52 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 22 April 1880. schiet werd gesteld. Nu is dit echter niet het geval. Men zal nu een ambachtsschool krijgen met behoud der burger dag- cn avondschool en met nog eene herhalingsschool in het verschiet, ja, misschien ook nog met een school voor middelbaar onderwijs met driejarigen cursns. Wanneer spr. nagaat, hoeveel er voor het onderwijs gedaan moet worden, en hoe weinige opoffering zij die er het meeste belang bij hebbenzich dikwerf willen getroostengetuige de burger dag- en avondschoolwaarvan de meeste leerlingen onder wijs genieten, op kosten van de vereeniging tot bevordering van nijverheid, dan is hij huiverig om mede te werken ook tot de oprigting van eene ambachtsschooltenzij do opoffe ring daarvoor van gemeentewege niet groot is. Mogt derhalve blijken dat de kosten van herstelling of verbouwing van het voor die school aan te wijzen gebouw in de Speelmansstraat niet hoog zijn, dan is hij bereid tot het tot stand komen der school mede te werken. De heer Duparc wil aanvangen mot, namens de com missie, in wier handen indertijd de stukken betreffende de ambachtsschool zijn gesteld gewordenof liever namens de meerderheid dier commissiedaar de heer Suringar afwezig is, te verklaren, dat zij met zeer veel genoegen heeft kennis genomen van het heden aangebragte voorstel van burge meester en wethouders. Volgaarne neemt de commissie dat voorstel over en adviseert zij om dienovereenkomstig te be sluiten. Spr. zou hiermede kuunou volstaan, vooral om den weini gen tegenstanddien de voorstellen tot dusver hebben ont moet. De rede van den eersten spr. noopt hem echter, nog een enkel woord in het midden te brengen. Het spijt hem, dat de geachte spr. er niet is toe kunnen komen om thans, nu de zoo hoogst nuttige zaak met zulk eene luttele opoffering voor de gemeente kan tot stand komen zijn tegenstand te laten varen. Toen de zaak der ambachts school nu 2 jaar geleden in behandeling was deden zich- in den raad daaromtrent drie partijen gelden. De eene, waartoe spr. behoorde, wenschte een ambachtsschool geheel van ge meentewege te hebben opgerigt, de andere wenschte die op rigting weldoch door particulier initiatief, des noods met geldelijke ondersteuning van de gemeente, terwijl een derde, eene kleine minderheid, in het geheel geen ambachtsschool hier ter stede noodig oordeelde. Spr. had zich gevleiddat deze laatste zich bij de zaak zou nederleggen nu de on dersteuning, welke van de gemeente wordt gevraagdbe trekkelijk zoo gering is. Gaarne zou spr. willen, dat eene zaak van zóó groot nut met algemeene steïnmeu door den raad kon wor len goedgekeurd. Het zal hem echter ook reeds genoeg zijn, als zij wordt goedgekeurd en alzoo eene inrig- ting in het leven kan worden geroepen, waarvoor particuliere corporatien zich zooveel willen getroosten ën waarvoor van de gemeente zoo weinig wordt gevraagd. Naar het spr. is voorgekomen is het hoofdbezwaar van den heer Plantenga hierin gelegendat de jaarlijksche bij drage der corporatien slechts voor tien jaar is toegezegd, hij vreest, dat de gemeente, wordt de steun van die zijde opge zegd, later verpligt zal worden, de inrigting over te hemen. Spr. is wat meer optimistisch dan de heer Plantenga. Als hij let, niet alleen op het groote nutdat de bestaande am bachtsscholen verspreiden maar ook op den bloei, waarin zij zich in 't algemeen mogep verheugen dan vleit hij zich, dat weldra hetzelfde ook' van de Leeuwarder aihbacllt'sschool zal kunnen worden getuigd. Maar, al mogt eenmaal het oogen- blik komendat de corporatien zich aan de inrigting onttrekken dan zou, naar spr. meening, eeno overneming der inrigting door de gemeente nog niet zoo erg zijn. Nu echter de be doelde corporatien zoo goed zijn voorgegaan en slechts met geringen steun van de zijde der gemeente de oprigting willen be vorderen, zullen zij ook in het vervolg de zaak, welke zij toonen met hart en. ziel lief te hebben, niet laten varen of zich daaraan onttrekken. In ieder gevalzegt spr.behoort menalleen uit vrees voor toekomstige bezwaren, de zaak niet af te stemmen. Met genoegen heeft hij ontwaard, dat de geachte voorlaatste spr. niet tegen het voorstel zelf is gekant. Hij zou, in ver band hiermede, zich kunnen cuthouden dien spr. te beant woorden. Toch acht hij zich verpligt op een enkel punt terug te komen. De heer Bruinsma heeft gewezen op de burger dag- cn avondschool, maar spr. wenscht te vragen, waarom is die inrigting blijven bestaan? Had de raad zich vroeger vereenigd met het voorstel tot oprigting van ge meentewege eener theoretische en practische ambachtsschool, vrij zeker had men, met hoop op succes, de opheffing dier inrigting kunnen vragen. Dat de voreeniging Nijverheid het onderwijs van vele leer lingen der burgerdag- en avondschool bekostigt, acht spr. in den gegeven stand van zaken juist een gelukkig verschijn sel. Tegenover hen, die zich, volgens den heer Bruinsma, weinig voor het onderwijs willen getroosten, staan dan toch altoos nog anderen, die veel voor het onderwijs veil hebben. En wat nu eindelijk de herhalingsschool betreft, waarop ook door den heer Bruinsma werd gewezendeze zal er moe ten komen na de invoering der nieuwe wet op het lager onderwijs. De gemeente zal er bij winnen, daar alsdan de tegenwoordige gebrekkige avondscholen kunnen worden opge heven. De commissie ziet in die herhalingsschool een aanvulling van de ambachtsschool, daar zij ook door de leerlingen van laatstbedoelde inrigting met vrucht zal kunnen worden bezocht, zonder dat de gemeente zich daarvoor eene afzonderlijke opoffering zal behoeven te getroosten. De Voorzitter verklaart, dat, ofschoon zijue ziens wijze zoo als genoegzaam bekend isvroeger eene andere was, dan die in de voorstellen vervat, en hij zijne ondersteuning der zaak afhankelijk maakte van de reorgani satie der bestaande burgerdag- en avondschoolhij thans gaarne zijne stem aan het voorgestelde zal geven, daarbij hulde brengende aan den helangloozen ijver en de volhardende pogingen der commissie voor de oprigting der ambachtsschool. Hij meent, dat men bij aanneming der tegenwoordige voor stellen met een minimum opoffering van den kant der ge meente eene schoone toekomst te gemoet gaat en eene inrig ting tot stand zal komen, waardoor een groot deel der inge zetenen zal worden gebaat. Spr. noemt het eene minimum opofferingwant, blijkt dat de ambachtsschool aan het doel beantwoordtdan acht hij dat die inrigting allengs de plaats zal innemen, welke de burgerdag- en avondschool volgens de bedoeling des raads bij hare oprigting in deze gemeente zou bekleeden en dan ook door eene reorganisatiedie z. i. niet kan uitblijvengenoemde middelbare school eene meer doeltreffende inrigting erlangen zal. Ëh, wtot hu betreft het gebouw dat door de gemeente be schikbaar zal worden gesteld, spr. acht dif geene opoffering. Het is althans tegenwoordig een dood kapitaal. Weliswaar zulten er toog belangrijke verbeteringen moeten wordon aan- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 22 April lSöO. gebragt, doch hieromtrent behoeft men zich ook geen over dreven denkbeelden te scheppen. Althans volgens een door spr. heden morgen van den directeur der gemeentewerken ontvangen opgaaf zal het gebouw met eene som van 6000 a 7000 in een voldoenden toestand kunnen worden gebragt, eene som, die alzoo eene jaarlijksche uitgaaf van de gemeente zal vorderen van ƒ300 a f 400. Geenszins kan dit voor de gemeente te bezwarend worden geacht. Spr. zal in verband met een en ander volgaarne zich voor het voorstel verklaren en kan zich van harte aansluiten bij den door den heer Duparc uitgesproken wensch, dat zoo niet de geheele, dan toch de meerderheid van den raad zich met dat voorstel zal vereenigen. Hierna worden de verschillende onderdeden der conclusie van het voorstel der raadscommissie, aangevuld op de wijze als bij het heden aangebragte voorstel van burgemeester en wethouders is omschreven, in stemming gebragt. Punten 1 en 2 worden aangenomen met 16 tegen 2 stemmen, die van de heeren Plantenga en Hommesterwijl punt 3 met alge meene stemmen wordt goedgekeurd. In verband hiermede is besloten 1. Aan de adressanten ten behoeve van de oprigting eener practische ambachtsschool te Leeuwarden toe te kennen: (7. de vrije beschikking over het gebouw, vroeger gebezigd voor de gemeenteschool no. 8 met tuin en de daaraan ver bonden vroegere onderwijzerswoning in de Speelmansstraat, kadastraal bekend sectie A nos. 362 en 362a. Die gebouwen zullen, vóór dat ze als ambachtsschool in gebruik worden genomenin een voldoenden staat van bruikbaarheid worden gebragt. De gemeente zal in de kosten van herstelling eene nader te bepalen tegemoetkoming bijdragen b. eene jaarlijksche bijdrage uit de gemeentekas van f 2000 of zooveel minder als de uitgaven de inkomsten minder zullen overtreffen een en ander onder voorwaarden: dat het onderhoud der gebouwen kome ten laste van de adressanten dat, bij opheffing der ambachtsschool, de gebouwen binnen drie maanden daarna aan de gemeente in vrij gebruik worden teruggegeven dat jaarlijks aan den gemeenteraad verslag van den toe stand en rekening van de inkomsten en uitgaven der inrigting worde gedaan. 2. Burgemeester cn wethouders uit te noodigen met de commissie voor de oprigting eener ambachtsschool te Leeu warden in overleg te treden over de wijze, waarop de ge bouwen sub a bedoeld, zullen worden hersteld, met opdragt, daarover den raad rapport te doen en hem, omtrent de door de gemeente in de kosten van herstelling bij te dragen som een voorstel aan te bieden. 3. Aan de adressanten te kennen te gevendat voorshands niet kan worden voldaan aan hun verzoek tot oprigting van eene herhalingsschool met driejarigen avond-cursus, doch dit punt in overweging zal worden genomen hij hetgeen de raad zal hebben te besluitenter uitvoering van de nieuwe wet op het lager onderwijs. Niets verder te behandelan zijnde, sluit de voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 4