114 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 Augustus en 4 September 1880,
Art. 16.. Ingeval van verschil tusschen de belanghebben
den en de wegers of weegsters omtrent het gewigt der ge
wogen waren, beslist de waagmeester.
Art. 17. De gemeente is in geen geval aansprakelijk voor
verlies of bederf van in of bij de waag geplaatste of aldaar
ter weging aangeboden of gewogen waren.
Art. 18. Het rooken in de waag is verboden.
Behalve de artikelen, waarvan de verkoop door burge
meester en wethouders uitdrukkelijk is toegelatenmag in de
waag niets uitgevent, noch met luider stem aangekondigd
worden.
Geene aankondigingen of berigten mogen aan de muren der
waag worden aangeplakt of aangehangen dan op de daar
voor aan te wijzen plaats en daarvoor vast te stellen voor
waarden.
Honden worden in de waag niet toegelaten.
Art. 19. De onverkochte of door de koopers niet wegge
voerde vaten boter kunnen door belanghebbenden ter bewa
ring worden gelaten aan den waagmeesterdie ze tegen daar
van door hem af te geven bewijs in ontvang neemt en in de
daarvoor bestemde bewaarplaats opbergt. De gemeente is
tegenover belanghebbenden aansprakelijk voor het getal in be
waring gegeven vaten boter, uitgezonderd ingeval van brand
doch niet voor bederf of vermindering van hare waarde.
Indien de ter bewaring aangeboden boter niet in de daar
voor aangewezen ruimte kan worden geborgen, worden de
aanbiedingen aangenomen in de volgorde, waarin zij worden
gedaan.
Wordt eene partij boter naar het oordeel van den waag
meester te lang in bewaring gelaten, dan kan de waagmees
ter door de waagcommissie worden gemagtigd, de verdere
bewaring dier partij aan den belanghebbende op te zeggen
en hem die te doen terugnemen.
De sleutels der bewaarplaats van boter zijn in het bezit
van den waagmeester, die geheel met die bewaring onder
toezigt der waagcommissie is belast.
De leden der waagcommissie hebben bevoegdheid ten allen
tijde met den waagmeester de bewaarplaats binnen te treden
en te onderzoeken.
Art. 20. De heffing van weeg-werk- en bewaarloonen
de vergoeding voor het gebruik van afzonderlijke vaste stand
plaatsen, die voor het regt van uitstalling en van aankondi
ging en die voor het verstrekken van weegbrieijes, worden bij
afzonderlijke verordening geregeld.
Art. 21. De waagmeester is, onder toezigt der waagcom
missie, belast met de handhaving der bepalingen van deze
verordening.
Art. 22. Deze verordening treedt iu werking op een door
burgemeester en wethouders nader te bepalen tijdstip.
Bij haar inwerkingtreden vervallen de verordeningendoor
den raad vasthesteld den 19 Junij en den 30 Oct. 1856.
Op voorstel des voorzitters wordtwegens het vergevorderd
uurbesloten de behandeling van de aangeboden ontwerp-
bepalingen omtrent de heffing en invordering van beurs- en
waagregten tot eene volgende vergadering aan te houden.
De vergadering wordt hierna door den voorzitter gesloten.
Vergadering van Zaturdag 4 September 1880.
Tegenwoordig 16 leden.
Afwezig de heeren Wiersma, Troelstra, de la Faille, Kym-
mell en de With.
Voorzitter de heer mr. W. J. v. Weideren baron Rengers,
burgemeester.
I. De notulen van de vorige op' 26 Augustus 1880 ge
houden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1een adres van een aantal beursbezoekershoudende ver
zoek om den toegang tot het nieuwe beursgebouw geheel
vrij te stellen.
Ter visie gelegd om daarop bij de behandeling der zaak
te letten.
2. de schutterij-begrooting voor 1881.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van
de heeren mr. C. W. A. Buma, Duparc en van Goens.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van het op den
oproepingsbrief vermelde punt:
Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de be
antwoording der missive van gedeputeerde statenaangaande
1 s raadsbesluit tot conversie van een gedeelte der gemeenteschuld
Dit voorstel strekt omwaar het na overweging van de
door gedeputeerde staten tegen bovenvermeld besluit gemaakte
bedenkingen en der daarvoor aangevoerde beweegredenen niet
raadzaam voorkomt den termijn van aflossing der aan te gane
leening zoodanig te beperken, als gedeputeerde staten dit
verlangen, door het verstrekken van nadere inlichtingen zoo
mogelijk de gemaakte bedenkingen op te heffen en gedepu
teerde staten te verzoeken alsnog de vereischte goedkeuring
te verleenen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten, wordende in verband hiermede goedge
keurd en onveranderd vastgesteld eene door burgemeester en
wethouders overgelegde concept-missive.
IV. Op voorstel van den heer van Sloterdijck wordt, met
het oog op de afwezigheid van den heer mr. P. D. Kymmell,
overgegaan tot benoeming in diens plaats van een lid der
commissie, in wier handen is gesteld een schrijven van ge
deputeerde statenhoudende mededeeling van bedenkingen
gerezen tegen 's raads besluit tot heffing van havengeld ter
vervanging der thans vigerende water-, kaai- en walgeldheffing.
Bij deze benoeming, aan den voorzitter opgedragen, wordt
de heer mr. C. W. A. Buma tot lid der commissie aangewezen.
V. Naar aanleiding van een daartoe strekkend voorstel van
den voorzitter wordt besloten burgemeester en wethouders op
te dragen zich, namens den raad, met een adres van geluk-
wensching te wenden tot H. M. den Koning en de Koningin
ter zake de in den loop dezer week plaats gehad hebbende
gelukkige bevalling van Hare Majesteit de Koningin.
Niets verder te behandelen of voorgesteld zijnde, wordt de
vergadering door den voorzitter gesloten.
Wil
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 September 1880.
115
Vergadering van Donderdag 9 September 1880.
Tegenwoordig 18 leden.
Afwezig de heeren Bruinsma Kijmmell en van Eijsinga.
Voorzitter: de heer mr. W. J. v. Weideren baron Rengers
burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 4 September 1880 gehou
den vergadering worden gelezen en onveranderd vastgesteld.
TI. Wordt ter tafel gebragt:
1het rapport der raadscommissiebelast geweest met een
onderzoek der begrooting van inkomsten en uitgaven der
stads armenkamerdienst 1881.
De commissie adviseert hierbij te besluiten:
a. aan het bestuur der stads armenkamer ten behoeve van
die inrigting uit de fondsen der gemeente over 1881 toe te
staan eene subsidie van 25,626.G0 en hiertoe vast te stellen
een gemotiveerd besluit, in ontwerp overgelegd;
b. de door dat bestuur ingediende begrooting van inkom
sten en uitgaven voor die inrigting voor 1881 goed te keu
ren tot een bedrag in ontvang en in uitgaaf van ƒ32,722.87.
Ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te wor
den behandeld
2. het verslag der raadscommissiebelast geweest met het
onderzoek der reclamesingediend tegen aanslagenvoorko
mende op het le suppletoir kohier der directe belasting op
het inkomen dienst 1880
voor de leden ter inzage gelegdom in eene volgende
geheime zitting te worden behandeld
3. de begrooting van inkomsten en uitgaven van het stads
ziekenhuis, dienst 1881.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van
de heeren de Withvan Harinxma thoe Slooten en Dirks.
ITT. De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet
houders niet in staat zijn de ontwerp-gemeentebegrooting
dienst 1881, aan te bieden, omdat tot dusverre nog geene
nadere beslissing van gedeputeerde staten werd vernomen
omtrent 's raadsbesluit tot conversie van gemeenteschuld.
Aangezien deze beslissing met de aan te bieden begrooting
in naauw verband staatwordt voorgesteld en besluit de ver
gadering burgemeester en wethouders ter dezer zake voor
diligent te houden.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten
1. Voorstel van burgemeester en ivethouders op een adres
van J. Duintjerom gebruik te maken van den Harlingertrek
weg nabij Dronrijp.
De Voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethou
ders in verband met de in de vorige vergadering gevoerde
discussie en de missive van den adjunct-inspecteur van het
geneeskundig staatstoezigtdd. 18 Augustus jl.hun
voorstel nader hebben overwogen doch geen aanleiding heb
ben gevonden daarin wijziging te brengen. Ofschoon de ziens
wijze van den adjunct-inspecteur volkomen wordt geëerbiedigd
en burgemeester en wethouders het betreuren dat gemelde
ambtenaar niet is gehoord over de aanvraag om vergunning
tot oprigting der fabriek en tot uitlozing van het fabriekwater
in het provinciaal vaarwaterblijft het collegie bij zijne mee
ning dat het niet wenschelijk is het in werking brengen der
Bijvoegsel, beiioorende bij de Leeuwarder Courant.
fabriek op indirecte wijze tegen te werken. Het vleijt zich,
dat indien het blijktdat de fabriek schadelijk is voor de
volksgezondheid als anderzinshet gemeentebestuur van Me-
naldumadeel of gedeputeerde staten wel de vereischte maat
regelen zullen nemen.
Dientengevolge wordt de door burgemeester en wethouders
ter vorige vergadering voorgestelde conclusie op nieuw aan de
orde gesteld luidende deze conclusie
I. goed te keuren dat door burgemeester en wethouders bij
besluiten van 28 Mei 1879 no. 6 en 18 Junij 1879, no. 3,
onder de daarin omschreven voorwaardenaan den heer J.
Duintjer Ez.fabrikant te Veendam, tot wederopzegging ver
gunning is verleend om ten behoeve van zijne fabriek, op het
perceel ten kadaster bekend gemeente Dronrijp, sectie A no. 87.
1. gebruik te maken
a. van den Harlingertrekweg tot aan en afvoer van grond
stoffen en fabrikaat
b. van de bermsloot tot afvoer van wateren
2. de bermsloot vóór de fabriekover een breedte van 7
meter te mogen dempen
II. tot wederopzegging aan den heer J. Duintjer Ez.fa
brikant te Veendam, vergunning te verleenen om:
1. ten oosten van zijne stoomaardappelmeelbriekbewesten
van Dronrijp en den Harlingertrekwegtot loozing van water
in de trekvaart(e leggen eene buis binnenwerks wijd twin
tig centimeter
2. den Harlingertrekweg van zijne genoemde fabriek af tot
het bebouwde gedeelte van Dronrijp voortdurend te verbeteren,
ten einde daarvan als voetpad gebruik te kunnen maken
zulks op de voorwaarden deswege voorgesteld door den
directeur der gemeentewerken bij zijne missive van 25 Junij
1880 no. 249/3.
De heer Minnoma Buma was niet in de gelegenheid
ter vorige vergadering te verschijnen en daarom wenscht hij
thans nog van zijne meening ter zake te doen blijken. Ook
hij wil niet gaarne de nijverheid op indirecte wijze belem
meren. Tocli moet liij de volgende opmerking maken. Van
den beginne af bestond bij den concessionaris volgens de ge
wisselde stukken bet in dezen veel afdoende planom het
fabriekwater langs de bermsloot in de Schingervaart en zoo
in de Harlingervaart te doen uitloozen. Van dat gronddenk
beeld gingen uit de door burg. en weth. verleende vergun
ningen omschreven in lett. a en b sub I der conclusie, welke
vergunningen zijn gevolgd door die van burg. en wetli. van
Menaldumadeel en van ged staten tot oprigting der fa
briek en tot uitloozing van het fabriekwater in het provinciale
water. Thans schijnt de concessionaris echter op eens ge
heel van zienswijze te zijn veranderd en het fabriekwater
direct in de Harlingervaart te willen doen uitlozen. Van
waar die verandering? Het ingekomen verzoek geeft daarom
trent niet de minste opheldering, doch spreker vermeent de
conjectuur te mogen maken, dat de beweegredenen deze kun
nen zijn, dat wordt ingezien, dat bij directe uitlozing in de
Harlingervaart minder navraag omtrent de oorzaak van het
waterbederf is te wachten dat de bermsloot vele vaste stof
fen van het fabriekswater zal opnemenwelke al dadelijk in
het zoo goed als stilstaande water zullen bezinken, waardoor
bij en om de fabriek groot luchtbederf' zal worden ver
oorzaakt en aanleiding zal worden gegeven tot veel onder
houd en kosten van opruiming dier sloot, om de noodige
14