8(j Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 5 Augustus 1880. het bedrag van een millioen gulden moet overschrijden hier van is bij de door hem ontvangen inlichtingen geen sprake. Spr. heeft expresselijk geïnformeerd en wel met het doel om, mogt het een vereischte zijnnog te kunnen voorstellen een ander deel der gemeenteschuld nog onder de conversie op te nemenof wel het bedrag der openbare werkendat zich daarvoor gevoegelijk leentnog eenigzins te verhoogen. De heer Troelstra wilwaar de heer Bloembergen hem heeft gevraagd of hij er wel op gelet heeft, dat de gasfa briek alleen de rente (de huur zou men kunnen zeggen) van het door de fabriek vertegenwoordigd kapitaal vergoedt, ant woorden dat hem dit bekend is en dat er ten opzigte van de verhouding tusschen de gewone gemeenteschuld en die der gasfabriek bij hem ook geene begripsverwarring bestaat. De schuld der gasfabriek is een gemeenteschuld (het staat ook in 't rapport)maar de gasfabriek wordt door die schuld gede biteerd. Als er nu jaarlijks ƒ18,000 uit de winst der fabriek wordt besteed tot aflossing van schulddan delg ik in de eerste plaats de schuld der fabriek onverschillig of de schuld der gasfabriek afzonderlijk bestaat of vermengd is met de ge wone gemeenteschuld. En wanneer spr. nu de rekening-courant en de balans der fabriek inzietdan blijkt hem dat die zoo uitvoerig en naauw- keurig is, dat er van verwikkeling in de administratie door schuldvermenging geen sprake kan zijn. De wijze van inrig- ting der rekening-courant van de fabriek maakt het ondenk baar onmogelijkdat men bij eene eventuele opname der gasfabriek-schuld onder de algemeene conversieniet ieder oogenblik, even gemakkelijk als vroeger zou kunnen zeggen, welke rente door de fabriek aan de gemeente behoort te wor den vergoed. De heer Bloembergen liet het verder voorko men alsof de commissie van rapporteurs vrees koesterde of het burgemeester en wethouders met eene conversie der gas fabriek-schuld wel ernst isspr. moet echter verklaren dat hem nog nooit is geblekendat het burgemeester en wet houders met toegezegde zaken geen ernst was. Waar de heer Bloembergen echter in het vooruitzigt heeft gesteld, dat eene afzonderlijke conversie der leeningen voor de gasfabriek voor de gemeente voordeeliger zal zijn omdat, ofschoon het bedrag kleiner, de aflossing op korter termijn kan worden gesteld, daar zou hij echter wel de vraag willen doen of dat bewe ren wel ernstig gemeend kan zijn. De heer Bloembergen merkt op, dat hij niet heeft ge vraagd of de heer Troelstra er wel op lette, dat de gasfa briek alleen de rente van het kapitaal dat onder de fabriek steektvergoedt. Hij heeft er slechts op gewezen, om te doen uitkomen dat het niet de fabriek maar de gemeente isdie geld leent en de rente en aflossing dier schuld kwijt. In de rekening der gasfabriek zal dan ook geen andere post voor die kwijting worden aangetroffen maar wel de rente van het kapitaal dat de gasfabriek vertegenwoordigd. Wat de laatste opmerking van den heer Troelstra betreftnl. dat door spr. in het vooruitzigt is gesteld dat eene afzonderlijke conversie voor de schuld der gasfabriek voordeeliger voor de gemeente zal kunnen zijn dan eene opname van die schuld onder de algemeene te converteren leeningenspr. verklaart dat dit beweren ernstig is gemeend en zich grondt op de daarvoor naar hij meent genoegzaam ontwikkelde beweegredenen. Hierna worden de discussiën omtrent punt 1onderdeel a van de conclusie van rapporteurs gesloten. Dit punt, strekkende om onder de te converteren schuld ook te begrijpen die ten behoeve der gasfabriek aangegaan rentende 5 pet, wordt bij stemming verworpen met 9 tegen 1 7 stemmenvóór stemden de heeren HommesPlantenga I van GoensTroelstraWiersmavan Sloterdijck en Minnema Buma. In verband hiermede wordt punt 1 der conclusie van het voorstel van rapporteurs zonder hoofdelijke stemming aangenomen, luidende dit punt: 1. over te gaan tot eene buitengewone aflossing van een gedeelte der gemeenteschuld, voor zooveel betreft de 4 Va pet. leeningen van de jaren 1850, 1802 en 1803, benevens de 5 pet. leeningen van de jaren 1804 tot en met 1873, daaronder niet begrepen die ten be hoeve der gasfabriek." Tengevolge de verwerping van onderdeel 1 punt a der con clusie van rapporteurs wordt het eerste gedeelte van het daar aanvolgend punt b als daarmede in onmiddelijk verband staandeals vervallen beschouwd en verder punt 2 der con clusie van het voorstel van burgemeester en wethouders aan genomen zonder hoofdelijke stemming of discussie. Bedoeld punt luidt.2. tot vinding der middelen voor de sub. 1 omschreven buitengewone aflossing en ter bestrijding der uitgaven voor buitengewone werken, uit te voeren in de dienst jaren 1880 en 1881, aan te gaan eene geldleening ten bedrage van ƒ900,000 tegen een rente van 4 pet., bij seriën op te nemen." In verband met de andere voorstellen van rapporteurs wordt de behandeling van punt 3 van het voorstel van bur gemeester en wethoudersbetreffende de wijziging der ge- meentebegrootingaangehouden tot na behandeling van punt 4. Dit puntstrekkende om voor de opname der sub. 2 be doelde geldleening vast te stellen het plan van leening door burgemeester en wethouders in concept aangebodenwordt alzoo aan de orde gesteld en allereerst in behandeling gebragt de verschillende bepalingen van het concept plan van leening. Artikelen 1 2 3 en 4 worden vastgesteld zooals ze door burgem. en weth. zijn ontworpen en wel in volgender voege Art. 1Deze geldleening wordt tegen eene rente van vier ten honderd in het jaar aangegaan tot een bedrag van ƒ900,000, verdeeld in twee of meer seriën, de eerste tot een bedrag van ƒ534,000. Van de verdere seriën wordt het bedrag en de tijd van opname door burgem. en weth. vast gesteld, met inacht neming van de bij de begrooting beschikbaar gestelde som". „Art. 2. De wegens deze leening onder een doorloopend volgnommer af te geven schuldbekentenissen worden gesteld op naam of aan toonderter keuze van de deelnemersieder ten bedrage van duizend gulden. Ze kunnen ook in onder deden van vijfhonderd en van tweehonderd gulden worden gesplitst, uit te geven onder hetzelfde nummer, geteekend met letter A B en zoo noodig CD en E". „Art. 3. Bij elke schuldbekentenis wordt afgegeven een stel halfjarige coupons, verschijnende 1 Januari) en 1 Julij van elk jaarwaarvan de eerste voor den tijd tusschen de stor ting en den dag van rentebetaling verloopende en de overigen ieder voor een halfjaar rente. Daarbij wordt gevoegd een bewijs tot het kosteloos bekomen van nieuwe coupons voor het vervolg. De verschenen coupons zijn betaalbaar ten kantore van den gemeente-ontvangeren aan een door burgemeester en wet houders aan te wijzen kantoor te Amsterdam. •De rente en aflossing der schuldbekentenissen worden ge vonden uit plaatselijke inkomsten der gemeente". „Art. 4. De deelneming in deze geldleening wordt respec tievelijk tot het bedrag voor elke serie bepaald bij openbare inschrijving aan den meestbiedende opengesteld. De inschrij vingen geschieden voor een of meer aandeelengroot duizend gulden terwijl daarbij wordt vermeld hoeveel obligatiën van ƒ1000 of van ƒ500 of van ƒ200 de inschrijver verlangt, ingeval zijne inschrijving wordt aangenomen onder opgave Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 5 Augustus 1880. 87 van den persoon ten wiens name de obligatiën moeten wor- den gesteld wanneer daaraan boven het stellen van dezen aan toonder de voorkeur wordt gegeven. Voor zoover de aanbiedingen aan burgemeester en wethou ders aannemelijk voorkomenerlangt de hoogste bieder de aandeelen waarvoor hij heeft ingeschreven daarop volgt de gene, die na hem het hoogste bod heeft gedaan en zoo vervolgens. Indien door twee of meer der hoogstbiedenden voor gelij ken prijs meer is ingeschreven dan benoodigd is, beslist het lot tusschen hen. De billetten van inschrijving moeten op zegel geschreven en vóór of op den door burgemeester en wethouders te be palen tijd bij ons collegie ingekomen zijn. Op den omslag der billetten moet met aanduiding der serie, waarop de inschrijving betrekking heeftworden vernield „Billet van inschrijving voor de geldleening van ƒ900,000". De opening daarvan heeft in het openbaarop een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstipin eene ver gadering van hun collegie plaats. Binnen vier dagen na het openen der billetten wordt aan de belanghebbenden wier inschrijvingen geheel of gedeelte lijk zijn aangenomendaarvan kennis gegeven". Bij art. 5 wordt zonder hoofdelijke stemming besloten, om aan dat art. toe te voegen de alinea door de commissie van rap porteurs voorgesteld. Dat art. wordt alzoo vastgesteld als volgt: „Art. 5. Wanneer niet voor het volle bedrag der openge stelde serie van deze leening is ingeschreven of wel de in schrijvingen ten deele door burgemeester en wethouders on aannemelijk zijn geachtwordt door dat collegie voor het resterend bedrag op nieuw eene inschrijving opengesteld overeenkomstig de bepalingen van dit plan behoudens wij ziging van den termijn van storting en het tijdstip van in gang der rentetenzij het collegie besluit voorshands eene nieuwe inschrijving achterwege te laten, in welk geval het restant der niet tot het volle bedrag aangenomen serie bij de volgende serie wordt gevoegd. Bij niet volteekening van het gevorderde bedrag kan ook het ingeschreven bedrag aangenomen en de verdere deelne ming gesloten worden." Art. 6 wordt vastgesteld zoo als door burgemeester en wet houders ontworpen en wel als volgt: -Art. 0. De storting der wegens de eerste serie ingeschre ven sommen zoover betreft de tengevolge de eerste open stelling aangenomen inschrijvingen moet geschieden in een termijn, op 3 Januarij 1881. De rente gaat in met den ln dier maand. Bij vernieuwde openstelling der inschrijving wordt het tijd stip van storting en ingang der rente van de alsdan aan te nemen sommen, ingevolge art. 5 aangewezen." Het voorstel der commissie van rapporteurs om in art. 7 regel 6, tusschen de woorden „der" ju „geldleeningen" en insgelijks tusschen die woorden, voorkomende op regel 8, te voegen het woord „afgeloste" leidt tot eenige discussie. De heer Bloembergen vat niet regt de bedoeling van dat woord „afgeloste." Hij zou eerder meenen, dat liet hier „af te lossen" moet zijn. De heer Troelstra zegt, dat de commissie van rappor teurs gemeend heeftdat bij de tegenwoordige redactie van het artikelhet zou kunnen gebeurendat nemers van aau- deelen in de nieuwe leening voor de betaling daarvan gingen aanbieden, obligatiën van andere nog niet afgeloste gemeen telijke leeningen. Dit wilde zij voorkomen door toevoeging van liet woord „afgeloste." De bedoeling is hier, dat voor de betaling der nieuwe obligatiën in ontvangst kunnen wor den genomendie obligatiën welke in October aan die be taling voorafgaande zijn uitgeloot. De heer Bloembergen merkt op, dat bedoeld in beta ling geven van obligatiën zich alleen uitstrekt, voor zoover door de nemers der nieuwe leening bij de inschrijving het voornemen daartoe is te kennen gegeven, met opgaaf der leening, waartoe de in betaling te geven obligatiën behooren. Verder blijft hij er bijdat het woord „afgelost" hier min der passend is. Nadat de heer Troelstra er nog op had gewezen, dat het woord „afgelost" hier toch zoo kwaad niet is, wijl de storting van het bedrag der nieuwe leening zal plaats hebben op 3 Januarijop welken datum de bedoelde obligatiën der oude leeningen zullen zijn afgelost, wordt het voorstel tot de door rapporteurs bedoelde toevoeging in stemming gebragt, doch verworpen met 9 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren Bruinsma, Hommes, Plantenga, de With, Troelstra, v. Sloterdijck en Minnema Buma. Hierna wordt art. 7, als ook art. 8 onveranderd vastgesteld, luidende deze artt. als volgt: „Art. 7. Voor de in het vorig artikel bedoelde stortingen, kunnenvoor zoover bij de inschrijving gebleken zij van het voornemen dezer wijze van betalingwaartoe de in betaling te geven obligatiën behoorenin betaling worden gegeven de schuldbekentenissen der geldleeningen rentende 4 Va |ten honderd, aangegaan in de jaren 1856, 1862 en 1863, zoo mede die der geldleeningen rentende 5 ten honderd aange gaan in de jaren 1864 1865 (daaronder niet begrepen die ten behoeve der gasfabriek) 1868, 1869, 1870 en 1871, met de daarbij behoorende coupon? en talon. Deze schuldbekentenissen worden a pari aangenomenmet bijberekening van zoovele maanden rente als sedert den laatst vervallen coupon verstreken zijn en onder vergoeding tevens van het verschil van rente tusschen de in betaling gegeven schuldbekentenissen der af te lossen leening en die der nieuwe over het tijdvakdat nog verloopen moet tusschen het in be taling geven der schuldbekentenis en het vervallen van den eerstvolgenden coupon". „Art. 8. Bij de storting worden aan de deelnemers de ver langde schuldbekentenissen door den gem.-ontv. afgegeven". Discussie heeft plaats over het voorstel der commissie van rap porteurs om art. 9, dat door burg. en weth. is geredigeerd als volgt: Art. 9. Op het geheel bedrag dezer leening vindt jaarlijks aflossing plaats, te beginnen met het jaar 1881, met een minimum van 9,000 gedurende de 10 eerste 13,000 10 volgende 18,000 „10 daaraanvolgende 23,000 „10 27,000 „10 laatste jaren. De raad regelt het bedrag der af te lossen som. vast te stellen in volgender voege: „Art. 9. Op deze lee ning vindt jaarlijks aflossing plaatste beginnen met het jaar 1881, met een minimum van twee percent van haar bedrag. De raad regelt verder het bedrag der af te lossen som". De heer Wiersma kan zich met deze wijziging in het voorstel van burgemeester en wethouders niet vereenigen. Bij de behandeling van dat voorstel bij het collegie van da- gelijkscli bestuuris hij het geweestdie voor eene aflossing waszooals thans door het collegie is voorgesteld. Hij is daar nog vooromdat hij door de commissie van rapporteurs bij- gebragte argumenten niet genoegzaam is overtuigddal hij zijne zienswijze ten dezen behoort te wijzigen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 4