Verslag der handeliugeu van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 8 April 1880. Het genoemde reglement te wijzigen en aan te vullen als volgt 1. in liet hoofd van het reglement en in de artt. 1 en 26 achter het woord „Bergum" te lezen „Bergumerheide" 2. in art. 7 achter alinea 8 in te lasschen de navolgende zinsnede „van Bergumerheide op Donderdag in de maanden April, Mei, Junij, Julij en Augustus, des middags te 1 uur, en in de overige maanden des middags te 12 uur en van Leeuwarden het geheele jaar door des middags te 12 uur"; 3. alinea 2 van art. 7 te vervangen door de volgende alinea, luidende: „van Oudkerk eiken Maandag 's morgens te acht uur en van Leeuwarden 's namiddags te 3 uur en des vrijdagshet zomerhalfjaarte vier ureen het winterhalf jaar te vijf ure van Oudkerk en van Leeuwarden des namid dags van February tot November te twee ure en November tot February te één ure." 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het maken van een regenwaterbak in het beurs- en waaggebouw. Behoudens eene kleine toelichting, door den voorzitter gegeven naar aanleiding eener door den heer Plantenga gedane vraag, wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming conform de strekking van dit voorstel besloten: a. in te trekken 's raadsbesluit van den 31 October 1878, no. 8, tot het maken van twee regenwaterbakke:: c. a. in het beurs- en waaggebouw b. onder fte ruimte van eene bergplaats en onder de daar- aangrenzende privaten in het beurs- en waaggebouw een regenwaterbak met de daarbij behoorende pomp en besproeijing toestel te laten maken, ter inhoudsgrootte van 120 stère volgens het daaromtrent door den directeur der gemeente werken bij missive dd. 22 Maart 1880, no. IOG'1gedaan voorstel. De punten op den oproepingsbrief vermeld, hiermede afge handeld zijnde, vraagt en bekomt de heer Duparc verlof der vergadering om eeuige punten onder de aandacht van burge meester en wethouders te brengennaar aanleiding van de voor de leden ter inzage gelegde rekening en verantwoording van den Stads- of Prinsentuin over 1879. Met genoegen heeft spr. die rekening ingezien. Niet alleen bleek hem toch daaruitdat het financieel beheer van den tuin met goede zorg wordt gevoerd, maar ook dat het fonds van den tuin is gestegen tot het niet onbelangrijk cijfer van 4511.68Vooral in verband met uit laatste wenscht hij te wijzen op een paar den tuin betreffende punten, waarin z. i. wel eenige verbetering dient te worden aangebragt. Het eerste punt betreft de verlichting. Deze laat zeer veel te wenschen over. Voorheen, toen men over het algemeen con certen in den vroegen avond hadwa3 't eene zaak van meer ondergeschikt belang. Langzamerhand echter en vooral bij de Bekkers-concertenzijn het meer avond-muziekuitvoerin gen geworden, waardoor de behoefte aan eene betere verlichting meer op den voorgrond is getreden. Eene betere voorziening in die behoefte zou het aangename van het verblijf in den tuin zeker zeer bevorderen. Naar spr. meent, zullen de kos ten er van niet zoo belangrijk zijn, of het beschikbare fonds van den tuin zal ze zeer goed kunnen dragen. Zijn zijne informatiën juist, dan zal in dezen met 1000 al veel kunnen worden gedaan. De vroeger door den heer Dirks reeds be sprokene wijze van verlichting zou, naar sprs. meeningmis schien wel aanbeveling verdienen. Doch niet alleen eene ver lichting langs den vijver, ook eene verlichting langs de luifels zou goed effect maken. Spr. wil thans echter nog geen voor stel van het door hem gesprokene maken. Hij hooptdat burgemeester eu wethouders de zaak tot zich zullen nemen en zullen willen overwegen, op welke wijze aan zijn wensch, ze ker die van velen, het beste zal zijn tegemoet te komen. Waar het toch een feit isdat de verlichting in den tuin veel te wenschen overlaat eu particulieren geen kosten ontzien om voor hunne ondernemingen in dit opzigt veel te doendaar gelooft spr., dat de gemeente bij de exploitatie van haren tuin ook niet geheel stil behoort te zitten. Het tweede punt, waarop hij de aandacht wenscht te vestigen, betreft de muziektent. Ook hierin is wel eenige verbetering wen- schelijk, vooral met het oog op de acoustiek. Bij de tegenwoordige plaats, die niet geheel in het midden, maar meer aan een uiteinde van den tuin isalthans te rekenen van dat gedeelte dat meestal door het publiek wordt ingenomenzou vrij zeker eenige zijbedekking van de thans geheel opene tent veel nut hebben en er toe leidendat de muziektoonen beter tot de toehoorders doordrongen. Ook dit punt zou hij dus gaarne door burgemeester en wethouders hebben overwogen. Eindelijk heeft spr. nog een derde punt. Meermalen werd gewezen op de wenschelijkheid om eene behoorlijke localiteit in den tuin te hebben waarin bij slecht weder de bezoekers hunne toe- vlugt zouden kunnen nemen. In verband daarmede werd nu ruim een jaar geleden door burgemeester en wethouders een voorstel aangeboden tot stichting en uitbreiding van gebouwen in den tuin. Van deze zaak werd door den raad later niets meer vernomen. Of het voorstel door het collegie van bur gemeester en wethouders is teruggenomenomdat er h. i. geen behoefte aan meerdere localiteit in den tuin bestaat, 'tgeen hij moeijelijk kan aannemen met het oog op de eens plaats gehad hebbende indiening van het voorstelöf dat daarin wenschelijk geachte wijzigingen moeten worden aangebragt niets daarvan is den raad bekend. Nu sedert de aanbieding van bedoeld voorstel verscheidene maanden zijn verloopen, meent spr. dat er wel eenig regt is te vragen, hoe het thans met die zaak is gelegen. De heer Bruinsma wil erkennen, dat, als men den tuin wenscht verlicht te hebben als eene zaalde tegenwoordige verlichting ja dan veel te wenschen overlaat. Hij meent ech ter, dat waar men zoover wil gaan, de tuin geheel van be stemming zal veranderen. Tot dusver was hij, even als iedere andere tuin, een uitspanningsoord bij dag, doch dan zou hij worden meer een nachtverblijf. Dit komt spr. niet wensche lijk voor. Daarenboven vergete men niet dat in de laatste jaren reeds veel voor de verlichting van den tuin is gedaan, ja dat men zelfs een jaar heeft gehad, waarin naar spr. meent ongeveer eene som van ƒ1400 te dier zake werd besteed. Dit neemt echter niet weg, dat de commissie er gaarne op bedacht zal zijn, nog eenige verbetering aan te brengen. Een geheel nieuwe aanleg voor of wijze van verlichting, zooals de heer Duparc schijnt te bedoelenkomt spr. echter niet ge- wenscht voor. Wat het andere punt betreft, de verbetering van de muziek tent,spr. gelooft dat het ter bevordering der acoustiek wel wenschelijk isom in navolging van hetgeen elders als in Utrecht, Groningen, Arnhem en meer plaatsen is geschied, een klankbord aan te brengen. Hij is echter van meening, dat daardoor nog niet geheel zal worden voorzien in de in dezen bedoelde leemte. Het rumoer dat in den regel bij muziek Verslag der handelingen van den. gemeenteraad te Leenwarden, van den 8 April 1880. 43 uitvoeringen door de kinderen wordt gemaakt en dat wel niet is te voorkomen, zal ook dan nog veel van het schooue van de muziek doen verliezen. Het laatste punt door den heer Duparc in het midden ge- bragt, kan spr. niet ontkennen. Langen tijd is er verloopen sedert de aanbieding van het voorstel van burgemeester en wethouders tot stichting en uitbreiding van gebouwen in den prinsentuin. Door verschillende omstandigheden is die zaak vertraagddoch vooraldoor dat van bevoegde zijde eene wenschelijk geachte wijziging van het voorgestelde aan de hand werd gedaan. Spr. twijfelt dan ook nietof later zal op nieuw het be doelde voorstel, doch eenigzins gewijzigd bij den raad ter tafel worden gebragt, eene omstandigheid, in verband waar mede hij het niet wenschelijk acht, dat alsnu tot groote ver anderingen aan den tuin wordt overgegaan. Immers zou dan later welligt moeten worden afgebroken of vernietigd, wat nu werd daargesteld. Het beste zal naar spr. in dezen zijnom de nadere aan bieding van het zooeven bedoelde voorstel zoo spoedig moge lijk te bevorderen. De heer Duparc zal bij zijne repliek het eerst het punt behandelenwaurmede de heer Bruinsma eindigdenl. met diéns bewerendat hetmet het oog op de te wachten na dere voorstellen ter zake de stichting van meerdere localiteit in den tuinthans niet wenschelijk of raadzaam is tot het aanbrengen van belangrijke verbeteringen over te gaan. Al zijn nadere voorstellen te wachtentoch meent spr., dat daarom verbeteringenals door hem worden bedoeldniet behoeven ten achteren te blijven. Hij is van meening, dat, kwam de geachte laatste spr. zelf eens in den tuin, hij minder gekantvooral tegenover het eerste door spr. aangehaalde punt, de verlichting, zou zijn. Hij gelooft hier uit naam van het grootste deel van de tuinbezoekers te spreken. Nu moge de heer Bruinsma beweren, dat de tuin is een uitspanningsoord bij dag en niet bij nacht, men dient hier rekening te houden met de feiten, met bestaande toestanden. Werden er alleen matinees musicales in den tuin gegeven, 't zou natuurlijk niet bij spr. zijn opgekomen, om het punt der verlichting ter sprake te brengen, maar van wege of met toestemming van de commissie zelve worden er ook avondconcerten aangeboden. Vooral als de maand Augustus is aangebroken doet zich de behoefte, waarop spr. zich veroorloofde te wijzen, zeer ge voelen. Wordt aan de verbetering dan tevens eene verfraaijing verbonden, door b. v., in plaats van de tegenwoordige lan taarns branches met 5 a 7 kleine ballons aan te brengen dan zal hot effect, inzonderheid om den vijver, niet gering zijn. Engelijk spr. reeds deed opmerkende kosten zullen niet zóó stijgendat het fonds de uitgaaf niet zou toelaten. Men vergete niet, dat het eene uitgaaf zal zijn tot verhooging van het genot van de bezoekers van den tuin, vooral ook van de geabonneerdenwier getal nog steeds is klimmende en ten vorigen jare 4130 bedroeg, als 1019 hoofden van huis gezinnen en 3111 huisgenoten. Met vernieuwden aandrang beveelt spr. daarom het door hem bedoelde punt aan burgemeester en wethouders aan. Hij vleit zich, met zoovele anderen, dat daaraan het gewenschte gevolg zal worden gegeven. De heer Dirks meentdat nu de heer Duparc hem zoo even in het debat heeft betrokken hij niet geheel kan zwij gen. Naar het hem toch voorkomt, heeft de voorzitter van de commissie van den prinsentuin, de heer Bruinsma, het oog op eene verlichting met gewone lantaarns; spr. bedoelt echter eene andereen wel zooals men eldersb. v. te Amsterdam in Volksvlijt, heeft. Daar heeft men gaspitten langs de luifels enz. aangebragthetgeen een schoon effect maakt en hier de aantrekkelijkheid van den tuin veel zoude verhoogen; ook heeft men in andere dergelijke uitspanningen sommige bloemperken met verschillende kleuren verlicht, ietswat ook hetzelfde effect heeft. Spr. ondersteunt overi gens zeer hetgeen door den heer Duparc ten opzigte van de verlichting in het midden is gebragt. De heer Bloembergen meent niet namens het collegie van dagelijksch bestuur, maar bloot voor zich zeiven als lid van den raad naar aanleiding van het thans ter sprake ge- bragte, een enkel woord in het midden te moeten brengen. Het is hem niet regt duidelijk, wat men eigenlijk verlangt of bedoelt met die verbetering van de verlichting. Men heeft toch immers voor weinige jaren eene, zoo hij meent, niet onbelangrijke verbetering in de verlichting van den tuin aan gebragt, die toenmaals algemeen genoegen gaf en die hoofd zakelijk is ingerigt naar het voorbeeld der verlichting van den tuin bij Artis te Amsterdam. Dezelfde soort palen en lan taarns die men aldaar destijds zoo behaaglijk achtte, is ook hier aangebragt; gelijke hoogte in verband met die der tafels is in acht genomen. Spr. meent dat de tuin voor gewone verlichting, genoeg voldoende is verlicht. Wil men echter meer eene illimunatie met buizen langs de luifels en met bogen en branches, ja spr. erkent het, dan is de tegenwoor dige verlichting onvoldoende. Hij ziet echter in zoodanige illuminatie als doorgaande wijze van verlichting bezwaar vooral om de kosten. Niet zal de aanleg nog zooveel kosten, maar het gasverbruik zal zeer belangrijk zijn. Men dient ook ten rade te gaan met de opkomsten van den tuin. Nu is erzooals de heer Duparc opmerktewel een niet onbetee- kenend fonds beschikbaar, doch men lette er op. dat dit is het product van verschillende jaren. Het toepassen eener rijke verlichting zouden de fondsen van den tuin niet toe laten, tenzij men die verlichting slechts bij enkele gelegen heden zou willen hebben. In elk geval acht spr. het niet geraden thans tot het aanbrengen van belangrijke verbeterin gen over te gaan, nu men voor het feit staat, dat de over dekte ruimte in den tuin ongenoegzaam wordt geacht. De geachte vorige sprekers zullen zich zeker herinneren dat bij de bespreking van de middelen om in deze leemte te voor zien ook wel degelijk het oog werd geslagen op het fond,» van den tuin en waar dit zoo is, daar zou hij het minder ge- wenscht achten, om nu reeds een deel van dat fonds te be steden voor verlichting en voor toestellen, welke later welligt weder zouden moeten vervallen. Wil men alsnog meerdere overdekte localiteit in den tuin dan acht spr. het bepaald onraadzaam met eene verbetering der verlichting, zooals door de heeren Duparc en Dirks wordt ge wenscht te beginnen. De heer Duparc merkt op, dat de geachte vorige spreker is begonnen met de vraag, wat dan eigenlijk wordt verlangd, dewijl men hier indertijd heeft aangeschaft wat men b. v. te Amsterdam in Artis had. Spr. meent dat dit laatste geenszins tot bewijs kan strekken, dat de verlichting in den Prinsentuin j thans geene verbetering zou behoeven. Immers, de vcrlich-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 2