Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Maart 1880.
ment in het voordeel vau de door hem gewenschte plaats te
kunnen en moeten bijbrengen. Er is nl. bij het plan, zooals
het is liggende, geen ruimte voor een gymnastieklokaal. Toch
is de gymnastiek ook onder de leervakken van het gymnasium
opgenomen. Nu wenschen burgemeester en wethouders wel
in die behoefte later door bijbouwing te voorzien, maar bij
spr. is het denkbeeld gerezen of, bij eventuele plaatsing van
het gymnasium-gebouw op het Oude Veemarktterreinniet
met het rijk eene overeenkomst zou zijn te treffen omtrent
het gebruik van het zoo nabij gelegen gymnastieklocaal der
rijks hoogere burgerschool. Hij weet niet, in hoever zooda
nige overeenkomst kans van slagen zou hebben, maar de mo
gelijkheid is toch geenszins uit te sluiten.
De heer Wiorsma wenscht kortelijk den heer van Sloter-
dijck te beantwoorden. Deze heeft gevraagd, wat plan heeft
men dan toch met de Oude Veemarktals het terrein hier
van minder in waarde wordt geacht dan dat bij Reijndersbuurt.
Genist kan spr. verzekerendat er bij het collegie van bur
gemeester en wethouders nog geen plan is besproken. Alleen
de welstand is hetdie men hier voornamelijk op het oog
heeft. Naar spr. zich persoonlijk voorstelt zou bij eventuele
bebouwing ter plaatse een square ontstaan.
Het komt hem voorts voordat de heer van Sloterdijck
dwaalt, waar hij beweert, dat waar geen plan tot bebouwing
van het oude Veemarktterrein bestaat, er geen sprake zoude
kunnen zijn van waarde van eenig terrein. Heeft de gemeente
opene grond, dan vertegenwoordigt die grond voor haar zekere
waarde, onverschillig of die grond voor eenig bepaald doel is
aangewezen. Wordt er eenmaal door stichting van een gebouw
over dien grond beschikt, dan wordt hij uit het verkeer genomen
en houdt op beschikbaar te zijn. Dit is dus voor beide terreinen
gelijk. Wanneer de gemeente nu beschikt over het terrein bij de
Infirmerie, dan blijft dat van de Oude Veemarkt disponibel; dan
heeft zij altijd de magtdat terrein te commercieren, en wil zij
dat nu nietde bevoegdheid heeft zij toch zij kan het desnoods
doen. Bij die bevoegdheid is het niet te ontkennen dat het
terrein der Oude Veemarkt meer waarde heeft, dan dat bij de
Infirmerie. Men moet niet vergeten, dat bij eventuele stich
ting van liet gymnasium-gebouw op eerst bedoeld terreindat
terrein voor goed uit den handel geraakt en het behoud van
laatstgenoemd terrein daartegen niet kan opwegen.
Het laatstelijk door den heer van Sloterdijck aangevoerde
argument betreffende het gymnastiek-onderwijs acht spr. niet
klemmend.
Hij wil er op wijzen, dat de overgang der leerlingen van
liet gymnasium naar het gymnastieklocaal zijne bezwaren
heeft. Het toezigt der leeraren op de leerlingen buiten de
school is minder goed en werkelijk zeer moeijelijk. vSpr. weet
dit en zal dan ook gaarne er toe mede werken om te zijner
tijd een locaal voor gymnastiek-onderwijs aan het gymnasium
toe te voegen. Voor dezen oogenblik is ter zake echter niet
te doen en moet men zich den bestaandeu toestand getroos
ten. Die toestand is z. i. daarom een slecht argument om
er op aan te dringendat voor de stichting van het gymnasium
gebouw het oude Veemarktterrein wordt aangewezen in plaats
van dat door burgemeester en wethouders voorgesteldom
dat dit zelfde argument mede door curatoren is aangevoerd,
om aan te toonen dat het tijdelijk gynmastiekgebouw in de
Doelestraat niet aan de eisehen voldoet. Eindelijk wenscht
spr. nog even terug te komen op het punt door den lieer
Dirks in het midden gebragt, n.l. de onzekerheid welke vol
gens het voorstel van burgemeester en- wethouders wordt ge
laten omtrent de juiste plaats van stichting. Teregt zegt
spr.is er door den voorzitter op gewezendat die plaats nog
onmogelijk precies is aan te geven. Ook hij kan echter ver
zekeren, dat het in de bedoeling van het dagelijksch bestuur
ligt, het gebouw te plaatsen met het front naar de gasfa
briek. Do kracht van de door den heer Dirks bedoelde clau
sule is deze, 0111, waar het terrein voor de beoogde stichting
te groot is, later te kunnen nagaan welk terrein vóór het
gebouw moet worden gelaten. Hij vat het voorstel zóó op,
dat het gebouw zal komen in de rigting van de Vijzelstraat,
doch dat de vaststelling der juiste rooijing aan burgemeester
en wethouders wordt overgelaten en deze dus de bevoegdheid
hebben het gebouw ook eenige meters verder af naar achter
te doen plaatsen.
Hierna worden de discussiën gesloten en het door den heer
van Sloterdijck ingediende amendement, strekkende om voor
de beoogde stichting het Oude Veemarkterrein aan te wijzenin
stemming gebragt. De uitslag hiervan is, dat het amende
ment met 14 tegen 5 stemmen wordt verworpen. Vóórstem
den de heeren v. Sloterdijck, Hommes, Kijmmell, Miünema
Buma en C. W. A. Buma.
Na eenige bespreking tusschen den lieer Bruinsma en den
voorzitterover eene meer juiste aanduiding der plaats van
stichting, wordt alsnu onveranderd de conclusie van het door
burgemeester en wethouders ingediend voorstel in stemming
gebragt en met 18 tegen 1 stem, die van den heer v. Sloter
dijck, aangenomen. Tengevolge hiervan is besloten een ge
bouw voor het gymnasium te stichtenvolgens het plan door
den directeur der gemeentewerken ingezonden bij missive dd.
0 Maart 1880, no. 9 7 op het terrein, gelegen tusschen de
doorgraving op Camstraburen en de gracht voor de gasfabriek,
de juiste plaats nader te bepalen.
Met goedvinden der vergadering wordt alsnu in behande
ling genomen het heden aangebragte
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming
van een eersten onderwijzer aan de gemeentelijke gymnastiek-
school.
De conclusie van het voorstel luidt: 3
a. in te trekken 's raadsbesluit van 24 April 1879, no. TO;
b. met ingang van den 1 April 1880 te benoemen tot ln
onderwijzer in de gymnastiek, den heer Hendrik Weidijk,
thans tijdelijk met die functiën belast en zulks op eene jaar
wedde van ƒ1000 en verder op voorwaarden, door burge
meester en wethouders in overleg met de raadscommissie voor
de gymnastiek nader vast te stellen, evenwel onder de spe
ciale bepaling, dat voor de regeling van de comptabiliteit,
eene som van ƒ700 zal worden gerekend als bezoldiging voor
het geven van onderwijs aan leerlingen der verschillende ge-
meente-inrigtingen voor gewoon en meer uitgebreid lager en
middelbaar onderwijs en eene som van ƒ300 als belooning
voor het geven van onderwijs aan de leerlingen van het gym
nasium.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt het sub a
gemelde besluit ingetrokkenterwijl overeenkomstig het sub
b voorgestelde de heer H. Weidijk met algemeene stemmen
tot ln onderwijzer aan de gemeentelij] gymnastiekschool
wordt benoemd.
4. Benoeming can een tweeden onderwijzer aan de gemeen
telijke gymnastiekschool.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Maart 1880.
31
Op de ten dezen ingediende aanbeveling komen voor
1. Willem Frederik Hijgenaar te Hengelo, 2. Albert Sikkens
te Assen. Met algemeene (19 stemmen) wordt eerstgenoemde
tot de gemelde betrekking benoemd.
5. Voorstellen van de verordeningscommissiebetreffende
wijziging van de verordening op het houwen en inrigten van
woningen enz.met de op het eerste voorstel ingediende amen
dementen.
(Zie bijl. no. 20 der bijlagen van 's raadsverslag over 1879.)
Wordt opgemerkt, dat de op het primitieve voorstel inge
diende amendementenafkomstig van den heer Troelstra
strekken om:
Aan art. 1 toe te voegen het volgende:
Deze kennisgeving wordt in handen van een ambtenaar der
gemeentewerken gesteldwelke verpligt is op den bouw of
verbouw toezigt te houden en na den afloop daarvan een ge
detailleerd rapport aan burgemeester en wethouders in te zenden.
Art. 2 lett. d te doen vervallen.
Aan 1 nog de volgende bepalingen toe te voegen:
Art. 14. Na de inwerkingtreding dezer verordening mogen
verdiepingen onder den beganen grond niet meer tot woning
worden ingerigt.
Art. 15. Op gebouwen of gedeelten van gebouwen niet tot
woning dienend**maar welke daartoe worden ingerigt, zijn
de bepalingen van art. 1, 2, 3, 4, alinea 2, 6, 7, 8, 9 alinea
2 en 3 en 10 van toepassing.
Art. 16. Indien na de inwerkingtreding dezer verordening
woonhuizen voor meer gezinnen dan bij het inwerkingtreden
der verordening het geval is ter bewoning beschikbaar worden
gesteld of door meer gezinnen worden betrokken, moeten het
vertrek of de vertrekken voor elk gezin bestemd eene inhouds-
ruimte hebben van minstens 32 stèredaaronder den inhoud
van kasten en bedsteden niet begrepen.
Art. 17. Na de inwerkingtreding dezer verordening mogen
logementhouders, herbergiers en slaapsteehouders geene ver
trekken van minderen inhoud dan 23 stèredaaronder den
inhoud van kasten en bedsteden niet begrepenvoor de .uit
oefening van hun beroep bezigen.
In elk vertrek mag voorts tegelijk aan geene meerdere per
sonen nachtverblijf worden verleend, dan van één per elke 4
stère inhoud.
Aan art. 14 toe te voegen het volgende:.
Behalve dit algemeen toezigt wordt jaarlijks door een amb
tenaar van de gemeentewerken, op last van burgemeester en
wethouderseen pertinent onderzoek ingesteld maar den toe
stand en de inrigting der geringe woningen zijn deswege in
te dienen gedetailleerd rapport wordt door burgemeester en
wethouders zoo noodig met hunne beschouwingen en voor
stellen aan den raad overgelegd.
Art. 27 te lezen als volgt:
Voor de naleving van de voorschriften van 1 is degene,
voor wiens rekening gebouwd of verbouwd wordt, of de eige
naars en wat art. 17 betreft, zij die het beroep uitoefenen,
aansprakelijk.
Waar het eene vereeniging betreft zijn har<* bestuurders
aansprakelijk.
In art. 28 voor de woorden „en der stadsreiniging" te lezen
..de directeur en de opzigters der stadsreiniging.'*
De artikelen 1431 te nomineren 1835.
Verder wordt opgemerkt, dat tengevolge 's raadsbesluit d.d.
8 Januarij j.l.strekkende o. a. tot renvooi der stukken aan
de raadscommissie voor het ontwerpen van strafverordeningen,
deze commissie de conclusie van haar voorstel d.d. 18 De
cember 1879 heeft gewijzigd wat onderdeel 1 betreft en wel
in dier voege, dat de daarbij bedoelde wijzigingen der veror
dening zullen luiden als hierna is omschreven.
De lieer Troelstra zou gaarne vooraf eenige inlichting
ontvangen omtrent de voorgenomen wijze van behandelen.
Gaarne zou hij willen weten of het in de bedoeling ligt, om
alleen de voorstellen der verordeningscommissie met de inge
diende amendementen te doen behandelen of wel om het ge
heel ontwerp artikelsgewijze aan de beraadslaging en beslis
sing van den raad te onderwerpen.
De Voorzitter zegt, dat, wauneer wordt nagegaan wat
de aanleiding van de behandeling dezer verordening bij de
verordeningscommissie is geweest en wat aan die behandeling
is voorafgegaanhet zeker niet te verwonderen isdat het
in zijne bedoeling ligt om alleen de door de commissie voor
gestelde wijzigingen tot een punt van beraadslaging te maken.
Er is ook geen bepaald voorstel tot geheele herziening dei-
verordening gedaan en spr. zou deze ook niet wenschelijk
achten.
De zaak is slechts dezeBurgemeester en wethouders is
het naar aanleiding van ingekomen adressen noodig voorge
komen dat enkele bepalingen der verordening worden ge
wijzigd. Tengevolge daarvan hebben zij de verordeningscom
missie uitgenoodigd een onderzoek in te stellen, welke onder
deden der verordening naar haar inzien zouden dienen te
worden gewijzigd en deze heeft aan die uitnoodiging voldaan.
Spr. vreest, dat men, door de verordening in haar geheel
te behandelen, zich op gevaarlijk terrein zou begeven. Hij
voor zich is door de vernieuwde behandeling der zaak be
vestigd in zijne opinie welke hij de eer had voor 6 jaar uit te
spreken11.I. dat in dezen eene moeijelijke materie is te
regelen en dat, hoe uitstekend de bepalingen ook worden ge
maakt, de handhaving er van op vele bezwaren stuit. De
ervaring heeft doen zien, dat hij zich niet heeft bedrogen.
Hij aarzelt om verder te gaan dan de voorstellen der veror
deningscommissie reiken en zou met het oog zoowel op de
opdragt aan die commissie verstrekt als op de moeijelijke be
handeling bij den raad, niet gaarne tot ingrijpende wijzigin
gen overgaan.
Den heer Troelstra blijkt 1111 duidelijk des voorzitters
bedoeling.
Hij was eerst van meening dat het geheel ontwerp artikels
gewijze in behandeling zou worden gebragt en het schijnt,
dat ook de raad dat gevoelen deelde, althans, de door hem
ingediende amendementen werden naar de raadscommissie
verzonden en van onontvankelijk verklaring was geen sprake.
Heeft spr. des voorzitters bedoeling begrepen, minder goed
vat hij de portee van het voorstel der verordenings-commissic,
luidende: «2. naar aanleiding van de sub 1 vermelde wijzi
gingen de meergenoemde verordening op nieuw vast te stel-
„len overeenkomstig het hierbij overgelegde ontwerp."
Waarvoor dit voorstel Onverschillig of het wordt aange
nomen of verworpen blijft toch in beide gevallen de gewij
zigde verordening van kracht. Deze overweging in verband
met de omstandigheid dat de commissie boven de verordening
het woord .ontwerp" heeft geplaatst, deed hem overhellen tot
de meening, dat thans de verordening in haar geheel zou wor-