156
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 November 1880.
De heer van Eijsinga kan ook niet inzien dat een hek
voor den welstand van het gebouw noodig is. Hij is veeleer
van oordeel dat juist door een hek veel van het monumentale
zal verloren gaan. En wat nu betreft het gevaar voor be
schadiging van het gebouw door de straatjeugdspr. gelooft
dat de groote afstandwaarop het gebouw van den publieken
weg is gestichtdaartegen geaoegzamen waarborg oplevert.
Daarenboven is het ter plaatse een van de drukste gedeelten
der stad en is er ook meestal op of nabij de brug een poli
tiedienaar te vinden. Een en andergevoegd bij de omstan
digheid dat de straatjeugd liefst voor hare baldadigheden het
minder druk gedeelte der stad kiestdoet hem de hoop koes
teren dat nïet zoo dadelijk beschadigingen althans belang
rijke beschadigingen aan het gebouw zullen worden aangebragt.
Hij is het met den heer van Sloterdijck eens dat mogt
later dan al blijken dat een hek behoefte is men daartoe
dan nog altijd kan overgaan.
Eindelijk meent hij nog een argument voor het voorstel
tot schrapping van het cijfer voor een hek oin het beursge
bouw te kunnen bijbrengen.
Blijkens de door burgemeester en wethouders gedane mede-
deelingen ligt het in de bedoeling, om het terrein der Oude
Veemarkt tot een square of wandelplaats in te rigten. Daarom
zal z. i. dan bepaald een hek moeten en nu vindt hij het
beter daar dan wel en om het beursgebouw geen hek te plaatsen.
De Voorzitter deelt mede dat het in de bedoeling van
burgemeester en wethouders ligt om het beursgebouw een hek
te plaatsenongeveer gelijk aan dat om den tuin van de
sociëteit „Amicitia"; zoodanig hek zal althans naar hunne
meening geen misstand vormen. In ieder geval zijn zij van
meeningdat de veiligheid van het gebouw meer moet
wegen dan de eischen der schoonheid.
Wat overigens betreft de opmerking van den heer van
Sloterdijck zoo geeft spr. toe dat aan de beurs, zooals trouwens
altoos wanneer men een nieuw gebouw in gebruik neemt,
enkele verbeteringen moeten worden aangebragtwaartoe
bereids last is gegeven.
Hij gelooft echter niet, dat voor die verbeteringen zoo
veel zal worden geëischt, dat daarvoor verhooging van den
in behandeling zijnden post noodig zal zijn. In ieder geval
kan men daartoe thans al- slecht overgaan, omdat men geen
bepaalde som kan opgeven.
Hierna wordt het voorstel van den heer van Sloterdijck
tot schrapping van de ƒ3000, onder het in behandeling zijnde
artikel begrepen voor een hek om het beursgebouwin stem
ming gebragt en met 13 tegen 7 stemmen dienovereenkom
stig besloten. Tegen stemden de heeren Bruinsma, Dirks
Duparcvan GoensBloembergende With en Wiersma.
Hierna wordt volgn. 131. art. 1 van afdeeling VII van
hoofdstuk III, verminderd met het boven bedoeld bedrag ad
ƒ3000.vastgesteld. Volgn. 132 geeft geen aanleiding tot
bespreking en wordt onveranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 133, art. 3 van afd. VII van hoofdstuk III,
tweede gedeelte der stichting van een gebouw voor een
gymnasium ƒ21,000, verklaart de heer van Harinxma
thoe Slooten, dat de commissie zich wel kan vereenigen
met het hieromtrent door burgemeester en wethouders gedaan
voorstel, strekkende tot vermindering van dezen post met
ƒ11,000, maar niet met de motieven waarop dat voorstel
steunt.
De heer Minnema Buma komt bij dezen post in de
gedachte het gymnastieklocaal voor de leerlingen van het
gymnasium. Hij weet niet of bij de voorgestelde som is
gerekend op de stichting van zoodanig locaal onmiddellijk
bij het gymnasium, maar hij wil observeren: dat men toch
óf tot zoodanige stichting zal moeten overgaanöf tot alge-
heele afschaffing van de gymnastiek als leervak aan het gym
nasium zal moeten besluiten. Een toestand zooals thans be
staat kan toch wel niet bestendigd worden.
De heer Bloembergen kan mededeelen dat, zooals trou
wens ook reeds uit de memorie van beantwoording blijkt
burgemeester en wethouders wel op het oog hebben gehad
dat de kosten van het gymnasium meer zullen beloopen dan
waarop blijkens den nu voorgestelden post wordt gerekend.
Dit was ook het motief, waarom burgemeester en wethou
ders primitief hebben voorgesteld om de eens bij raming ge
stelde som te behouden, in het midden latende wat nog na
de oplevering van het gebouw zooals het is aanbesteed
zou moeten gebeuren.
Waar de commissie echter bezwaar heeft gemaakt ora zich
bij dat primitieve voorstel neer te leggen en burgemeester
en wethouders ook moeten erkennen, dat omtrent hetgeen
nog verrigt zal moeten worden geene zekerheid bestaat, heeft
het collegie gemeend met eene aanvankelijke vermindering
mee te moeten gaan. Dit neemt echter niet weg, dat het
geen van de eens voor het gymnasium-gebouw disponibel ge
stelde som zal overblijven, toch altijd nog nader zal kunnen
worden aangewend.
Onder het bedrag der onlangs vastgestelde leening ad
ƒ900,000 werd voor kosten der stichting van een gymnasium
gebouw begrepen eene som van ƒ55,000. Wanneer nu die
leening, in verband met de mindere kosten van stichting
verminderd zal kunnen wordendan ligt het in den aard der
zaak dat aan het minder bedrag later alsnog de bestemming
zal kunnen worden gegeven tot zoodanig bedragals blijken
zal noodig te wezen.
Wat betreft de stichting of inrigting van een gymnastiek
locaal voor de leerlingen van het gymnasium, spr. wil
toegeven dat de tegenwoordige toestand eenige voorziening
eischt en dat het er wel op zal neerkomen, dat een afzon
derlijke gymnastiek-inrigting voor de leerlingen van het gym
nasium zal moeten worden daargesteld. Burgemeester en
wethouders hebben het bedoelde punt geenszins uit het
oog verloren. Er is bij hun collegie sprake geweest, om het
schoollocaalin de onmiddelijke nabijheid van het gymnasium
dat thans bij de Israëlieten in gebruik is, voor gymnastiek
locaal in te rigten, doch dit zal vermoedelijk van onvol
doende ruimte zijn. Eene bepaalde beslissing omtrent dit
punt heeft evenwel vooralsnog niet plaats gehad. Nog nader
zal op de zaak worden teruggekomen. Het bedrag dat van
de voor het gymnasium-gebouw aangewezen som zal over
schieten zal in ieder geval gelegenheid aanbieden om in de
bestaande behoefte te voorzien.
Ofschoon het collegie met het oog op den tegenwoordig
gunstigen stand der geldmarkt het wenschelijk achtte, het
geheel restant der voor de stichting van het gymnasium
gebouw geraamde som op te nemen in de eerlang te sluiten
tweede serie der geldleening ad ƒ400,000, zal het zich thans
toch, ook in verband met eene ontvangen ministeriële aan
schrijving opzigtens de stichting van nieuwe scholen voor
lager onderwijs, bij eene gedeeltelijke opname nederleggen.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 November 1880.
157
De heer de la Faille heeft uit hetgeen door de heeren
Bloembergen en Minnema Buma in het midden is gebragt
met eenige zorg ontwaard, dat de toekomst van het gymnas
tiek onderwijs der leerlingen aan het gymnasium vrij wat
op losse schroeven staat. De heer Buma toch heeft er van
gesproken, dat voor voorver geen voldoende localiteit voor
dat onderwijs in de onmiddelijke nabijheid van het gymnasium
zou kunnen worden gevonden, het welligt beter zou zijn de
gymnastiek als leervak aan die inrigting geheel te laten ver
vallen, terwijl de heer Bloembergen de inrigting van een
voldoend gymnastieklocaal in een zeer verwijderde toekomst
stelt. Spr. zou het bepaald betreuren, dat men door een en ander
tot de gevolgtrekking zou komendat het gymnastiek
onderwijs eigenlijk aan het gymnasium wel zou kunnen
vervallennu men geld disponibel heeft en nog bezig
is met bouwen. Waarom nu tevens niet direct overgegaan tot
de stichting en inrigting van een voldoend gymnastiek-locaal?
Is eenmaal het gymnasium-gebouw betrokken zonder dat
daaraan zoodanig locaal is toegevoegd, dan wordt z. i. het
gymnastiek-onderwijs bepaald bedreigd. Hij zou daarom wel
in overweging willen geven, 0111 thans in principe over de
stichting van een gymuastiek-locaal bij het gymnasium te
besluiten en burgemeester en wethouders eventueel uit te
noodigen met spoed die stichting te bevorderen.
Den Voorzitter verwondert het dat deze zaak, die in het
geheel niet in de sectiën schijnt behandeld te zijn, hier thans
tot een punt van ampele bespreking, ja van principiële be
slissing wordt gemaakt. Geheel onverhoeds wordt thans de.
kwestie van een afzonderlijk gymnastiek-locaal voor het gym
nasium opgeworpen. Hij moet echter opmerken, dat reeds
bij de vaststelling van het ontwerp voor het gymnasium-ge
bouw reeds gezegd is, dat maatregelen zullen worden geno
men tot voorziening in de behoeften van het gymnastiek
onderwijs aan die inrigting, hetzij door stichting van een
nieuw gebouw, hetzij op andere wijze. Geenszins is deze
zaak uit het oog verloren en bij de eerlang te wachten voor
stellen tot het verpligtend stellen van het gymnastiek-onder
wijs voor alle scholen, zal zeker ook het punt betreffende
de inrigting van localen voor dat onderwijs worden behandeld.
Thans reeds eene beslissing te nemen omtrent de stichting
van een gymnastiek-locaal voor het gymnasium acht spr. be
paald ongewenscht en mogt men al tot zulk eene stichting
willen besluiten, dan zou het zeker zeer gewenscht zijn die
stichting te bevorderen op zoodanige plaats, dat niet alleen
de leerlingen van het gymnasium van het locaal zouden kun
nen profiteren.
De heer Wiersma is tegen elke vermindering van den
primitief door burgemeester en wethouders voorgestelden post,
hoewel hij moet erkennen te hebben medegewerkt tot het
nader door dezen gedaan voorstel. Hij meent, vooral 11a
het gesprokene door den heer de la Faille, dat eene ver
mindering zal leiden tot principiële besluiten, en wel omdat
men bang schijnt, dat waar men in eene vermindering toe
stemt, het beginsel omtrent stichting van een afzonderlijk
gymnastiek-locaal voor het gymnasium zal worden opgeofferd.
Iïet is waar, dat, naar het voor dezen oogenblik schijnt,
de eens voor de stichting van een gymnasium-gebouw ge
stelde som ad ƒ55,000 niet zal worden bereikt, maar eerst
dan zal men het geheel kosten-bedrag der stichting kunnen
overzienwanneer het gebouw is opgeleverd. Blijkt ook dan
dat van de disponibel gestelde som overblijft, welnu, dan zal
men eene vermindering kunnen voorstellen. Gaat men thans
echter al tot eene vermindering over, dan zal men gevaar
loopen, dat later de vroeger verminderde post weer moet
worden versterkt. Men lette er wel op dat men hier te doen
heeft met eene raming en niet met eene bepaalde berekening.
Daarenboven blijft al zeker bedrag over, dan zijn burge
meester en wethouders verantwoordelijk voor eene goede be
stemming daarvan. Hij is er bepaald voor, dat men niet op
de zaak anticipeert. Waar het nog volstrekt niet zeker is of
en zoo ja welk bedrag er zal overblijven, is het niet ge
wenscht tot eenige vermindering over te gaanvooral ook
omdat, zooals nu blijkt, die vermindering alligt leidt tot
overijlde principiële besluiten.
Beperkt de raad burgemeester en wethouders in de mid
delen dan zal dit alligt influenceren op hunne overwegingen.
Daarom dient men zich, naar spr. meent, bij de primitief
door burgemeester en wethouders voorgestelde som te bepa
len en voor het gymnasium die gelden te latenwelke er
eens voor zijn aangewezen en die door burgemeester en wet
houders in geen geval voor iets anders zullen kunnen wor
den gebruikt. Evenmin als de raad er toe overgaatom
zoodra blijkt dat de voor eenig werk uitgetrokken som, hetzij
door hoogere aanneming, hetzij door andere omstandigheden,
ongenoegzaam blijkt, terstond den post te verhoogen voor
en aleer met zekerheid is uit te maken hoeveel die moet
worden verhoogd, evenmin dient thans, nu blijkt, dat ten
gevolge lagere aanneming, iets minder zal worden vereischt,
tot dadelijke verlaging te worden overgegaan.
De heer Minnema Buma zegt, dat hij de thans ter
sprake gebragte stichting van een afzonderlijk gymnastiek
locaal voor het gymnasium niet in de sectiën heeft besproken,
omdat hij met het oog op de memorie van toelichting, aan
de begrooting toegevoegdmeende dat de kosten van zooda
nige stichting waren begrepen in de som door burgemeester
en wethouders voorgesteld. Tot deze meening werd hij vooral
geleid, omdat in die memorie de algemeene kosten werden
begroot op ƒ51,000, de meubelen hieronder begrepen, ter
wijl de nu reeds bekende kosten van onderheijing en aan
bouw nog geene 40,000 bedragen.
Hij is het overigens eens met den heer de la Faille, dat
gymnastiek-onderwijs ook voor de leerlingen van het gym
nasium is gewenscht. Waar dat onderwijs echter door verren
afstand van het gymnastiek-locaal stuit op groote moeijelijk-
heden, zooals thans reeds op minderen afstand worden on
dervonden, zou hij echter niet op behoud van het leervak
willen aandringen. Men vergete niet, dat het bij verren af
stand hoogst moeijelijk is eene goede orde te handhaven,
vooral wanneer de hoogste klassen zullen bezet zijn en men
met leerlingen van 17, 18 en 19 jaar te doen heeft, die dan
aan een aan het gymnasium vreemden leeraar zullen moeten
worden toevertrouwd. Hij zou echter gaarne zien, dat om
trent de onderwerpelijke zaak den middenweg tusschen het
gevoelen van de vorige sprekers werd bewandeld en stelt
dientengevolge voor, om voor den aanbouw van een gym
nastiek-locaal bij het gymnasium een memoriepost uit te
trekken.
De heer do la Faille zegtdat alleen de mogelijkheid
dat het gymnastiek-onderwijs op grond van gebleken bezwaren
zou vervallenhem aanleiding gaf eene poging te doen om