66 Verslag der handelingen van den gemeente
De heer Minnema Buma zou gaarne in de redactie van
(ïit art. eenige meerdere verduidelijking zien aangebragt. Vol
gens de le alinea zijn de schippers, die niet in eene vaste
beurt varen, verpligt bij hunne aankomst in de gemeenteop
de eerste aanvrage- van pachter of gaarder den meetbrief van
hun vaartuig te vertoonen en vervolgens dadelijk het regt te
voldoen. Spr. nu vreest dat deze bepaling er toe zal kunnen
leiden, dat de schippers zullen verpligt worden ohmiddelijk,
nadat zij met hun schip de grenzen der gemeente zijn binnen
gevaren den meetbrief te vertoonen en het regt te voldoen.
Hij meent, dat dit niet de bedoeling der commissie is en
dat het daarom verkieselijker zou zijn b. v. te bepalen, dat
de schippers verpligt zijn den meetbrief te vertoonen en het
regt te voldoen, zoodra zij binnen de gemeente eene ligplaats
innemen. Eene wijziging in dien geest geeft hij aan de com
missie in overweging.
De heer van Sloterdijck meent, dat de bepaling, waar
van men verduidelijking wenscht, reeds duidelijk genoeg is.
De bepalingen omtrent de invordering dient men toch in
verband te beschouwen met die van het heffingsbesluit en
waar nu in art. 1 van dat besluit wordt gelezendat het regt
wordt geheven van de gezagvoerders of schipperswegens de
vaartuigen waarmede zij in de wateren, grachten en kanalen
dezer gemeente liggen, daar meent hij, dat men nooit met
regt van de schippers zal kunnen vorderenomzoodra zij
de gemeente binnen varen, den meetbrief te vertoonen en
het regt te voldoen.
Eene verduidelijking als door den heer Minnema Buma
wordt bedoeld, acht spr. dus overbodig.
Hierna wordt art. 3 zonder hoofdelijke stemming onver
anderd vastgesteld.
Eveneens worden onveranderd vastgesteld de overige arti
kels, benevens de considerans der verordering, luidende:
1. de considerans:
„De Raad der gemeente Leeuwarden,
Gezien zijn besluit van heden tot het heffen van een regt
onder den naam van havengeld.
Besluit: vast te stellen navolgende
Verordening op de invordering van het regt, onder den
naam van havengeld in de gemeente Leeuwarden geheven
2. de overige artikels:
„Art 4. De gezagvoerders of schippers, die in eene vaste
beurt varen en eene vaste ligplaats hebben, en hetzij dage
lijks, wekelijks of op andere tijden meermalen in het jaar,
in deze gemeente aankomen, bedoeld bij art. 1 litt. a6, c,
d en ey van het heffingsbesluit, zijn verpligt om bij den aan
vang van ieder jaar, aan de pachters of gaarders den meet
brief van hun schip te vertoonen en opgave te doen, hoevele
malen zij vermoedelijk in deze gemeente zullen aankomen.
De vooruitbetaling van het regt overeenkomstig art. 4 alinea
1 van het heffingsbesluitgeschiedt binnen de eerste veertien
dagen van ieder kwartaal tegen kwitantie van de pachters of
gaarders.
Voor trekschepenbarges en stoombooten bedoeld bij art.
2 sub 1 van het heffingsbesluitgeschiedt de berekening van
het verschuldigde naar de beurtvaarten, die de gezamenlijke
schippers, volgens de voor hunne diensten bestaande voor
schriften in het eerstvolgend kwartaal hebben te volbrengen.
Art. 5. De eigenaren der schepen, bedoeld bij art. 1 litt.
g van het heffingsbesluitzijn verpligt om bij den aanvang
van ieder jaar, of dadelijk na hunne aankomst, aan de pach-
aad te Leeuwarden, van den 10 Junij 1880.
ters of gaarders den meetbrief van hun vaartuig te vertoonen.
Zij zijn tevens verpligt iedere week het regt te betalen
bij aldien zij geen gebruik maken van de bepaling, vervat
in de 2e alinea van artikel 4 van het heffingsbesluit.
Art. 6. Indien de eigenaren of begeleiders van houtvlot
ten deze in de wateren onder deze gemeente verlangen te
doen vertoevenvragen zij daartoe vooraf de vergunning van
burgemeester en wethouders.
Na het bekomen der vergunning zijn zij gehoudendade
lijk aan de pachters of gaarders opgave te doen van de hoe
grootheid der houtvlotten in oppervlakte bij vierkante meters
en de belasting te voldoen, over den tijd van verblijf, voor
welken die vergunning aan lien is verleend.
Indien zij geene vergunning hebben aangevraagd, zijn zij
niettemin het regt verschuldigd en gehouden, dit op de eerste
aanvraag van de pachters of gaarders aan dezen te voldoen.
Art. 7. Op aanvrage van de pachters of gaarders of andere
daartoe door burgemeeste»- en wethouders aan te wijzen per
sonen, zijn de gezagvoerders of schippers, in deze gemeente
vertoevende, verpligt de kwitantie van het door hen betaalde
regt te vertoonen.
Art. 8. Indien gezagvoerders of schippers op aanvrage van
de pachters weigerachtig of nalatig zijnhet door hen ver
schuldigde regt te betalengeven de pachters van deze wei
gering of nalatigheid terstond kennis aan den ambtenaar
bedoeld bij art. 261 der gemeentewet, ten einde door dezen
van die weigering of nalatigheid, zoo zij hem blijkt, overeen
komstig art. 275 dier wet, procesverbaal worde opgemaakt.
Dit procesverbaal wordt door hem overgebragt ten kantore
van den gemeente-ontvangerdie alsdan onmiddellijk over
gaat tot de maatregele ivoorgeschreven bij artt. 258, 259
en 260 der gemeentewet. De artt. 261262269 tot en
met 273 dierzelfde wet zijn hier mede van toepassing.
Geschiedt de invordering door gaardering, dan zijn de gaar
ders bevoegdbij weigering of nalatigheid in het voldoen
van het gevorderde regt, zei ven hiervan procesverbaal op te
maken op hunnen ambtseed. Zij brengen dit over ten kantore
van den gemeente-ontvanger, die daarmede handelt als boven
is aangegeven.
Art. 9. Bij verschil van gevoelen, nopens de rigtige toe
passing dezer verordening tusschen de pachters of gaarders en
hen die het regt verschuldigd zijnbeslissen burgemeester en
wethouders.
Art. 10. Deze verordening treedt in werking te gelijk met
het besluit tot het heffen dezer belasting. Met dit tijdstip
wordt die van 28 Maart 1867 op de invordering eener belas
ting voor het gebruik van de wateren, kaden en wallen in
de gemeente Leeuwarden, ingetrokken.
De verordening op de invordering hierna in zijn geheel
onveranderd vastgesteld wordende, wordt verder besloten om
aan het heden vastgesteld besluit tot heffing en aan de zoo
even afgehandelde verordening op de invordering toe te voe
gen de memorie van toelichtingenwelke zijn opgenomen in
bijlage no. 1 van het verslag van 's raadshandelingen over
1880, met in achtneming der daarin bij monde van den heer
van Sloterdijck door de commissie aangebragte wijzigingen
behoudens nadere redactie voor zooveel noodig van burge
meester en wethouders.
Niets verder te behandelen zijndewordt de vergadering
door den voorzitter gesloten.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 Junij
1880.
07
Vergadering van Donderdag 24 Junij 1880.
Tegenwoordig 16 leden.
Afwezig de heeren Kijmmell en de With met- en de heercn
v. EijsingaHommes en Bakker zonder kennisgeving.
Voorzitter: de heer mr. W. J. v. Weideren baron Rengers.
I. De notulen van de vorige op 10 Junij j.l. gehouden
vergadering worden gelezen cu onveranderd vastgesteld.
IIWordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot toe
kenning eener gratificatie aan een eervol ontslagen mede
helpster aan gemeenteschool no. 7.
De conclusie van dit voorstel luidt:
aan mej. A. M. v. d. Veen, geb. Kalil, eervol ontslagen
medehelpster bij het onderwijs in vrouwelijke handwerken aan
gemeenteschool no. 7 over het tijdvak van 1 Julij tot uit.
December 1880eene gratificatie toe te kennen ten bedrage
van vijftig gulden.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een
verzoek van mej. W. C. Wijnmalen, om eervol ontslag als
hulponderwijzeres aan gemeenteschool no. 3.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor het ge
vraagd eervol ontslag te verleenen met ingang van 1 Aug.
1880.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een
verzoek van B. F. Bersmaom eervol ontslag als hulponder
wijzer aan gemeenteschool no. 1.
Burgemeester en wethouders stellen bierbij voor het gevraagd
eervol ontslag met ingang van 1 Aug. 1880 te verleenen.
Bovenvermelde voorstellen zijn ter visie gelegd om in
eene volgende vergadering te worden behandeld.
4. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een
verzoek van den heer S. E. Oudschans tot het maken van
eene drinkwaterleiding binnen deze gemeente.
Wordt besloten: ditj voorstel te doen drukken als bijlage
tot het raadsverslag en inmiddels de verschillende stukken
desbetreffende waaronder o. a. een zeer vleijend schrijven van
burgemeester en wethouders van Groningen, over de bemoei-
jingen van den heer Oudschans in zake de aldaar tot stand-
gekomen waterleiding, voor de leden ter visie te leggen.
5. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot con
versie van een deel der gemeenteschuld.
Wordt besloten: dit voorstel, na als bijlage tot 'sraadsver-
slag te zijn gedrukt, in de sectiën van den raad te doen on
derzoeken, wordende in verband hiermede bepaald, dat be
doeld sectieonderzoek heden over 4 weken inoet zijn af'geloopen.
6. De rekening van liet nieuwe stadsweeshuisdienst
1879.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van
de heeren Wiersma, Plantenga en vau Goens.
IIWordt medegedeeld:
dat bij besluit van gedeputeerde staten, dd. 10 Junij j.l.,
no. 20is goedgekeurd het primitief kohier der directe be
lasting op liet inkomen, dienst 1880, ten behoeve dezer ge
meente zulks met bepaling, dat vau de verschillende aansla
gen 97 °/0 zal worden ingevorderd.
Verder wordt medegedeeld, dat in 'verband met deze goed
keuring bij burgemeester en wethouders nog is ontvangen
navolgend
Bijvoegsel, beaoomm bij de Leelwafdik Coübakt.
No. 20 EXTRACT uit het resolutieboek vau
2e Afd. het collegie van heeren gedeputeerde
staten der provincie Friesland.
Donderdag den 10 Junij 1880.
Gezien het ingezonden koliier van hoofdei ij ken omslag
voor de dienst van 1880, ten behoeve van de gemeente Leeu
warden bij missive vau burgemeester en wethouders dier
gemeente, van 5 dezer, no. UU0\gewijzigd in overeenstem-
met het besluit dezerzijds van 28 Mei jl.no. 122e afd.
Gelet enz.
Overwegendedat het de aandacht dezer vergadering beeft
getrokken, dat het vastgesteld totaal bedrag der aanslagen
op voormeld koliier 1.19 te hoog is uitgetrokken;
ls besloten:
1. Enz.
2. Burgemeester en wethouders op grond van liet boven
staande te verzoekenbevorderlijk te wezendat liet totaal
bedrag der aanslagen voor 't vervolg zoo mogelijk tot bet
juiste bedrag op 't koliier worde uitgetrokken.
Extract enz.
Accordeert met voors. resolutieboek
De Griffier der Staten
(Get.) van BLOM.
De Voorzitter geeft te kennen, dat in verband met deze
resolutie door burgemeester en wethouders aan heeren gede
puteerde staten het volgende is berigt
„dat op het kohier is aangebragt liet totaal bedrag dei-
aanslagen verkregen door optelling van de verschillende
postendie liet procentenbedrag aanwijzen van de zuivere
belastbare inkomsten van eiken belastingschuldige afzonderlijk
te heffen;
dat evenwel bij de berekening van de te bellen procenten,
de fracties van 25/j0o en daarbeneden niet zijn medegerekend
van 261ioo tot 74/ioo voor een halve cent en van 7-Vl00 en daar
boven voor één cent in rekening zijn gebragt
dat deze wijze van berekening is geschied in navolging van
hetgeen plaats heeft bij de heffing van rijksbelastingen
dat het resultaat van deze berekening onwillekeurig liet
gevolg heeft, dat het totaal bedrag der aanslagen schijnbaar
te hoog of te laag is uitgetrokken
datindien er tegen deze aangenomen berekening bezwa
ren bij hun collegie mogten bestaan, liet burgemeester en
wethouders aangenaam zal zijn te vernemenop welke wijze
in het vervolg zal behooren te worden gehandeld."
IV. Wordt lecture gegeven van navolgend
No. 13 EXTRACT uit hot resolutieboek van
2e Afd. het collegie van heeren gedeputeerde
staten der provincie Friesland.
Vrijdag 11 Junij 1880.
Geboord liet gerapporteerde tengevolge der kantbeschikking
van den lieer commissaris des konings van den 2 Junij jl.
2e afd., no. 828 op:
a. een besluit van den gemeenteraad van Leeuwarden dd.
27 Mei 1880, no. 11 waarbij, behoudens goedkeuring de
zer vergadering, is besloten tot wijziging van art. 11 dei-
bepalingen en voorwaarden voor de uitgifte van bouwterrei
nen, vastgesteld bij raadsbesluit dd. 9 Januarij 1873, no. 20,
10