze te erlangen, dan zal men ertoe moeten overgaan, om op minder goedkoope wijze tot het doel te komen. Men vergete niet, dat de tegenwoordige voorioopige doch tevens zeer onvoldoende localiteit niet dan met aanzienlijke kosten eenigzins behoorlijk kan worden ingerigt en dat er den nog altijd localen zullen moeten worden aangewezen waar het gymnasium kan worden gehouden, tijdens de te doene ver timmering. Dit neemt echter niet weg, dat ook aan spr. iedere gulden, welke zal kunnen worden bespaard, aangenaam zal zijn. Hij betreurt het verder, dat de voorzitter de kosten van hethoo- ger onderwijs weder in verband heeft gebragt met die van het la ger onderwijs. Het 2ijn twee zaken, die niets met elkander gemeen hebben en dan ook van elkander gescheiden behooren te worden gehouden, en hij hoopt, dat dit nu ook verder zal geschieden. Evenmin als hij ooit op het lager onderwijs zou willen gaan inkrimpen om do kostendie het hooger onderwijs vordert zou hij tot het omgekeerde zijn stem willen leenen. Trou wens de wet spreekt. Die op het lager onderwijs legt der gemeente pligten opdie op het hooger onderwijs eveneens. Om aan de voorschriften der wet te voldoen, is er geld noo- dig, en dat geld moet er komenhoe dan ook. Spr. wil geenszins ontkennendat de uitgaven voor het lager onder wijs in de laatste jaren zeer zijn geklommenspr. heeft krach tig daartoe medegewerkt. In stede echter van daarover be rouw te gevoelen, rekent hij zich dit tot eere, er werd steeds in bepaalde behoeften door voorzien. Nu moge van zekere zijde worden geklaagd over steeds toe- nemenden druk der belastingen, doch spr. vraagtwat die klagt beteekent, als men er op let, dat, terwijl in vroegere jaren meermalen 3.75 ten honderd werd geheven voor den hoofdelijken omslag, in de laatste jaren het bedrag telkens minder was en erblijkens het thans ter visie leggend kohier, ook over 1880 niet meer dan 3.63 pet. zal worden geheven Doch hoe dit ook zij, de gemeente moet een voldoend gebouw voor gymnasium hebben, en hoe eerder dat gebouw verrijst, des te beter. Eene spoedige stichting zal zijn in het alge meen belang. Het zal spr. derhalve bijzonder aangenaam zijn dat daartoe binnenkort bepaalde voorstellen worden aangeboden. De Voorzitter acht zich verpligt op het beweren van den heer Duparc, als zoude hij het hooger onderwijs ten behoeve van het lager onderwijs willen bekrimpen, even terug te komen. Geenszins is dit zijne bedoeling. Door het zoo even geavan ceerde heeft hij alleen willen doen uitkomen, dat de financiële kwestie juist hier de grootste moeijelijkheid is, waarmede men heeft te kampen. Wanneer burgemeester en wethouders wis ten, dat de raad genegen was om b. v. ƒ80.000 a ƒ90.000 voor de hier bedoelde stichting op te offeren, dan was bet zeer gemakkelijk spoedig een plan van een voldoend gymna sium-gebouw in te dienen en zou er zeker niet het tijdvak van 3% maand, waarop de heer Duparc zoo dikwijls wees, zijn verloopen zonder dat een plan ter tafel werd gebragt. Spr. meent echter dat het kostenbedrag den raad gansch niet onverschillig is en in verband daarmede hebben burgemeester en wethouders getracht een plan te erlangen van een goed doch tevens van een goedkoop gymnasium-gebouw. De heer Bloembergen meent aan het door den voorzitter gesprokene nog iets te moeten toevoegen. De heer Duparc liet het voorkomen als zouden burgemeester en wethouders, na het uitstrekken van den door hem bedoelden memoriepost wel niet hebben stil gezeten, maar zonder dat de raad iets van hunne bemoeijing vernam of daarin op eenigerlei wijze betrokken werd. Spr. moet hiertegen opkomen. Immers nog voor korten tijd heeft bij den raad, zij het dan niet in eene openbare zitting, eene bespreking plaats gehad, die ge noegzaam van het tegendeel blijk gaf. Hij zal over die be spreking, als plaats hebbende gehad in eene geheime zitting, thans niet uitweiden maar z. i. gaf zij duidelijk blijk dat burgemeester en wethouders zooveel mogelijk er op bedacht zijn, om zoo spoedig en zoo goed mogelijk aan de voorgeno men stichting uitvoering te geven. Voor 't overige sluit spr. zich geheel aan bij hetgeen door den voorzitter is in het midden 'gebragt en heeft hij goeden moed dat binnen kort zoodanige opening van zaken zal kun nen worden gegeven als tot eene 'spoedige verwezenlijking der zaak zal kunnen lijden. Niemand verder het woord verlangende, sluit de voorzitter de vergadering. Verslag der handelingen van den gemeenteraad tc Leeuwarden, van den 20 February 1880. 19 Vergadering van Donderdag den 26 Pebruarij 1880. Tegenwoordig 17 leden. Afwezig de heereu de la Faille en Plantenga met- eu de heer Bakker zonder kennisgeving. Voorzitter de heer Mr. VV. J. v. Welderen baron Rengers. I. De notulen van de vorige op 12 Pebruarij 1880 gehou den vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Bij monde van den heer van Sloterdijck wordt namens de daartoe benoemde raadscommissie rapport uitgebragt om trent liet onderzoek van den geloofsbrief, ingezonden door het nieuwbenoemde raadslid, den heer D. van Goens. De commissie stelt voor den ingezonden geloofsbrief goed te keuren en adviseert mitsdien den heer D. van Goens als raadslid toe te laten. Wordt besloten dit rapport nog heden in behandeling te nemen en wel na afdoening der punten op den oproepings brief vermeld. III. Wordt ter tafel gebragt: 1. Het rapport een er raadscommissie belast geweest met liet onderzoek eener aanvraag om magtiging tot het doen van af- eu overschrijvingen op de begrootiug vau het stads zieken huis, dienst 1879. De commissie adviseert hierbij de gevraagde magtiging te verleen en. 2. Een voorstel van burgemeester en weihouders tot uit loting van aandeelen in gemeentelijke geldleeningen. Burgemeester eu wethouders stellen hierbij voor om over te gaan tot (1e uitloting van a. 3 aandeelen in de geldleeninggroot 60,000 rentende 5 °/0 vastgesteld den 24 October 1872; b. 3 aandeelen in de geldleening, groot ƒ200,000, ren tende 5 °/0vastgesteld den 8 Mei 1873; c. 1 aandeel in de geldleeninggroot ƒ40,000rentende 4 Va °/ovastgesteld den 26 November 1874; d. 2 aandeelen in de geldleening, groot 90,000rentende 4Va °/o» vastgesteld den 13 Mei 1874. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van A. J. Bosma en M. J. Groene woud om vergunning tot demping van eene sloot cn gebruik van gemeentegrond. De conclusie van dit voorstel luidt: I. aan Albert Jans Bosma en Meindert Jurjens Groene- woud te Leeuwarden, op hun daartoe strekkend verzoek ver gunning te verleenen tot het dempen der sloot, aanwezig tussclien liet perceel grondkadastraal bekend gemeente Leeu warden, sectie D. no. 401gelegen ten oosten van den straat weg naar de Bontekoe en liet perceel land sectie E no. 887, over de lengte van 22 meter; II. aan de personen, sub 1 genoemd, to vergunnen om de westelijke helft van de tc dempen sloot, benevens een ge deelte van de plek grond, sectie D no. 401, te zamen ter breedte van 5 meter, gemeten uit het midden der sloot en ter lengte voor het noordelijkst te plaatsen huis van 7.50 meter en voor het zuid ïlijkst te plaatsen huis van 11.50 meter tot wederopzegging als bleek te gebruikeneen en ander onder de volgende voorwaarden a. de adressanten moeten op hunne kosten 1. het dempen der sloot bevorderen en ten behoeve der waterlossing, 50 centimeter boven den bodem der sloot eene buis doen leggen, niet minder wijd dan 25 centimeter diame- BlJVOEGSEL, BEIIOORENDE BIJ DE LEEUWABDER COURANT. ter en gemaakt van portland cement of van Engelsclie ge bakken buizen. Deze waterlossing moet ten allen tijde door hen of hunne regt verkrijgen den ten genoegen van burgemeester en wethou ders in goed bruikbaren staat worden gehouden; 2. op het midden der gedempte sloot, volgens aanwijzing van den directeur der gemeentewerken plaatsen en voortdu rend ten genoegen van burgemeester een wethouders onder houden een ijzeren of houten hek, hoog 1 meter; 3. de op de aangeduide terreinen aan te leggen bleeken aan de noord-, zuid- en westzijden voorzien van stekken, ge lijk aan dat sub 2 aangeduid en zorgen dat deze voortdurend in goeden staat worden onderhonden b. de adressanten moeten voor de hun verleende vergun ning om gemeentegrond tot bleek te gebruikenjaarlijks aan de gemeente betalen eene retributie, die voor liet noordelijkst gedeelte op 2 en voor het zuidelijkst gedeelte op f 3 wordt bepaald en telken jare ten kantore van den gemeente-ontvan ger bij vooruitbetaling moet worden voldaan vóór of op den 1 April, doch voor liet. eerste jaar binnen acht dagen na het opmaken der acte, waarbij het aannemen der verleende ver gunning onder de gestelde voorwaarden, door de adressanten wordt geconstateerd c. bij opzegging der vergunning, sub II bedoelddoor het gemeentebestuur, geschiedt, zulks voor den 1 December bij eenvoudige schriftelijke mededeeling, tengevolge waarvan de grond, voor biceken gebruikt öp den volgenden Ion April ter be schikking van de gemeente moet worden gesteld en de daar om geplaatste stekken zijn weggenomen d. bijaldien adressanten of hunne regtverkrijgenden. het gebruik der bleeken willen doen eindigenis ten aanzien van eene opzegging hunnerzijds liet sub c bepaalde van-toepassing e. wanneer adressanten of liunne regtverkrijgenden nalatig zijn in liet opvolgen van een of meer der gestelde voonvaar- I denzullen burgemeester en wethouders het regt hebben te gelasten dat alle krachtens dc verleende vergunning gemaakte I werken ten koste van eerstgenoemden worden opgeruimdde I gedempte sloot op liet vroegere profil weder ontgraven en het terrein tusschen die sloot cn de bestrating des wegs in den vorigen toestand gebragt worde; f. ieder der adressanten of hunne respectieve regtverkrij genden is en blijft solidair verantwoordelijk voor de naleving dezer voorwaarden. 4. Voorstel van burgemeester en w ethouders op een ad.ro van J. Radersma om vergunning tot liet leggen van een stoep op gemeentegrond, langs de hui/.mge Westersingel no. 15. Dit voorstel strekt om aan J. 8. Radersma en Cecilia Ra- dersma, zonder beroep, beide wonende alhier, als te zamen j eigenaren van liet huis plaatselijk gekwoteerd Westersingel no. 15, tot wederopzegging vergunning te verleenen, om vóór liun huis en langs de geheel e breedte daarvan een stoep te maken ter breedte van hoogstens 50 centimeter, onder voorwaarde: odat op den stoep geen hekken, palen of-leuningen ge plaatst mogen worden en hij niet mag dienen tot bergplaats van hout of wat ook anders b. dat de adressanten of hunne Regtverkrijgenden jaarlijks voor het gebruik van den grond waarop de stoep ligtvóór of op 1 Meiten kantore van den gemeente-ontvanger moe ten betalen vijftig cent c. dat wanneer aan een dezer voorwaarden of aan beide niet wordt voldaan, de krachtens deze vergunning gelegde 4

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 1