72 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 Julij 1880. om concessie door liem geschiedt zonder medewerking van derdenmaar dat hij het voornemen heeftom zoodra hij vergunning tot aanleg der waterleiding binnen de gemeente heeftzich in verbinding te stellen met den heer Salbach te Dresden en wat het finantiële aangaat met soliede bankiers huizen. Duidelijk blijkt hieruitzegt spr.dat de aanvrager geheel alleen de aanvraag heeft gedaan met het doelom bij bekoming der concessiedeze later aan een consortium of wel aan derden over te dragen. In dit laatste ziet spr. bezwaar. De raad dient z. i. vooraf te weten aan wie de concessie bij overdragt zal worden verleend. Het belang der ingezetenen is hierbij betrokken. Geenszins is het eene onverschillige zaak wie die concessie in handen krijgt. Dit is ook elders ingezien. Getuige de groote waterleidingen te Amsterdam en te Leiden. De concessie daarvoor is niet in handen gekomen van een vreemdemaar van eene goed bekend staande com missie. Men wist dat, kreeg deze de zaak in handen, voor eene goede regeling zorg zou worden gedragen. Ook te 's Hage en Rotterdam heeft men ingeziendat eene zaak als eene waterleiding niet maar aan een ieder kan en moet worden toevertrouwd. Daar heeft men gemeentelijke exploitatie. Te Groningen is dit niet het geval. Primitief werd daar concessie verleend aan den heer Oudschans-Dentz. Deze heeft ze later overgedragen aan eene commissie. Wel is de zaak bij die overdragt nog in goede handen gekomenen hebben ook Groningers in die commissie zitting, maar het had ook anders kunnen zijn. In ieder gevalspr. acht het wensche- lijkdat men vooraf weetwelke commissie of welk consor tium de zaak later in handen zal krijgen. Het tweede punt van bezwaar betreft de door de gemeente te verleenen ga rantie. Spr. zal niet treden- in eene analyse van het over gelegd concept-contract, maar de daarin voorkomende bepa ling dat de gemeente gedurende de eerste vier jaar een water-verbruik van 1500 stère per dag, a 10 cent per stère zal moeten garanderen komt hem wel wat bezwarend voor. Deze bepaling acht hij bij de mogelijkheiddat het aantal consumenten der waterleiding in den beginne slechts gering kan zijnnog al gevaarlijk voor de gemeenteterwijl zij voor den concessionaris voor de overdragt der zaak eene groote waarde zal hebben. Spr. zou gaarnealvorens concessie werd verleendeenige zekerheid hebbenomtrent het consument dat in de eerste jaren is te wachten. Al heeft men een flink contractdan nog acht hij eenige wetenschap omtrent het consument be paald wenschelijk. Spr. wijst er opdat ook in het algemeen hier naar wordt gevraagd. Wat ziet men dat gewoonlijk de Engelschen doen bij het ondernemen van groote zaken Dit dat zij b.v. daarwaar sprake is van de oprigting eener gas fabriek zich eerst behoorlijk op de hoogte stellen van het ge tal inwoners der paatsvan de kosten der te maken inrigting en van het te verwachten consument. Zonder deze gegevens zullen zij zich niet ligt met eenige zaak willen bemoeijen. Spr. zal evenwel niet om het door hem beoogde doel te berei ken een amendement op het voorstel van burgemeester en wet houders indienen, maar den loop der discussie afwachten en zien of de door hem genoemde bezwaren ook worden opgelost. Eindelijk heeft hij nog een 3e punt van bezwaar. In Gro ningen zegt spr.is men nu de zaak begonnen. Laat men hier nu eene afwachtende houding aannemen en eens zien welke gunstige resultaten daar worden verkregen. Hij voor I zich zou dit veel liever willen, dan om dadelijk ook hier de zaak op touw te zetten. Hij moet hierbij echter nog opmerken dat men casu quo niet moet vergetendat Groningen ter zake nog niet met Leeuwarden is gelijk te stellen. De situatie is daar geheel anders als hier. Te Groningen maakt men veel meer gebruik van putswater, als te Leeuwarden. Verder meent spr., dat, mogt al blijken, dat een groot ge tal ingezetenen belang stelt in eene waterleiding en men zich dus van een behoorlijk dediet verzekerd zou kunnen houden eene gemeentelijke exploitatie zou zijn te verkiezen boven eene door particulieren. Bij eigen exploitatie zou men natuurlijk alle zekerheid hebben voor eene goede regeling en een goed beheer der zaak. Dan zou men b. v., even als bij het aschland, eens 1 a ƒ2000 meer kunnen besteden met het oog op de eischen der hygièneook zou meneven als bij de gasfabriek geschiedt wanneer het gas niet genoegzaam zuiver wordt geoordeeldalles kunnen aanwenden tot verkrijging van meerdere zuiverheid en van betere resultaten. Dan heeft men alles in eigen handen en wordt nietzooals meestal bij particuliere exploitatie, alle aan dacht geschonken aan de behaalde of te behalen winst. Ook te Rotterdam en 's Hage heeft men dit ingezien en eigen exploi tatie geprefereerd boven die door een consortium. En wordt nu een oog geslagen op de resultaten daar verkregen en ge let op het feitdat te 's Hage het getal stères per dag afge leverd bedroeg, in 1875/6 1490 W 1877/8 2512 M3 1878/9 3211 M3 dan meent spr. dat men er ook niet zoo voor behoeft te vreezen dat het getal consumenten per jaar niet zal toenemen. Den heer de la Faille is het niet regt duidelijk, welk be zwaar er voor de gemeente bestaat om concessie voor den aanleg en de exploitatie eener drinkwaterleiding te verleenen. Z. i. zijn er slechts 2 voorwaardendie daarbij in acht zijn te nemen, n.l.1. dat er zekerheid bestaat dat ten allen tijde goed en eene genoegzame hoeveelheid water kan worden ge leverd en dat men zich van de zuiverheid van het water be hoorlijk kan vergewissen, en 2. eene finantiële voorwaarde. Men zal moeten overleggen welke kosten de gemeente voor zich zal behooren te nemenwanneer aan de sub 1 genoemde voorwaarde behoorlijk wordt voldaan. Beperkt men de zaak tot deze eenvoudige verhoudingdan komt het spr. voor, dat bezwaren, omtrent de consumtie enz.of wel de vraag van waar het water zal worden geno men, zaken zijn die niet op den weg van het gemeentebestuur liggen, maar op dien van den concessionaris. Spr. herinnert zich de moeijelijkheden waarop men bij vorige gelegenheid omtrent de prise d'eau is gestuit en hij voor zich meentdatbij de bekendheid dat het boezemwater ge durende enkele maanden in het jaar ziltig of wel brak is, er geen vaarwater in deze provincie kan worden gevonden waaruit ten allen tijde genoeg en genoegzaam zuiver water zou zijn te bekomendochzegt hijwat heeft het ge meentebestuur daarmede te maken. De concessionaris heeft aan te toonen en te bewijzen dat hij goed en genoegzaam drinkwater kan leveren en doet hij dit, wat doet het er dan aan van waar dat water komt Spr. stelt op den voorgrond, dat eene goede waterleiding is eene zeer nuttige eene zeer gewenschte inrigting. Wanneer Leeuwarden nu door particu liere bemoeijing en zonder groote opoffering in het bezit van Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 Julij 1880. 78 zoodanige z. i. alhier moeijelijk te verwezenlijken inrigting zou kunnen gerakendan gelooft hij dat men van den kant van het gemeentebestuur niet te veel bezwaren bijbrengen maar eene groote faciliteit aan den dag Ier/gen moet. De con cessionaris moet zelf de bezwaren inzien. Hij heeft in de allereerste plaats belang bij de zaak. De gemeente behoeft niets anders te doen dan de voorwaarden te stellen zooeven door spr. bedoeld, nl. om zich te verzekeren dat het geheele jaar door genoeg en genoegzaam zuiver water zal kunnen worden geleverd en om te bepalen welke opoffering zij zich bij voldoening aan de le voorwaarde zal willen getroosten. Meer niet. Immershet betreft hier geen koop of verkoop. Spr. is dus van meening dat men, behoudens het stellen der bedoelde voorwaardenvoor welker nakoming men zich bij contract behoorlijk kan verzekerenten opzigte van het ver leenen van concessie zooveel mogelijk faciliteit aan den dag moet leggen. De heer Duparc kan zich geheel bij den geachten laatsten spreker aansluiten. Hij wenscht tevens op te merken, dat de voorlaatste sprekerde heer Bruinsinamin of meer op de zaak is vooruit geloopen. Men heeft zich thans alléén de vraag te stellen: zal men concessie voor eene waterleiding binnen deze gemeente verleenen, en zoo ja, zal de gemeente ook finan- tiëlen steun aan de onderneming verschatten. De punten door den heer Bruinsma genoemdnl. de overdragt aan een onbe kend consortium het bedrag of de hoegrootheid der garantie enz. dienen eerst later te worden uitgemaaktals eens in beginsel tot de zaak is besloten. Het is natuurlijkdat wordt financiële steun toegezegdvoorwaarden worden ge steld die waarborg opleveren voor eene rigtige nakoming der verpligtingen welke de concessionarissen op zich hebben ge nomen. Thans moet men niet verder gaan dan zich bepalen tot de twee door spr. zoo evengenoemde vragenverder te gaan en b.v. te overwegenof eene eventuële bepaling krachtens welke de gemeente gedurende 4 jaar een water verbruik zou moeten garanderen van 1500 stère per dag a 10 cent per stère, ook een te grooten finantiëlen last op de gemeente zou leggenkomt hem bepaald onraadzaam voor. Indien wordt aangetoonddat ten allen tijde goed en ge noegzaam water kan worden geleverdwat doet het er dan toewie de aanvraag om concessie heeft gedaan of aan wie die concessie zal worden verleend of eventueel later zal wor den overgedragen Een en ander kan der gemeente vrij on verschillig zijn. Zij is het toch niet alleen die bij de zaak belang heeft. De finantiële steundien zij zal verleenen is ook geenszins voldoende om de zaak levensvatbaar te doen zijn. De ondernemers hebben er wel in de eerste plaats belang bij dat goed en genoegzaam water kan worden ge leverd. Naar spr. meent zou het den concessionaris ook on mogelijk zijnom zonder deugdelijke waarborgen voor de mogelijkheid dier levering een consortium of commissie te vindengenegen de concessie over te nemen en de inrigting tot stand en in werking te brengen. Hij gelooft dat de raad door aanneming van het voorstel van burgemeester en wethouders niet alleen zich het minst zal bindenmaar tevens een begin zal maken van eene zaak, waaraan eene vooral in den laatsten tijd erkende groote be hoefte bestaat. Wat eindelijk betreft het door den heer Bruinsma geop perd denkbeeld van gemeentelijke exploitatiespr. meent, dat daarvan alleen dan sprake zou kunnen zijnindien men hier stond voor eene keuze tusschen eene onderneming door par ticulieren en eene van gemeentewege. Welligt zou men dan met het oog op de goede resultaten elders verkregenwaar van de heer Bruinsma gewaagdetot de laatste kunnen overhellen. Er is echter in dezen van keuze geen sprake. Het punt betreffende gemeentelijke exploitatie werd eerst heden in debat gebragten wel in den vorm van eene individuele opinie. De raad heeft zich dus alleen de vraag te stellenis de zaak voor de gemeente van genoegzaam belang om concessie te verleenen enzoo jadient de gemeente daarenboven ook nog het tot stand komen der zaak te bevorderen door het verleenen van finantiëlen steun? Gelijk reeds door spr. werd gezegdzullenindien ook tot het laatste wordt beslotenvoorwaarden dienen te worden gesteld. De heer Bloembergen wenscht met een enkel woord te kennen te gevendat hij de conclusiezooals die door burge meester en wethouders is gesteldde meest verkieslijke acht, behoudens een punt dat hij liever eenigzins gewijzigd zou willen zien. Het verzoek om concessie en finantiëlen steun zooals het thans in behandeling is, is z. i. totaliter onvol doende om daarop eene toewijzende beschikking te nemen als niet met de vereischte bescheiden en bewijzen gestaafd, die behoorlijken grond kunnen geven om over het al of niet aannemelijke van het door den adressant beoogde plan te oordeelen en na te kunnen gaan in hoever het aanspraak op den verlangden steun van gemeentewege kan maken. Zelfs is er geen sprake van de plaats van waar het water zal wor den genomen. Nu is er wel door den geachten voorlaatsten spreker op gewezen, dat men daarmede ook niets heeft te maken, omdat dit een en ander voor risico van den ouder nemer komt, maar spr. meent toch, dat waar sprake is van het verleenen van concessie en van finantiëlen steun, het verzoek desbetreffende voor alles behoorlijk moet worden toe gelicht, ten einde de gelegenheid te verschaffen de zaak te beoordeelen. Men zal spr. toch moeten toegeven, dat wanneer de gemeente zich eventueel bij contract zal verbinden tot het verschaffen van zekeren steunmen moet kunnen nagaan in hoeverre die steun wordt gewettigd door het belang dat de gemeente bij de betrokken zaak heeft. Ook vergete men niet, dat, wanneer de gemeente steun aan de waterleiding geeft en de zaak tot stand komtde in gezetenen, vertrouwende op het gemeentebestuur, dat zijnen bijval en steun aan de zaak schonk, hunnp woningen ervoor zullen inrigten en werken tot stand zullen doen brengen, die niet van geringen aard en vrij kostbaar zijn. Blijkt het dan later, dat de waterleiding niet aan de eischen voldoet, dan heeft het gemeentebestuur voor een deel de verantwoordelijk heid ten opzigte van de teleurstelling die de ingezetenen daarvan zullen ondervinden. Spr. wil in de verste verte niet beweren, dat de voorgenomen zaak geen steun verdient, in geenen deele, maar wel, dat datgene wat door adressant is bijgebragt niet voldoende is om daarop eenige toezegging van steun te gronden. In verband hiermede is hem de conclusie nog wat al te personeel gesteld. Hij voor zich, genegen om iedere aan vraag om concessie en steun voor eene waterleiding in be handeling te nemen van welken kant die aanvraag dan ook wordt gedaanwanneer zij slechts behoorlijk is toegelicht eu gestaald met de noodige bewijzen, vreest dat de adressant in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 2