110
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 2G Augustus 1880.
Art. 6. De waagcommissie tracht alle wanorde in de waag
te voorkomen of te doen ophouden. Zij doet aan burgemees
ter en wethouders zoodanige berigten en voorstellen als zij
in het belang der waag noodig acht.
Door burgemeester en wethouders kan aan de waagcom
missie de uitvoering van verschillende werkzaamhedende
waag betreffendeworden opgedragen.
De verdeeling der ruimte in de waagde aanwijzing van
de plaats voor de verschillende takken van handel en alles
wat verder met het doelmatig gebruik van de waag in be
trekking staatwordt door de waagcommissieonder toezigt
van burgemeester en wethoudersgeregeld.
De waagcommissie regelt hare werkzaamheden bij een huishou
delijk reglement, dat aan burgem. en weth. wordt medegedeeld.
Art. 7. De zorg voor het openen en sluiten der waag
voor de regelmatige aan- en afvoer der producten, voor de
orde bij het wegen daarvan en alles wat het doelmatig ge
bruik van de waag betreftis onder toezigt der waagcom
missie, opgedragen aan den waagmeester. Deze wordt door
den raad benoemddie hiervoor van burgemeester en wethou
ders eene voordragt van twee personen ontvangten mede
door hem ontslagen.
Art. 8. De waagmeester legt voor de aanvaarding zijner
bediening in handen van burgemeester en wethouders den vol
genden eed of belofte af:
„Ik zweer (beloof) dat ik de pligten mij als waagmeester
opgelegdeerlijk, naauwgezet en zonder aanzien des per
sons zal vervullen."
„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig (dat beloof ik)."
Art. 9. De waagmeester geniet uit de gemeentekas eene
bezoldiging van ƒ700 per jaar.
Hij kan in de waarneming zijner bediening uiterlijk voor
den tijd van eene maand worden geschorst door burgemees
ter en wethoudersdie van hun besluit tot schorsing in de
eerstvolgende vergadering van den raad mededeeling doen.
Aan den waagmeester kunnen door burgemeester en wet
houders behalve alle werkzaamheden de waag betreffende
ook andere werkzaamheden worden opgedragen.
Hij gedraagt zich overigens geheel naar eene door den raad
vast te stellen instructie.
Art. 10 geeft aanleiding tot discussie. Bedoeld art. is luidende
„Art. 10. Voor het wegen der producten aan de waag wor
den de noodige wegers en weegsters tot wederopzegging aan
gesteld door burgemeester en wethoudersdie voor ieder aan
te stellen weger of weegster van de waagcommissie eene aan
beveling van drie personen ontvangt.
Het getal der aan te stellen wegers en weegsters wordt
door burgemeester en wethoudersin overleg met de waag
commissienaar gelang der behoefte, bepaald."
De heer Troelstra merkt op, dat in dit artikel nog sprake
is van weegsters. Gaarne zou hij worden ingelichtwaarom
men zich niet alleen tot wegers bepaalt. Hij gelooft toch
dat had men hier met eene nieuwe zaak te doenzeker van
weegsters geen sprake zou zijn.
De Voorzitter zegt, dat men hier slechts staat voor eene
bestendiging van een bestaanden toestandeen toestand die
in het leven is geroepen door het verschil van werk aan de
waag. De kleine vaten worden op de kleine schaal door
vrouwen behandeld, terwijl de grooten door mannen op de
groote schaal worden geplaatst. De bezoldiging van eerstge-
noemden is dan ook lager dan van de laatsten.
Nadat ten dezen nog eenige bespreking had plaats gehad
tusschen de heeren BruinsmaTroelstra en de voorzitter
waarbij door laatstgenoemde naar aanleiding van de door den
heer Troelstra uitgesproken wenschelijkheidom voor de we
ging aan de waag eene bascule te gebruikenhad gewezen
op de bezwaren die vooral de handel zelf heeft tegen het ge
bruik daarvanwordt artikel 10 onveranderd aangenomen.
Artikels 11 en 12 worden vastgesteld zooals ze zijn voor
gedragen. Deze artikels luiden
„Art. 11. Het wegen der waren geschiedt zooveel mogelijk
in de orde waarin zij daartoe worden aangeboden. Gedurende de
marktdagen worden echter in het belang der boter- en kaas
markt geene andere waren dan boter en kaas in de waag toegela
ten dan na uitdrukkelijke toestemming van den waagmeester.
Het wegen geschiedt met geene mindere gewigten dan van
een half kilo.
Art. 12. De wegers en weegsters leggen vóór de aanvaar
ding hunner werkzaamheden in handen van burgemeester en
wethouders den volgenden eed of belofte af:
„Ik zweer (beloof) dat ik de betrekking van weger (weeg-
„ster) aan de waag der gemeente Leeuwarden met eer
lijkheid, naauwgezetheid en onpartijdigheid zal waarnemen,
„en mij in de uitoefening daarvan stiptelijk zal gedragen
„naar de voorschriften en instruction mij gegeven.
„Zoo waarlijk helpe mij God almachtig (dat beloof ik.)"
De wegers genieten uit de gemeentekas ieder eene bezoldiging
van 175 in het jaar; de weegsters ieder van 1.40 in de week.
De wegers en weegsters gedragen zich in alles naar eene
door burgemeester en wethouders vast te stellen instructie."
Art. 13 geeft aanleiding tot bespreking. Dit artikel luidt
als volgt
„Art. 13. Het verwerken der vaten boter uit de waag naai
de schepen of in de bewaarplaats van boter in het waagge
bouw en van alle andere te wegen waren van buiten de waag
op de schalen en van de schalen naar buiten de waagge
schiedt door werklieden daarvoor door burgemeester en wet
houders aan te stellendie voor ieder waagwerker van de
waagcommissie eene aanbeveling van drie personen ontvangen.
Het getal der aan te stellen waagwerkershunne werk
zaamheden en hunne bezoldiging wordt door burgemeester
en wethouders in overleg met de waagcommissie geregeld."
De heer Hommes merkt op dat in dit artikel wordt ge
sproken van het verwerken der boter op en van de schalen
hij zou achter dat woord schalen willen plaatsen „of andere
weeg werktuigen". Dan is men meer vrij. De erva
ring die hij toch ten opzigte van bascules heeft opgedaan is
verre van ongunstig. Z. i. leiden deze weegwerktuigen tot
veel besparing van moeite en tijd.
Na eenige bespreking ten deze tusschen de heeren Duparc,
de voorzitter en Hommes wordt door den heer Duparc voorge
steld en door de vergadering besloten om in plaats van het
woord „schalen" te gebruiken het woord „weegtoestellen".
Dus gewijzigd wordt .artikel 13 zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
Bij art. 14 dient de heer vail Sloterdijck een amende
ment in strekkende, om alinea 2 van dat artikel te doen
aanvangen als volgt
„Behoudens liet voorschrift van art. 31 van het reglement
op de botervaten in de provincie Frieslandkunnen de be
langhebbenden bovendien enz.
Dit amendement wordt door burgemeester en wethouders
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 Augustus 1880.
I overgenomen, tengevolge waarvan het voorgesteld art. 14
I luidt als volgt:
„Art. 14. Het gewigt wordt met rood krijt op de gewogen
I voorwerpen aangeteekend voor zoover dezen die aanteekening
I toelaten.
Behoudens het voorschrift van art. 31 van het reglement
I op de botervaten in de provincie Friesland kunnen belang-
I hebbenden bovendientegen betaling van het daarvoor vast-
I gestelde bedragvan iedere weging een door den waagmeester
I geteekend billet bekomenhoudende de namen van koo-
I per en verkooperden aard van het gewogenebenevens
I het gewigt en de dagteekening der weging."
De heer Troelstra heeft tegen de in het artikel aange-
I bragte wijziging geen bezwaarmaar wel tegen de vermelding
I dat de belanghebbende van iedere weging een billet kan be-
I komen tegen betaling van het daarvoor vastgestelde bedrag. Die
I betaling te eischen is z. i. onbillijk. Men zal dusdoende eene
I legesheffing hebben, welke geen regt van bestaan meerheeft.
I Het te ontvangen billet is eene kwitantie waarop iederdie
I heeft betaald regt heeft.
Hij stelt daarom voor de woorden „tegen betaling van het
I daarvoor vastgesteld bedrag" te roijeren.
Dit amendement, genoegzaam ondersteund zijnde, komt in
I behandeling.
De heer Dirks zal er zich tegen verklaren, en wel omdat 1
I de bepaling hier geheel facultatief is. De belanghebbenden
I kunnen van iedere weging een billet vragen; zij worden er
I geenszins toe gedwongen. Willen zij nu een billet hebben
I wat is er dan tegen dat zij voor de buitengewone moeite
K welke zij veroorzaken, 2y2 cent betalen.
De heer Wiersma zal zich ook niet met het ingediende
u amendement vereenigen. Z. i. is het in dezen bedoelde bil-
I let geen kwitantie wegens gedane betaling, maar een bewijs
I omtrent het gewigt enz. van het gewogene. Kwitantie's heeft
men aan de waag niet noodig. Men mag aannemen, dat
voor alles wat de waag verlaat, het noodige regt is betaald.
Het betreft liier een afzonderlijk billet, een bewijs, dat,
werd het door ieder gevraagdde werkzaamheden aan de waag
I nog al zou vermeerderen.
Hij acht het billijk, dat ieder, die zoodanig billet wenscht,
I ook daarvoor eene kleine retributie betaalt.
De lieer Troelstra erkent, dat zijn beweren, als zoude
I het hier eene kwitantie betreffen, minder juist is; het is hier
I meer een bewijs omtrent de plaats gehad hebbende weging.
I Hij blijft er echter bij dat men toch ten dezen geen afzon-
I derlijk regt moet heffen. Het bewijs behoort bij de weging,
I is er een uitvloeisel van. Daarvoor afzonderlijke betaling te
I eischen is bij hem eene verouderde legesheffing.
De Voorzitter zegt, dat de opmerking van den heer
I Troelstra gerigt is tegen artikel 238 der gemeentewet. Naar
hij meent, zou men, ging de redenering van dat geachte lid
op, alle vergoedingen voor bewezen diensten, bij dat artikel
I bedoeld, maar moeten afschaffen. Geenszins kan hij echter
I 4ie redenering deelenvooral nietwaar het rijk ten dezen
I geen goed voorbeeld geeft.
De heer Troelstra meent dat men hier de zaak wel wat
I zwart gaat schilderen. Het betreft hier geenszins een groot
I belang, maar slechts een retributie van 2V2 cent.
Hij blijft overigens bij zijne opinie dat eene afzonderlijke
heffing hier minder billijk is. Het billet omtrent de weging
j is een aanhangsel van de weging zelf en wil men nu voor
dat billet eenige vergoeding, dan moet men die begrijpen in
die voor de weging.
Nadat ten dezen nog eenige bespreking had plaats gehad
tusschen de heeren Duparc, de voorzitter, Dirks en Bruim-
smawordt het amendement van den heer Troelstra in stem
ming gebragt en verworpen met 14 tegen 2 stemmen. Voor
stemden de heeren Brunger en Troelstra.
Artikel 14 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd en vastgesteld.
Artikels 15, 16, 17 en 18 worden eveneens vastgesteld,
zulks nadat naar aanleiding eener opmerking van den heer
van Sloterdijck en voorstel van den heer Duparc in artikel 15
de datum van het provinciaal reglement, n.l. de woorden:
„van 11 Julij 1843" waren geroijeerd.
Bedoelde artikels luiden, zooals ze zijn vastgesteld, als volgt
„Art. 15. Bij het wegen van vaten boter wordt het gewigt
van het vat, overeenkomstig art. 3 van het provinciaal regle
ment op de botervaten van het bruto gewigt afgetrokken.
Art. 16. Ingeval van verschil tusschen de belanghebbenden
en de wegers of weegsters omtrent het gewigt der gewogen
warenbeslist de waagmeester.
Art. 17. De gemeente is in geen geval aansprakelijk voor
verlies of bederf van in of bij de waag geplaatste of aldaar
ter weging aangeboden of gewogen waren.
Art. 18. Het rooken in de waag is verboden.
Behalve de artikelenwaarvan de verkoop door burgem. en
weth. uitdrukkelijk is toegelaten mag in de waag niets wor
den uitgeventnoch met luider stemme aangekondigd.
Geene aankondigingen of berigten mogen aan de muren der
waag worden aangeplakt of aangehangen buiten de daarvoor aan
gewezen plaats en op de daarvoor vast te stellen voorwaarden.
Honden worden in de waag niet toegelaten."
Omtrent artikel 19 heeft bespreking plaats.
Bedoeld artikel is van volgenden inhoud:
„Art. 19. De onverkochte of door de koopers niet wegge
voerde vaten boter kunnen door belanghebbenden ter bewa
ring gelaten worden aan den waagmeester die ze tegen daar
van door hein af te geven bewijs in ontvang neemt en in de
daarvoor bestemde bewaarplaats opbergt. De gemeente is te
genover belanghebbenden aansprakelijk voor de in bewaring ge
geven boter, wat de hoeveelheid vaten betreft, maar niet voor be
derf of vermindering van waarde der in bewaring gegeven boter.
Wanneer de ter bewaring aangeboden boter niet in de daar
voor aangewezen ruimte kan worden geborgen, worden de aan
biedingen aangenomen in de volgorde, waarin zij worden gedaan.
Wordt eene partij boter naar het oordeel van den waag
meester te lang in bewaring gelatendan kan de waagmees
ter door de waagcommissie worden gemagtigdde verdere
bewaring dier partij aan den belanghebbende op te zeggen
en hem die te doen terugnemen.
De sleutels der bewaarplaats van boter zijn in het bezit
van den waagmeesterdie geheel met die bewaring onder
toezigt der waagcommissie is belast.
De leden der waagcommissie hebben bevoegdheid ten allen
tijde met den waagmeester de bewaarplaats binnen te treden
en te onderzoeken."
De heer Minnoma Buma heeft omtrent dit artikel twee
wijzigingen voor te stellen. Vooreerst wenscht hij tusschen
de woorden „betreft" en „maar" voorkomende in de le alinea
van liet artikel te lezen: „uitgezonderd in geval van brand",
terwijl hij verder nog de geheele ticeede alinea wil doen vervallen.