08 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 Juuij 1880. goedgekeurd bij resolutie dezerzijds, dd. 17 Januarij 1873 no. 17 b. het deswege ingewonnen berigtschrift van den hoofdin genieur van den provincialen waterstaat, dd. 1 Junij 1880, no. 713. Overwegendedat de strekking der bij 't bovenaangehaalde 's raadsbesluitd.d. 27 Mei 1880, no. 11 bedoelde wijziging isom het daarbij genoemde terrein van bestemming te ver anderen in dier voegedat 't geoorloofd wordt daarop fabrie ken in stede van villa's te bouwen; Overwegende, dat bij zoodanige wijziging zijn betrokken de belangen der eigenaren van alle aan de zuidzijde der van Swietenstraat en daaraan grenzende aan de westzijde der Baljeestraat gelegen perceelen en dat het billijk is te achten een onderzoek in te stellen of daartegen bij bovenbedoelde eigenaren bezwaren bestaan Overwegende dat zoodanig onderzoek tevens in het belang schijnt der gemeente Leeuwardenals kunnende strekken om te voorkomen, dat de gemeente met actie's worde be- moeijelijkt Overwegendedat deze vergadering op de aangevoerde gronden, bezwaar moet maken vooralsnog aan 't ingekomen raadsbesluit, d.d. 27 Mei 1880, no. 11, hare goedkeuring te verleenen. Gezien artt. 194 en 197 der gemeentewet. Is besloten 1. de beslissing op liet meergemeld besluit van den ge meenteraad van Leeuwarden, d.d. 27 Mei 1880, no. 11 te verdagen 2. het gemeentebestuur van Leeuwarden uit te noodigen a. om de eigenaren van alle aan de zuidzijde der van Swietenstraat en daaraan grenzende aan de westzijde der Baljeestraat gelegen perceelen schriftelijk bekend te maken met de beoogde wijziging van art. 11 der voormelde bepa lingen en voorwaarden, ten einde hen in de gelegenheid te stellen, binnen een hen te stellen termijn, hunne eventuele bezwaren tegen de beoogde wijziging in te brengen b. om daarvan proces-verbaal op te maken en dit in af schrift, met de eventuele bezwaarschriften, aan deze verga dering te doen toekomen. Afschrift enz. Accordeert met voors. resolutieboek, De Griffier der Staten (Get.) van BLOM. Tevens wordt lecture gegeven van het naar aanleiding dezer resolutie door burgemeester en wethouders aan gedepu teerde staten verzonden berigtluidende als volgt Gezien de resolutie van gedeputeerde staten van Friesland van 11 Junij j.l. no. 13, 2e afdeeling, strekkende enz. Is na overweging besloten aan gedeputeerde staten te berigten: dat het gemeentebestuur vooral wegens den vorm waarin gemelde resolutie is vervatbezwaar moet maken aan de uit- noodiging van gedeputeerde staten te voldoen, vermits het bestuurerkennende de bevoegdheid van dat collegie om te waken tegen misbruik, verzuim of roekeloosheid der ge meentebesturen bij de vervreemding van gemeentelijke eigen dommen, niet kan toegeven, dat gedeputeerde staten de hun bij artikel 194 der gemeentewet toegekende magt gebruiken met het oog op de belangen van bijzondere personen, wier regten en belangen, zoo zij door de handelingen van het ge meentebestuur worden gekrenktzoowel in de burgerlijke wet als in die van 2 Junij 1875 (Staatsblad no. 95) voldoende bescherming vinden dat bovendien in dit geval vau zoodanige regtskrenking volstrekt geen sprake kan zijn daar gedeputeerde statenwei- ligt in dwaling gebragt door eene hier ter stede gebruikelijke aanduiding der bouwterreinen aan de stationswegenveron derstellen dat de ontheffing der voorwaardenwelke voor het in casu bedoelde teirein wordt gevraagd ten doel heeft dat terrein van bestemming te doen veranderenin dier voege, dat het geoorloofd wordt daarop fabrieken in stede van villa's te bouwen; dat intusschen in de bedoelde bouwvoorwaarden van 9 Januarij 1873, die trouwens enkel bepalingen behelzen in het belang van openbare welstand, veiligheid en hygiëne, met geen enkel woord over de bestemming wordt gesprokendie aan de te stichten gebouwen moet worden gegeven dat dan ook niets den kooper van terrein 88 belet dat terrein op zoodanige wijze te bebouwen als hij dienstig acht mits het hoofdgebouw niet grooter zij dan 300 centiare en de afstand tusschen zijne gebouwen en den Stationsweg niet minder dan 10 meter, twee voorwaarden, die blijkbaar uit sluitend in het belang van den welstandgeenszins met het oog op de regten van naastlegers zijn geschreven dat overigens het gemeentebestuur de belangen dier naast- legers voor zoover dit behoorde in het oog heeft gehouden en zelfs de eenige naastleger, die tegen den afstand van liet terrein bedenkingen meende te hebben daarover door het ge meentebestuur is verstaan en na bekomen inlichtingen ver klaard heeftvolstrekt geene bedenkingen tegen het verleenen der gevraagde ontheffing te hebben dat dus burgemeester en wethouders die ook zonder daar toe door gedeputeerde staten te worden aangespoord de be langen der gemeentenarenwaar zulks noodig iszullen be schermen zich niet kunnen onderwerpen aan een eischwaar van hun tot dusverre geen antecedent bekend is, n.l. dat aan de vervreemding van gemeente-eigendommen een formeel on derzoek de commodo et in eommodo voorafgadat niet op de wet is gegrond en de gemeente zelfs op eene met de bedoe ling der wet strijdige wijze zou beperken in de beschikking over hare eigendommen dat burgemeester en wethouders inmiddelsbijaldien gede puteerde staten deze zaak nog niet voor eene beslissing rijp achten, bereid blijven alle die inlichtingen te geven, welke hun krachtens art. 164 der provinciale wet worden gevraagd." Extract enz. Na deze mededeelingen zegt de Voorzitter, dat hij ge meend heeft de briefwisseling tusschen gedeputeerde staten en het collegie van dagelijksch bestuur dezer gemeente naar aan leiding van 's raadsbesluit van 27 Mei j.l. gevoerd in haar geheel ter kennis van den raad te moeten brengeneensdeels omdat deze er prijs op zal stellen de redenen te kennen waarom bedoeld besluit tot dusverre de vereischte goedkeuring niet heeft erlangd, doch inzonderheid, omdat naar het oordeel van burgemeester en wethouders openbaarheid in deze zaak alle- zins wenschelijk schijnt. Het collegie van gedeputeerde staten toch heeft de bij art. 194 der gemeentewet aan hetzelve toegekende bevoegdheid toegepast op eene wijzewaarvan burgemeester en wethouders zich niet slechts geen antecedent horinneren, maar die hun Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 Junij 188U. 69 volkomen in strijd toeschijnt met de duidelijke strekking der wet. Heeft deze in sommige gevallen de autonomie der gemeente besturen beperkt, het is om redenen die in de memorie van toelichting op art. 194 worden omschreven als volgt: „Volgens art. 141 der grondwet moeten de besluiten der gemeentebesturen omtrent de beschikking over gemeente eigendom en sommige andere burgerlijke regtshandelingen aan de goedkeuring der staten, naar art. 161 der provinciale wet gedeputeerde staten, worden onderworpen. De grondwet wil dat het vermogen der gemeente tegen onbedachtzaamheid, verzuim of misbruik van het besturend personeel worde be schermd. Van daar een hooger toezigt, gelijk op den voogd van den minderjarige op zoodanige handelingen van den raad, waar door de gemeente soms voor eene lange toekomst wordt ver bonden, of haar belang, tengevolge eener oogenblikkelijke willekeur of onberadenheid van een niet altijd even gelukkig zamengesteld collegie, kan worden benadeeld". Dit controlerend gezag tot eene mede-regering te willen uitbreiden die telkens belemmerend en storend op den gang van zaken in werkt gelijk in de laatste tijden maar al te veel het geval waskomt burgemeester en wethouders noch geoor loofd noch wenschelijk voor. Zij meenen dan ook behoudens allen eerbied voor het collegie van gedeputeerde staten zich op wettelijke wijze tegen een dergelijk streven te mogen verzetten door de twee mid delen, die hun als gemeentebestuur ten dienste staan, en wel 1. door hunne bezwaren tegen de opvatting van ge deputeerde staten op gepaste wijze ter kennis van dat collegie te brengen, doch 2. door volledige openbaarheid te geven aan handelingen die anders uit den aard der zaak aan de controle der openbare opinie onttrokken zijn. Door een be roep alzoo op deze autoriteit, waarvoor zelfs het hoogste ge zag moet bukken, de openbare meening, wier uitspraak het gemeentebestuur in deze met liet volste vertrouwen durft afwachten. Terwijl burgemeester en wethouders dus de gevolgen dezer handeling geheel voor hunne rekening nemenvleijen zij zich, dat die ook 's raads goedkeuring zal wegdragen en deze onge twijfeld zijn zegel zal hechten aan hun streven om te waken voor de belangen en de autonomie der gemeente. (Teekenen van goedkeuring). V. Voor notificatie wordt aangenomen: a. eene missive van de plaatselijke schoolcommissie, dd. 19 Junij 1880, no. 5677, houdende opgaaf van tijdstippen van examens en vacantiën aan gemeentescholen b. eene missive van de directrice der school van mid delbaar onderwijs voor meisjes, houdende berigt, dat de toe latingsexamens aau die inrigting zullen plaats hebben op 12 13 en 14 Julij e. k. en de openbare eindexamens op 15 16 en 17 Julij a. s. c. eene missive van curatoren van liet gymnasiumhou dende mededeeling: 1. dat de overgangsexamens aan die inrigting zullen plaats hebben op 12, 13 en 14 Julij e. k. in de localen der school 2. dat de bekendmaking van de namen der leerlingendie naar een hooger klasse zijn bevorderd of naar de universiteit vertrekken, zal geschieden op 15 Julij d. a. v., 's namiddags 2 uur, ten gemeentehuize: d. eene missive van de commissie van administratie der stadsbank van leening, houdende kennisgeving van het over lijden op 4 Junij j.l. van den gepensioneerden boekhouder der bank, den heer Hendrik Jan Broersma; e. dankbetuigingen van de heeren P. Pama de Kcmpenaer en J. L. Petersen voor hunne herbenoeming respectievelijk tot directeur en boekhouder der gemeentelijke gasfabriek. dat bij openbare aanbesteding is gegund a. het maken van houten schuttingen en stekwerk enz. op Oldegalileën aan M. J. Schotanus te Boxum voor ƒ983 b. het level en van cementsteenwerken voor riolen enz. al daar aan den heer Ph. Lindo te Delft voor ƒ1306 75. V. Wordt overgegaan tot behandeling van liet op den oproepingsbriet vermelde punt: Rapport der raadscommissie omtrent eene aanvraag tot wij ziging der begrooting van administratiekosten der stadsbank van leeningdienst 1880. Na eenige bespreking tusschen de heeren Bloembergen en van Sloterdijck en lecture der verschillende stukken wordt conform het voorstel der raadscommissie besloten om, onder mededeeling aan de commissie van administratie der bank van de in het rapport vervatte overwegingen a. goed te keuren de door haar vastgestelde verhooging van kapittel 1 der begrooting van administratiekosten over 1880 en diensvolgens van de geheele begrooting met 400; b. aan de commissie van administratie verder te berigten dat de raad bezwaar maakt op haar sub 2. gedaan verzoek strekkende tot het verleenen van magtiging voor eventuele af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1880, van posten welke te hoog zijn geraamdgunstig te beschikken. Niets verder te behandelen of voorgesteld zijndesluit de voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 2