138
\erslag der handelingen un den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 October 1880.
hebben voortgegaan aangezien anders de rede van den heer
Duparc voor een groot deel als verloren kan worden beschouwd.
In ieder geval acht hij het wenschelijk om de algemeene be
raadslagingen te laten afloopeu.
Nadat de heer Duparc had opgemerktdat het door hem
gesprokene voor de verdere behandeling der zaak niet verloren
zal gaanindien slechts het verslag van het heden verhan
delde tijdig wordt afgedruktzegt de heer Bloembergen,
dat de heer Duparc met zijn voorgelezen amendement wat te
prematuur is geweest. Eerst na afloop der algemeene be
schouwingen kon z. i. van het amendement sprake zijii. Met
een enkel woord wil hij echter thans sommige opmerkingen
van dat geachte lid beantwoorden. Naar het hem voorkomt,
is de heer Duparc al te pessimistischwat betreft zijne be
schouwingen omtrent het door burgemeester en wethouders
uitgebragt rapport. Waar hij heeft willen aantoonen, dat er
tusschen de premissen en de conclusie van het voorstel van
burgemeester en wethouders geen juist verband bestaatdaar
heeft hi} de zaak te veel van de zwarte zijde beschouwd. Spr.
komt het toch voordat het tweede punt van de conclusie
van het voorstel van burgemeester en wethouders genoegzaam
het bewijs levertdat het het collegie met de zaak ernst is.
Immers het wenscht een zoo volledig mogelijk onderzoek in te
stellen in hoever hot in het belang der gemeente geraden kan
worden geacht en er gelegenheid zal bestaan, om aan den
wensc-h van adressanten te voldoen. Het stelt er echter prijs
op dat ook de raad van zijn gevoelen in dezen doe blijken
en dat onderzoek verlangtvan daar het hiertoe strekkend
tweede punt van conclusiewelks aannemingindien de raad
daartoe besluit, burgemeester en wethouders als een bepaalde
opdragt zullen beschouwen. De hoofdgedachte welke hen bij
hun voorstel heeft geleid is dezedat de demping in vele
opzigten is eene wenschelijke zaak, eene zaak allezins waard
dat zij ter harte genomen en zoo mogelijk tot een goed einde
gebragt wordtmaar aan den anderen kant ook eene zaak
waaraan groote bezwaren verbonden zijn en waarvan de ver
wezenlijking grootendeels afhankelijk zal zijn van de gezind
heid tot medewerking der daarbij betrokken ingezetenen.
Daarom heeft het collegie gemeend dat vóór alles een on
derzoek noodig is omtrent de mogelijkheid der uitvoering
en eene opdragt in dien zin van den raad verlangd. Gaarne
wil hij toegeven, dat waar bij het in 1872 genomen besluit
aan adressanten is te kennen gegeven, dat er voor het oogenhlik
geene termen bestonden om aan het verzoek van adressanten
te voldoende termijn om nader op de zaak terug te komen
wel wat lang is gerekt. Men zal echter ook moeten erkennen,
dat de vele en belangrijke werken, die intusschen tot stand zijn ge
komen veel daartoe hebben medegewerkt. Daarenboven aijn ook de
inmiddels toegepaste maatregelen opzigtens de gemeente-rei
niging aan het lange uitstel bevorderlijk geweest. Die maat
regelen hebben althans op vele plaatsen in de gemeente veel
verbetering aangebragt en die verbetering had men zich ook
ten opzigte van den Eewal en het Heerenwaltje voorgesteld.
Naar spr.'s meening is het voorstel van burgemeester en
wethouders vrij duidelijk en kunnen er geene gegronde be
zwaren bestaan om conform de conclusie er van te besluiten.
Dat wordt gelet op de belangrijke kosten en op de technische
bezwaren aan het werk verbonden en dat men zich vooraf zoo
veel mogelijk wil vergewissen omtrent de medewerking van
adressanten is zeer rationeel. De ondervinding toch heeft ge
leerd dat waar bij de voorbereiding van werken, tot wier
uitvoering medewerking van derden noodig is, men zeer voor-
zigtig te werk moet gaan. Voor alles is daar noodig onder
zoek en overleg met de belanghebbenden zoo over den afstand
hunner beweerde of vermeende regten, als over de wijze van
uitvoering van het werk. De bewering van den heer Duparc
omtrent de wenschelijkheid om adressanten terstond over ver
meende regten te verstaan, kan spr. niet deelen. Het zal
aan belanghebbenden zeiven staan hunne bestaande of ver
meende regten kenbaar te maken en in het licht te stellen,
voor zoover die bij het in te stellen onderzoek in aanmerking die
nen te komen. Eerst wenscht hij onderzoek ook daaromtrent.
Hem komt het voor dat eene algemeene opdragt, zooals
in het laatste deel der conclusie van het voorstel van burge
meester en wethouders is vervatzeer goed beproefd zou kun
nen worden om tot een goed einde te komen.
Kan men zich echter daarbij niet nederleggenen verwacht
men van het voorgelezen amendement van den heer Duparc
meer heildan gelooft hij dat de door den heer Troelstra in
gediende motie tot uitstel der behandeling allezins overweging
verdient. Hij toch meent dat bedoeld amendement verder
gaat dan wenschelijk is. Daarin wordt o. a. een termijn ge
noemd, doel» men lette er wel op, dat de inachtneming van
iedere termrjns bepaling in deze geheel af hankelijk is van de
medewerking der belanghebbenden en alligt aan een ge-
wenschte afloop van onderhandelingen kan in den weg staan.
De heer Duparc meent, dat nu de door den heer Troel
stra ingediende motie tot uitstel der behandeling is onder
steund ermet het oog op het reglement van ordegeen
verdere beraadslaging over het voorstel van burgemeester en
wethouders kan plaats hebben. Die motie moet eerst worden
afgedaan.
De heer Dirks merkt op, dat door de motie de zaak, die
nu reeds 7y9 jaar is uitgesteld, weêr op nieuw zal worden
uitgesteld. Toch is hij in zeker opzigt daar niet tegen. Nu
bijna 8 jaar geleden besloot men tot uitstel om verschillende
redenen, maar vooral om de vele andere groote werken welke in
't vooruitzigt waren, zooals de verplaatsing der veemarkt, de uit
breiding van het bebouwd gedeelte der gemeente, de aanleg van
een 2n versch water vijver en de stichting van een beursgebouw.
Als een heugelijk feit kan thans echter worden geconstateerd,
dat al die werken binnen dat 8-jarig tijdsverloop tot stand
zijn gekomen. Thans bestaat dus voor uitstel niet meer het
hoofdmotief van vroeger. Geheel vrij is men nu in dat op
zigt. Niet echter in ieder opzigt. Ook nog andere bezwaren
hebben in 1872 tot uitstel geleid en wel bezwaren van tech-
nischen en fmanciëlen aard. Deze nu zijn nog niet opgelost.
Met het oog hierop zou spr. ook thans nog wel een uitstel
wenschendoch niet een uitstelzooals de heer Troelstra
welligt bedoeltvan 7 of 14 dagenmaar van één of meer
maanden. Hij wenscht dien tusschentijd te benuttigen om
te onderzoeken of de belanghebbendenbewoners van den
Eewal en het Heerenwaltjeook willen medewerken tot op
heffing der bezwarenof ze b. v. hunne kelders willen af
staan en of ze ook iets wenschen bij te dragen in de kosten
van het werk, wijl toch ontegenzeggelijk door demping de
waarde van hunne panden zal stijgen. Voor zoover de motie
van den heer Troelstra ook dit bedoeltkan hij zich daar
mede zeer goed vereenigen. Hij gelooft echter dat die motie
meer betreft den vorm van de door den heer Duparc aange
kondigde voorstellen en is dit zoo dan zal hij zich daarte
gen verklaren.
L
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 October 1880.
Eindelijk merkt hij nog ophoe ook hier weer wordt be
waarheid de spreuk, dat kleine oorzaken dikwerf groote ge
volgen hebben wijl toch de aanleiding tot de behandeling
dezer zaak slechts is geweest het feit, dat er onlangs een kind
in den Eewal is gevallen.
De heer Troelstra verklaart de motie te hebben ingediend,
omdat hij in den regel niet gaarne stemt over zaken welke
hij zooals dezeniet goed heeft begrepen. Hij gelooftdat
hij niet de eenige zal zijnwanneer hij verklaartdat hij
niet in allen deele de strekking heeft begrepen van het door
den heer Duparc slechts voorgelezen amendement, dat hem
oppervlakkig nog al van ingrijpenden aard is voorgekomen.
Gaarne zou hij dat amendement eens nader overwegen, vooral,
omdat het hier betreft eene zaak van groot gewigt. Hij ziet
in eenig uitstel der behandeling daarenboven ook niet het
minst bezwaar. Immersde zaak is geenszins urgent. Niets
is er aan gelegen of zij heden of wel over 4 weken wordt
behandeld. Hij meent overigens dat zijne motie practisch nut
oplevertniet alleen toch zal men door eenig uitstel de ge
legenheid erlangen het voorstel van burgemeester en wethouders
nog eens na te gaanmaaren hierom is het hem vooral
te doen, ook de strekking van het amendement van den heer
Duparc zal men nader kunnen overwegen.
De heer van Slotordijck heeft niet zoozeer bezwaar tegen
de bedoeling van de motie als wel tegen den vorm. Hij be
schouwt de motie als een gevolg van het amendement dat de
heer Duparc zal indienen doch niet heeft ingediend. Waar
bedoeld lid zich slechts heeft bepaald tot het annonceren en
lezen van het amendementdaar meent spr. dat voor de motie
geen grond bestaat. De motie moet steunen op het amende
ment. Wordt dus het amendement ingediend en ondersteund,
dan kan de motie volgendoch nu heeft zij geen reden van
bestaan.
De heer Duparc kan zich met deze zienswijze niet vereenigen.
Hij meentdat eene motie tot uitstel ook zeer goed kan wor
den ingediend naar aanleiding van geleverde beschouwingen
en niet altijd behoeft te steunen op een ingediend amende
ment. Overigens gelooft hijdat de zaak minder ingewikkeld
is dan men zich schijnt voor te stellen. Hij is niet dadelijk tot
de indiening van het door hem voorgelezen amendement over
gegaan, eerstens omdat de onderdeelen van het voorstel van
burgemeester en wethouders nog niet aan de orde waren, en
in de tweede plaats dewijl hij meende, dat het wat veel ge
vergd van de vergadering zou zijn, daarvoor zoo terstond hare
ondersteuning in te roepen. Hij is er in 't geheel niet tegen,
dat over het door hem in het midden gebragte door de leden
worde nagedacht, en sloot zich dan ook volgaarne bij de
door den heer Troelstra ingediende motie aan.
De heer Bloembergen is geheel van gelijke opinie als de
heer van Sloterdijck. Ook hem komt het voor dat de motie
nog niet had behooren te worden ingediend en dat daarmede
in ieder geval moest zijn gewacht tot de algemeene beschou
wingen waren afgeloopen en de punten van conclusie aan de
orde gesteld waren. Wat toch zal het geven dat men nu
reeds de beraadslagingen over de algemeene strekking van
het voorstel van burgemeester en wethouders verdaagtwaar
slechts een lid zijn gevoelen daaromtrent heeft uitgesproken
en voorloopig mededeeling heeft gedaan van amendementen,
die hij zich voorstelt op de punten van conclusie voor te dra
gen zonder dat ook andere leden in de gelegenheid zijn ge
steld hunne opinie omtrent deze aangelegenheid in het alge
meen uit te spreken hetzij tot weerlegging van het door
den heer Duparc bijgebragtehetzij tot het opperen zijner
eigene meening over de algemeene strekking van het voorstel
Hoe dan wanneer bij hervatting der beraadslaging over de
algemeene strekking een ander lid zijne zienswijze uitspreekt
en een of meer amendementen in het vooruitzigt stelt. Zal
men dan op nieuw de behandeling verdagen
Had men de algemeene beschouwingen laten afloopen en
was men dan met de motie gekomenspr. zou zich er gaarne
vcor verklarenomdat dan de gelegenheid zou bestaan om
met het oog op door den heer Duparc bijgebragte en de door
dezen voorloopig mededeelde amendementen die hem voor
komen nog al van wijde strekking te zijnhet voorstel van
burgemeester en wethouders nader te overwegen en daarbij
ook het door andere sprekers aangevoerde in aanmerking te
nemen.
In geen geval zou hij echter met de motie kunnen vereeni
gen, indien de bedoeling hiervan zoover reikte als de heer
Dirks wil. Het onderzoekwaarop dat geacht lid doelt
wenschen burgemeester en wethouders juist afhankelijk te ma
ken van de beslissing van den raad. Eerst willen zij de
adressanten antwoord verstrekken op hun verzoek en daarna
op grond dat de zaak naar bunne meening wel ernstige over
weging verdient, een onderzoek instellen, in hoever zij voor
uitvoering vatbaar is.
De heer Troelstra verklaart zijne motie te hebben inge
diend, ten einde tijdverlies te voorkomen. Hij heeft zich de
zaak zoo voorgesteld, dat de heer Duparc zijn voorgelezen
amendement nu indient of wel later aan den voorzitter zendt,
met verzoek om het bij de stukken te voegen of weldes
geraden geacht, het afzonderlijk te doen drukken en aan de
leden rond te deelen.
Bij deze wijze van handelendie wel meer is gevolgdge
tuige de dezen jare vastgestelde verordening op het bouwen
en inrigten van woningenzal men gelegenheid hebben de
verschillende voorstellen vóór de behandeling behoorlijk na
te gaan, iets, waardoor vrij zeker veel onnoodige discussie
zal worden voorkomen.
Nadat nog eenige verdere bespreking had plaats gehad
tusschen den Voorzitter en den heer Duparc wordt de
motie van den heer Troelstra tot uitstel der verdere behan
deling in stemming gebragt en aangenomen met 10 tegen 7
stemmen. Tegen stemden de heeren BruinsmaDirksPlan-
tengav. Sloterdijckde WithBloembergen en Minnema
Buma.
Na deze stemming verzoekt de heer Duparc, dat de door
hem geannonceerde en voorgelezen amendementen als ingediend
zullen worden beschouwd.
Verscheidende leden zich hiertegen verklarendewordt, naar
aanleiding van het daartoe door den heer v. Harinxma
thoe Slooten uitgesproken denkbeeld, bedoeld amendement
in handen gesteld van den verslaggeverten einde het in
zijn geheel in het raadsverslag op te nemen.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van
bestuurders van het St. Lucia-gesticM te Rotterdamom ge
meentegrond voor een stoep langs een gedeelte van het St. Eli-
sabeth-gesticht alhier.