m
1:32
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardei^vai^l^^M
d. voor ;J jaaraan H. Drijfhout de opbrengst van het
marktgeld voor 2986 per jaar;
e. voor 3 jaar. aan IJ. v. d. Weide het exercitievold tegen
379 per jaar en
voor een jaarde opkomsten van het tolhek te Ritsu-
mazijl aan R. Steenhuizen voor 601 te Koetille aan H.
Hoekstra voor f 330 en te Kingmatille aan J. J. Kas voor
542.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten
1. Rapport eener raadscommissie over de begrooting voorkei
stads ziekenhuisdienst 1881.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
de conclusie van dit rapport
a. de gevraagde subsidie ten bedrage van 12,556.80 voor
het jaar 1881 toegestaan;
b. de aangeboden begrooting voor dat jaar goedgekeurd
tot een bedrag in ontvang en uitgaaf ad ƒ12,909.80.
2. Rapport eener raadscommissie aangaande de bij de rege
ring gerezen bedenkingen tegen de bij raadsbesluit van 10 Junij
j880 vastgestelde heffing van havengelden.
Overeenkomstig het voorstel der raadscommissie wordt zon
der discussie en hoofdelijke stemming besloten
1. in de verordening van 10 Junij 1880, tot het heffen
van een regt onder den naam van havengelda, in art. 2
sub 2, te roijeren de woorden: „en in water", b. als art. 6
vast te stellen het volgende: „Door burgemeester en wethou
ders wordt opgemaaktaangehouden en gepubliceerd een
„staat van alle in de gemeente binnen de in art. 5 aangeduide
„grenzen gelegen wallenwaarvan het onderhoud niet ten
.laste van de gemeente is"c. het tegenwoordige art. 6 te
nummeren als art. 7
2. aan heeren gedeputeerde staten van Frieslandonder
mededeeling van de sub 1 vermelde wijzigingen te verzoeken,
de in het rapportnaar aanleiding van de opmerking van den
heer minister van binnenlandsche zaken gemaakte beschouwin-
gen te overwegen en aan het oordeel van zijne Exc. te
onderwerpen.
3. Rapport eener raadscommissie betrekkelijk de rekening der
gemeente-inkomsten en uitgaven over 1879.
Het voorstel der commissie strektom
a. goed te keuren de door burgemeester en wethouders aan
den raad aangeboden rekening van ontvangsten en uitgaven
der gemeente Leeuwarden in 1879 en die alzoo voorloopig
vast te stellen
in ontvang op 865,651.15
in uitgaaf op 823,715.11
en alzoo met een batig slot ad 41,936.04
b. burgemeester en wethoudersonder mededeeling van
enkele in het rapport vervatte opmerkingen 's raads bij zon
deren dank te betuigen voor het allezins volledig en naauw-
keurig beheer der gemeente-financiën in het jaar 1879.
In verband met de in het rapport gemaakte en in sub b
bedoelde opmerkingen wordt lecture gegeven van eene des
wege door burgemeester en wethouders opgemaakte nota van
inlichtingen.
Naar aanleiding hiervan verklaart de heer Minnema Buma
dat de commissie zich omtrent punt 1 de wenschelijkheid om
de letters der onderdeelen van de begrooting-posten ook op
de betrekkelijke mandaten te vermeldenwel bij de door
burgemeester en wethouders gegeven inlichtingen en gedane
toezegging kan neerleggen.
Omtrent punt 2het aftrekken van de provisie van het
bedrag dat in ontvang wordt gesteld voor rente van inschrij
vingen op het grootboekis de commissie van een eenigzins
ander gevoelen dan burgemeester en wethouders. Zij meent
dat deze provisie terstond van de ontvang mag worden af
getrokken omdat zij een vast telkens terugkeerend bezwaar
is en het voorschrift omtrent de inrigting der rekening be
paalt, dat de ontvangst in rekening wordt gebragt tot het
werkelijk ontvangen bedragin zoo verre onzuiverdat dit
zal moeten geschieden zonder eenigen aftrek wegens kosten
van invordering of van daarop aangewezen uitgaven, welke
beide gevallen bij dezen post niet voorkomen.
Ofschoon de commissie omtrent punt 3, regarderende
de uitgaaf wegens architectuur bij de stichting der stelphui-
zinge op Wijlaarderburenzich voor een deel bij de door
burgemeester en wethouders gegeven inlichting kan nederleg-
genmeent zij toch dat dit collegie in dezen wel wat
ver is gegaan. De raad heeft den 24 October 1878 wel
beslotenom het opmaken van het bestek en teekenin-
gen met de voorwaarden van aanbesteding voor de stichting
der stelpliuizinge aan den architect J. Douma op te dragen
maar niet om dezen ook, zooals is geschied, te belasten met
het voortdurend opzigttegen eene belooning van 5 ten hon
derd der aannemingssom.
Omtrent punt 4 de aanschaffing ten behoeve van de
gemeenteschool no. 3 van boeken die niet zoozeer bestemd
zijn voor de schoolbibliotheekacht de commissie zich
door de gegeven inlichtingen en gedane toezegging tot mede
deeling der opmerking aan de plaatselijke schoolcommissie
bevredigd en brengt in het algemeen haren dank voor de
gegeven inlichtingen.
Hierna worden de beide onderdeelen van de conclusie van
het voorstel der commissie in rondvraag gebragt en onveran
derd aangenomen.
Wordt opgemerktdat burgemeester en wethouders op
grond van art. 220 der gemeentewet niet tot het nemen van
dit besluit hebben medegewerkt.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek
van den hulponderwijzer S. Beeksmaom eervol ontslag uit
zijne betrekking aan gemeenteschool no. 4.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt het gevraagd
eervol ontslag verleend met ingang van 1 November 1880.
6. Benoeming van een hulponderwijzer aan gemeenteschool no. 1
Op de voordragt zijn geplaatst
1. Cornelis Heidstra te Eestrum, 2. Klaas Semplonius te
Meppel3. Otto Beswerda te Lekkum.
Met algemeene (17) stemmen wordt eerstgenoemde tot de
bovenvermelde betrekking benoemd.
De heer Suringarhad voor de»e stemming plaats vond
de vergadering reeds verlaten.
7. Benoeming van een hulponderwijzer aan gemeenteschool no. 2.
Voorgedragen zijn
1. Fokke de Vries te Leeuwarden2. Klaas Semplonius te
Meppel3 Cornelis Heidstra te Eestrum.
Eerstgenoemde wordt met algemeene stemmen tot de boven
vermelde betrekking benoemd.
8. Benoeming van een tijdelijk leeraar aan het gymnasium.
Naar aanleiding eener aanbeveling van curatorenwordti
a. met 13 tegen 4 stemmen die van de heeren Bruinsma,
DuparcWiersma en van Harinxma thoe Slootentot het
aanstellen van een tijdelijk leeraar in de aardrijkskunde aan
het gymnasium besloten, zulks voor het studiejaar 1880/81 j
en op eene bezoldiging van ƒ600;
b. met 13 tegen 4 stemmen de heer L. Nauta tot de sub
a omschreven betrekking benoemd. Vier briefjes waren bij
deze benoeming blanco gelaten.
9. Benoeming van leden van stem-bureaux voor de verkiezing
van een lid der provinciale staten en van een lid van den ge
meenteraad.
Tengevolge gehouden stemming worden aangewezen als
leden van
a. het bureau voor de verkiezing van een lid der provin
ciale staten, van welk bureau de heer Bruinsma als waar- I
nemend burgemeester voorzitter zal zijnde heeren mr. J.
Minnema de With en F. Plantenga
b. het bureau der le afdeeling voor de verkiezing van een
lid van den raadvan welk bureau de heer Bloembergen i
als wethouder voorzitter zal zijn, de heeren mr. J. Dirks en
D. van Goens, en
c. het bureau der 2e afdeeling voor de verkiezing van een
lid van den raadvan welk bureau de heer Wiersnia als
wethouder-voorzitter zal zijn, de heeren J. J. Brungeren
J. Troelstra.
De overige leden worden aangewezen, om bij ontstentenis
der benoemden als plaatsvervangers op te treden.
10. Rapport eener raadscommissie omtrent de door burge
meester en wethouders voorgestelde nadere wijziging der gemeente-
begroot in g dienst 1880.
(Zie bijlage no. 8 van het raads verslag).
De raadscommissiezich geheel met het voorstel van burge
meester en wethouders kunnende vereenigenstelt voorde
door burgemeester en wethouders d.d. 20 October 1880 aan
den raad aangebodene voorstellen tot nadere wijziging der
gemeente-begrooting voor de dienst 1880 goed te keuren en
rast te stellen als volgt
Inkomsten1,225,469.855
Uitgaven1,225,452.70
Waarschijnlijk saldo
17.155.
De heer Duparc merkt op, dat hem bij onderzoek is ge
bleken, dat onder het bedrag ad ƒ285 uitgetrokken, onder
art. 19 der uitgaven, voor toelagen en bijdragen tot opleiding
van onderwijzers, eene som van ƒ260 is begrepen voor toe
lagen aan kweekelingen, terwijl de resterende ƒ25 uitmaakt
de toelage over 2 maanden, te verstrekken ten behoeve van
den opleidingscursus van hulponderwijzers tot hoofdonderwijzer.
In eene andere betrekking is hij te weten gekomendat door
den minister van binnenlandsche zaken, op de vraag van
een der gemeentebesturen in deze provincie of de toelagen
voor kweekelingen gedurende het overgangstijdperk, bedoeld
in art 83 der nieuwe wet op het lager onderwijs, niet zijn
te beschouwen als jaarwedden van onderwijzerstoestemmend
is geantwoord en dat hiervan waarschijnlijk eerstdaags aan
de gemeentebesturen in de provincie kennis zal worden gegeven.
In verband hiermede geeft spr. in overweging om het
bovenvermeld bedrag ad ƒ260 voor toelagen aan kweekelingen
over te brengen van art. 19 naar art. 17 „jaarwedden der
ouderwijzers" en die artikels onderscheidelijk uit te trekken op
25 en ƒ10,574.
Mede geeft hij in overweging om in de toelichting omtrent
art. 8 van hoofdstuk IV der inkomsten, waar alleen gespro
ken wordt van het bedrag der hoofdsom der tot nu toe vast
gestelde kohieren der rijks personele belasting, eenige ver
duidelijking te brengen door te vermelden het bedrag der
hoofdsom met de rijks-opcenten.
De toelichting zal dan te beter sluiten op de in art. 8
vermelde inkomsten.
Nadat de Voorzitter had verklaard dat bij burgemeester en
wethouders tegen de aangegeven wijzigingen geene bezwaren
bestaan, wordt tot het aanbrengen daarvan besloten. Hierna
wordt het dus gewijzigd voorstel van burgemeester en wet
houders tot nadere wijziging der gemeente-begrootingdienst
1880, goedgekeurd.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vastelling
van het bedrag der vergoeding toe te kennen aan eene tijdelijke
leerares in de lloogduitsche taal aan de middelbare meisjesschool.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig de conclusie van dit voorstel besloten
aan mej. M. Viervant voor de waarneming van 4 uren
onderwijs per week in de Hoogduitsche taal aan leerlingen
der school van middelbaar onderwijs voor meisjes, gedurende
den cursus 1880/81, eene toelage toe te kennen van ƒ200.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van instructiën voor den beursmeester en den waagmeester.
Op voorstel van den heer Brunger overgegaan zijnde tot
i eene behandeling en bloc van deze instructiën, zegt de heer
van Sloterdijck dat bij hem, na kennisneming der beide in-
structiën de vraag is gerezenop wien nu eigenlijk de ver-
pligting tot het schoonhouden van het beurslocaal rust. Naar
het hem voorkomt zijn de betrokken bepalingen van dien
aard, dat eene authentieke interpretatie wel wenschelijk is.
De Voorzitter merkt op, dat de bedoeling der respec
tievelijk bij artt. 5 en 7 der instructiën gemaakte bepaling deze
isdat de beursmeesterdietevens inspecteur van politie
slechts weinige uren aan de beurs zal zijn, alleen aansprakelijk
is voor het schoonhouden van het beurslocaal en daaraan
grenzende vertrekken, onmiddelijk nadat daarin beurs is ge
houden. De waagmeester daarentegen, die zich geheel aan
zijne betrekking zal kunnen wijden, heeft te zorgen voor het
schoonhouden van het gebouw in zijn geheel. Deze zal ook
dan voor het schoonhouden der beurslocalen moeten zorgen,
wanneer daarvan tot een ander einde, dan tot het houden
van beurs gebruik is gemaakt.
Nadat de heer van Sloterdijck, ook met het oog op
eventueel te rijzen kwestiën omtrent emolumentenop eene
duidelijker redactie van de betrokken bepalingen had aange
drongen, lieeft nog eenige bespreking plaats tusschen de
heeren Troelstra, Plantenga en den Voorzitter.
Naar aanleiding van de daartoe door eerstgenoemde uitge-
sproken wenschelijkheid, wordt door burgemeester en wet
houders de bepaling omtrent den door den waagmeester te
stellen personelen borgtogt ad ƒ1000zoo gewijzigd dat de
waagmeester verpligt zal zijn een borgtogt ad 1000 te stellen
ten genoege van burgemeester en wethouders.
Hierna worden de beide instructiën zonder hoofdelijke stem-