36 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Maart 188U. Art. 12. De opene goten moeten ten minste 20 centimeter breed en 5 centimeter nol zijn. Na art. 13 op te nemen een nieuw artikel van volgenden inhoud Art. 14. Op gebouwen of gedeelten van gebouwen, niet tot woning dienende, maai welke daartoe worden ingerigt, zijn de bepalingen van art. 1, 2, 3, 4, alinea 2, 6, 7, 8, 9alinea 2 en 3 en 10 van toepassing. Op het oud art. 26 te doen volgen als opschrift: 3. Algemeene en strafbepalingen" en als eerste daarvan vast te stellen het volgende: Art. 28. Voor de naleving van de voorschriften van 1 is degene, voor wiens rekening gebouwd, verbouwd of ingerigt wordt, aansprakelijk, tenzij de overtreding van de verordening een gevolg is van schuld of nalatigheid van den eigenlijken bouwer of van den aannemer, in welk geval deze daarvoor aansprakelijk is. Geschiedt het werk voor rekening van of door eeue veree- niging, dan zijn, behoudens de in alinea 1 genoemde uitzon dering, hare bestuurders, of, indien de uitvoering aan een of meer hunner is opgedragen, dezen aansprakelijk. In het nieuw art. 29 achter het woord politie te roijeren het woordje -en", in de plaats hiervan te stellen de woorden ,de directeur en de opzigters" en dientengevolge den aanhef van dat artikel te lezen Art. 29. Aan burgemeester en wethouders en de raadscommissien ingevolge deze verordening te benoemen, de ambtenaren en bedienden van politie, de directeur en de opzigters der stads reiniging, zoomede enz. De wijzigingen voorgesteld ten opzigte van artt. 2, 3, 7 j 10 en 12 worden allen zonder hoofdelijke stemming goedge- j keurd, zulks nadat de commissie, naar aanleiding eener op- merking van den heer Bloembergen haar voorstel omtrent j art. 12 in dier voege had gewijzigd, dat daarin worde ge- lezen in plaats van -ly2 stère" en ,2 stère", „minstens IV2 j stère" en -minstens 2 stere." Bij het voorstel der commissie om aan 1 toe te voegen het door haar voorgedragen nieuw artikel 14, verklaart de heer Troolstra de door hem ingediende doch niet door de com missie overgenomene amendementen in te trekken, waarna ook dit voorstel der commissie zonder hoofdelijke stemming wordt i goedgekeurd. Het voorstel omtrent artikel 28, geeft aanleiding tot eenige discussie. De heer van Harinxma geeft der commissie in over- weging 0111 de laatste helft, van alinea 1 van dit artikel, en wel te beginnen bij het woordje „tenzij" te doen vervallen, 1 tengevolge waarvan die alinea zou luiden: -voor de naleving van de voorschriften van 1 is degenevoor wiens rekening gebouwd, verbouwd of ingerigt wordt, aansprakelijk." Spr. acht het niet wenschelijk, dat de gemeente zich stelt tegenover twee personen en als liet ware naar den schuldige moet zoeken. Laat men hem, voor wiens rekening gebouwd of verbouwd wordt, aansprakelijk stellendan heeft deze toch weer verhaal op den aannemer. Nadat de Voorzitter had opgemerkt, dat het bezwaarlijk is en niet wel opgaat alleen hem aansprakelijk tc stellen voor wiens rekening wordt gebouwd of verbouwd, omdat het hier betreft eene verordening, tegen wier overtreding niet alleen boete maar ook gevangenisstraf is bedreigddringt de heer van Sloterdijck aan op behoud van het artikel zooals het door de commissie is geredigeerd. Deze heeft gemeend voor de naleving "der verordening aansprakelijk te moeten stellen hem, die billijkerwijs de schuld moet dragen. Het woordje „tenzij" duidt eene exceptie aaneen geval dat kan gebeuren, waarop men bij de verordening wil hebben gerekend en waarvan het bewijs rust op hem, voor wiens rekening gebouwd is. Nadat ter zake nog eenige bespreking had plaats gehad tussclien de heeren v. Harinxma, van Sloterdijk en Wiersiua. dient eerst genoemde een amendement in, strekkende, om ter verduidelijking der bepaling achter het woordje -tenzij" te laten volgen de woorden „hij bewijze dat." Dit amendement wordt met 12 tegen 7 stemmen aange nomen. Tegen stemden de heeren Bloembergenv. Sloter dijck, Plantenga, Kijmmell, Duparc, Minnema Buma en C. W. A. Buma. Alinea 1 van art. 28 wordt hierna, even als ook alinea 2 en het geheele art., zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Het door de commissie voorgestelde art. 29 geeft geen aanleiding tot discussie en wordt onveranderd vastgesteld. Hiermede de verschillende voorgestelde wijzigingen en punt 1 1 der conclusie van het voorstel der verordening-commissie afgehandeld zijnde, wordt aan de orde gesteld punt 2 der conclusie, luidende: 2. naar aanleiding van de sub 1 vermelde wijzigingen de meergenoemde verordening op nieuw vast te stellen overeen komstig het hierbij overgelegde ontwerp. De beraadslagingen omtrent dit onderdeel geopend zijnde zegt de heer Troelstra, dat zoo straks bij de door hem I ingediende motie is gebleken dat de meerderheid van den raad geen uitstel der behandeling wenschte. Tevens is daarbij echter geblekendat de door hem aangewezen leemten in de j verordening niet zijn weersproken en dat eene herziening ook j wel door anderen dan spr. wenschelijk wordt geacht. Nu j komt het hem niet ondienstig voor, dat thans worde bepaald dat de verordening binnen een bepaalden termijn aan eene algeheele herziening zal moeten worden onderworpen. Men kan dan eerst de verordening zooals zij thans is gewijzigd een tijdlang laten werken en zien in hoe ver de ondervinding zal leeren dat ze uitvoerbaar en doeltreffend is. Spr. stelt dien tengevolge voor, ojn aan sub 2 van de conclusie van het voorstel der verordeningscommissie toe te voegen: „onder bepaling dat zij binnen 2 jaar zal worden hei zien." Naar aanleiding van eenige bespreking tusschen de heeren Duparc, van Sloterdijck en Troelstra, wijzigt laatstgenoemde zijn voorstel in dien zindat aan de op nieuw vast te stellen verordening als slotbepaling wordt toegevoegd een nieuw art., luidende: -Deze verordening wordt herzien voor 1 Jan. 1883." Hierna wordt onderdeel 2 der conclusie van het voorstel der verordenings-commissie zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd, even als ookna eenige bespreking tusschen den heer Suringar en den voorzitter, het 3e of laatste onderdeel luidende -3. Te verklaren, dat het verzoek van de firma B. - J. Voss en Zonengedaan bij haar adres van 8 September 1879 -niet voor inwilliging vatbaar is en het mitsdien af te wijzen." Wordt opgemerkt, dat tengevolge de heden en bij raads besluit dd. 10 Januarij 1878 aangebragte wijzigingen is vast gesteld navolgend besluit „De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat, de ver ordening op het bouwen en inrigten van woningenzoomede 10 11 13 9 10 12 s 9 11 7 8 10 6 7 9 0 6 8 4 5 7 3 4 6 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 Maart 1880. tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige wonin-waar de breedte is van 11 tot 12 meter, 14 meter genvastgesteld bij raadsbesluit van 26 Februarij 1874 en gewijzigd bij besluit van 10 Januarij 1878, te herzien; Gezien art. 135 der gemeentewet; Besluit Vast te stellen de navolgende VERORDENING ophot bouwen en inrigten van woningen, zoomede tegen hot bewonen van voor do gezondheid nadeelige woningen. 1. Van het houwen en inrigten van woningen. Art. 1. Van het voornemen tot het bouwen van nieuwe of geheel verbouwen van bestaande woningen moet schriftelijk kennis worden gegeven aan burgemeester en wethouders. Art. 2. Bij dat bouwen of geheel verbouwen moet: a. waar de grond niet uit zich zelf droog is, ter beoor deeling van burgemeester en wethouders, de vochtige specie ter diepte van ten minste 0,50 meter uitgegraven en de ge maakte uitdieping met zuiver zandcintels of andere naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor de gezondheid onschadelijke stoffen gevuld worden. Voor ophooging, zon der voorafgaande noodzakelijke uitgravingmoeten dezelfde stoffen gebruikt worden b. onder houten vloeren van den beganen grond, waar onder geene kelders zijnover de geheele oppervlakte eene ruimte van minstens 20 centimeter hoogte worden gelaten. Deze ruimte moet worden gevloerdhetzij met een laag steen- kolen-cintelster dikte van minstens 5 centimeterhetzij met twee platte lagen steen van geen mindere hardheid dan die van middel bonte mopin slappe basterd tras gewerkten door middel van opene roosters in gemeenschap staan met de buitenlucht c. de bovenkant van den beganen grond ten minste 0,15 meter boven den stoep, of als er geen stoep is, boven de straat of het voetpad langs de woning zijn; d. bij verdiepingen onder den beganen grondvoor zooverre tot bewoning bestemd, deze zooveel worden verhoogddat de onderkant van de balken over de verdieping ten minste 0,60 meter boven de straat of het voetpad langs de woning zijn. Art. 3. Voor elke nieuwe of geheel verbouwd wordende woning moeten: a. de muren en vloeren van de verdieping onder den bega nen grond of kelder van waterkeerende materialen worden gemaakt b. de fundamenten onmiddelijk aan en ter diepte van min stens 10 centimeter beneden het trasraam geheel gemetseld wórden met slappe basterd trasvan steen die geene mindere hardheid heeft dan die van middelbonte mopen de meerdere diepte daar beneden in zand worden gewerkt; c. op elk fundament een trasraam worden gemaakt van klinkertsteen in basterd tras, ten minste ter diepte van 15 centimeter beneden de straat of het voetpad langs de woning en ter hoogte van ten minste 10 centimeter boven den bega nen grond in de woning. d. de steenen voor de buitenlagen van de buitenmuren ten minste de hardheid hebben van ondergele mop. Art. 4. De hoogtetot welke gebouwenmuren of schut tingen mogen worden opgetrokken, wordt bepaald als volgt: waar de aangrenzende straat of die straat met het water 12 meter of daarboven breed is, anderhalf maal de breedte van die straat of van die straat met het water; 37 - -T - beneden 3 meter, 5 meter. Waar de breedte van de straat of de kade met het water minder dan 3 meter bedraagt, mag geen nieuw gebouw wor den opgetrokken dan op den afstand van 6 nieter van het tegenoverstaand gebouw, muur of schutting. Ingeval van vernieuwing of herstelling mogen de gebouwen tot dezelfde hoogte als vroeger worden opgetrokken. Het te vernieuwen of te herstellen gebouw mag echter niet eerder worden afgebrokendan na voorafgaande kennisgeving van het voornemen daartoe aan burgemeester en wethouders en nadat deze de hoogte van het te vernieuwen of te her stellen gebouw hebben doen meten. De hoogte wordt gemeten uit de straat of het voetpad vóór het huis tot aan den bovenkant der lijst, of, zoo deze er niet istot halverwege de hoogte van het dak. Door breedte der straat wordt verstaan de afstand tusschen de voorkanten der tegen elkander overstaande gevels. Het dak mag aan weerszijden niet steiler worden opge trokken, dan met een hoek van 45 graden en moet van eene goede afwatering voorzien zijn. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders eene afwijking toestaan van de bepalingen, in de eerste en voorlaatste alinea van dit artikel voorkomende. Art. 5. Bij het aanleggen van eene nieuwe buurt moet tusschen de tegenover elkander staande gebouwen eene breedte van ten minste 6 meter zijn. Art. 6. De hoogte van woon verdiepingen tusschen den vloer en het plafond of waar dit niet bestaat, tusschen den vloer en den onderkant van den zolder, mag niet minder dan 3 meter zijnbij verdiepingen onder den beganen grond moet deze hoogte ten minste 2,20 meter bedragen. Indien bij woningen van meer verdiepingen overigens vol doende hoogte der woonvertrekken aanwezig is, kan afwijking van deze bepalingen door burgemeester en wethouders wor den toegestaan. Art. 7. De oppervlakte van elke woning mag niet minder zijn dan 25 centiare binnenwerks. Art. 8. Ieder bewoond vertrek moet ten minste één licht raam hebben. De grootte van de lichtdoorlatende gedeelten van dat licht raam of van die van meerdere lichtramen of lantaars te zameu moet ten minste een zevende van de oppervlakte des ver- treks zijn. Van de lichtramen moet ten minste één kunnen worden geopend. Art. 9. Elke woning moet ten minste van één privaat zijn voorzien, dat door middel van een beweegbaar lichtraam of luchtkoker met de buitenlucht gemeenschap heeft. Burgemeester en wethouders kunnen vergunnen, dat van die bepaling worde afgeweken, indien in de nabijheid van 30 I meter een publiek of een gemeenschappelijk privaat aau- I wezig is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 7