158 Verslag der handelingen van den geraeenterai
dat onderwijs met hand en tand te handhaven. Waar blijkt
dat genoegzaam fonds disponibel isdaar ligt het z. i. voor
de hand dat men nu reeds gevolg geeft aan de stichting van
een voldoend gymnastiek-locaal. De opmerking van den voor
zitteralsof zoodanig locaal uitsluitend voor de leerlingen van
het gymnasium bestemd eene te groote weelde zou zijn kan
hij geenszins deelen. Hij wil ten dezen slechts wijzen op de
rijks hoogere burgerschool. Al is het gymnasium nog niet
wat de hoogere burgerschool is, toch mag men met grond
verwachtendat zij geen mindere toekomst heeft. Wanneer
men onmiddelijk bij het gymnasium een voldoend gymnastiek-
locaal heeftdan wordt liet onderwijs in dat vak gemakkelijk
gemaakt; de leerlingen zullen dan op eigen terrein kunnen blijven.
Spr. gelooft dat men bij de hoogere burgerschoolwaarbij men
ook een afzonderlijk gymnastiek-locaal heeftnooit op over
wegende bezwaren is gestuit. Mogt de onderwerpelijke zaak min
of meer de aandacht van burgemeester en wethouders zijn
ontsnapt bij de beoordeeling van den in behandeling zijnden
postdan zal menzooals de heer Wiersma teregt heeft opge
merkt, wel doen dien post geheel intact te laten.
Den heer Bruinsma komt eene plaatsing van het gymnastiek-
locaal in de onmiddelijke nabijheid van het gymnasium ook
zeer gewenscht voor. Waar zoo even op de rijks hoogere
burgerschool is gewezenwil ook hij op die inrigting wijzen.
Hij meent dat men ook daar tot de stichting van een afzonderlijk
locaal in de nabijheid van de school is overgegaan ter voorkoming
van de ongeregeldheden, die zich meestal voordoen wanneer
de leerlingen zich aanmerkelijk ver moeten verplaatsen.
Of het nu echter gewenscht is om over te gaan tot de
stichting van een geheel nieuw gymnastiek-locaal onmiddelijk
bij het gymnasium of wel om voor zoodanig locaal in te rig-
ten het door den heer Bloembergen reeds aangeduide school
gebouw op den Wissesdwinger, dat toch ook in de onmiddelijke
nabijheid van het gymnasium is, hieromtrent zal men z. i.
later gevoegelijk kunnen besluitenwanneer toch eene nieuwe
regeling van het gymnastiek-onderwijs zal moeten worden
besproken. Omtrent de wenschelijkheid van het gymnastiek
onderwijs deelt hij overigens geheel de meening van den heer
de la Faille.
Nadat ook de Voorzitter er nog op aangedrongen had om thans
geene beslissing te nemen omtrent het bedoelde gymnastiek-
locaal wordt het voorstel van burgemeester en wethouders
om onder volgno. 133 voor het tweede gedeelte der stichting
van een gebouw voor gymnasium ƒ10,000 uit te trekken in
stemming gebragt en aangenomen met 18 tegen 2 stemmen,
die van de heeren Wiersma en de la Faille.
Na dit besluit wordt aan de orde gesteld het door den heer
Minnema Buma ingediend voorstel strekkende om voor de
stichting van een voldoend gymnastieklocaal bij het gymnasium
een memoriepost aan te brengen.
Dit voorstel ondersteund zijnde zegt de heer Troelstra dat»
na hetgeen vooral door den voorzitter is in het midden ge
bragt, het hem niet wenschelijk voorkomt om voor de hier
bedoelde stichting een post, zij het dan ook slechts een me
moriepost, uit te trekken. Gaarne wil hij erkennen, dat een
afzonderlijk gymnastiek-locaal bij de verschillende inrigtingen
van onderwijs èn voor de leerlingen èn voor de leeraren en
welligt ook voor het onderwijs in het algemeen zeer gewenscht
zou zijn maar hij gelooft dat dit eene onbereikbare zaak is.
Het gaat niet op bij of in elke school een afzonderlijk gym-
l te Leeuwardenvan den 25 November 1880.
nastiek-locaal te hebben. Wel is er gewezen op de rijks
hoogere burgerschoolmaar men vergete hierbij nietdat het
rijk hier slechts met ééne inrigting te doen had.
Spr. wenscht af te wachten de voorstellen van burgemeester
en wethoudersdieblijkens gedane mededeelingeerlang ter
zake zijn te verwachten. Door nu te besluiten tot het aan
brengen van den voorgestelden memoriepost, zou men op die
voorstellen vooruitloopen en in principe reeds de stichting van
een afzonderlijk gymnastiek-locaal voor het gymnasium vast
stellen.
Dat wenscht hij te voorkomen en daarom zal hij zich tegen
het ingediende voorstel verklaren.
De heer Dirks citeert een gedeelte van het raadsverslag
van 25 Maart 1880, waaruit z. i. blijkt, dat er bij het plan
voor het gymnasium niet op een gymnastiek-locaal is gere
kendomdat er voor zoodanig locaal geen ruimte bestaat.
Met het oog hierop acht hij het gedane voorstel onaannemelijk.
Daarenboven ziet hij in eene verplaatsing der leerlingen ten
behoeve van het gymnastiek-onderwijs ook niet zulke groote
bezwaren. Men zal de lessen toch zóó kunnen regelen, dat
bedoeld onderwijs juist valt in den laatsten schooltijd en dus
niet storend zal kunnen werken op het ander onderwijs.
Hij zal zich dus ook tegen het gedane voorstel verklaren.
De heer Bloembergen moet opmerken, dat waar vroe
ger er van is gesproken, dat er geen ruimte voor een gym
nastiek-locaal zou zijn, men daar dit heeft bedoeld, dat er
bij het plan voor het gymnasium-gebouw op zoodanig locaal
in dat gebouw zelve niet is gerekend. De ruimte bij het
nieuwe gymnasium is echter van dien aard, dat er nog al
iets is te maken. Er is nog voldoende gelegenheid om des
gewenscht een tuin of speelplaats aan de inrigting te ver
binden of wel een afzonderlijk gebouw voor gymnastiek-lo
caal te maken. Hij herinnert voorts hoe het ter zake bij de
rijks hoogere burgerschool is gegaan. Daar heeft men in de
eerste jaren gebruik gemaakt van het gymnastiek-locaal in de
Groote Kerkstraat, doch werd een gedeelte van den aan de
school zelve grenzenden tuin, tot speelplaats ingerigt waar
de leerlingen tusschen de les-uren gelegenheid vonden zich
te ontspannen. Later is men er echter toch toegekomen
om een afzonderlijk gebouw voor het gymnastiek-onderwijs
te stichten en spr. neemt gaarne aan, dat daardoor de be
zwaren vroeger aan dat onderwijs voor de leerlingen dier
school verbonden werden opgeheven. Toch kan hij niet
medegaan om nu reeds in principe te besluiten dat bij
het gymnasium zoodanig afzonderlijk gebouw zal worden ge
sticht. Hij wenscht dit punt later door den raad beslist te
zienwanneer burgemeester en wethouders in de gelegen
heid zullen zijn dezen een bepaald voorstel aan te bieden op-
zigtens de verdere voltooijing van het gymnasium en de in
rigting van het omliggend terrein.
In verband hiermede komt het hem ongeraden voor, om
zooals de heer Buma heeft voorgesteld thans reeds een post
op de begrooting te brengen voor de stichting van een af
zonderlijk gymnastiek-locaal.
Hierna wordt het door den heer Minnema Buma gedaan
voorstel in stemming gebragt en verworpen met 15 tegen 3
stemmen; voor stemden de heeren Minnema Buma, Duparc
en de la Faille.
Volgnos. 135 en 136, artt. 5 en 6 van afd. VII van
hoofdstuk III der begrooting geven geen aanleiding tot be
spreking en worden onveranderd goedgekeurd.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 November 1880.
159
Bij volgno. 137, art. 7 van boven vermelde afdeeling „het'
maken van bakken tot berging van zand voor het bestrooijen j
van straten ƒ1250" verklaart de heer Harinxma thoe SlOO-
ten dat de commissie ook na de door burgemeester en wet
houders gedane mededeelingen blijft bij haar voorstel tot schrap
ping van dezen post; zij kan niet erkennen dat de bedoelde
bakken tot eenige besparing van werkloon zouden leiden.
De heer Bruinsma wijst op de wenschelijkheid om bij
gladheid der straten spoedig zand bij de hand te hebben. Hij
acht het bepaald van belang, dat de gemeente, voor zoover
het n.l. op haren weg ligt, zich spoedig van haren pligt ten
dezen kan kwijten, en het zand om te strooijen, niet b. v.
per kruiwagen door de arbeiders moet worden gehaald van
de algemeene bewaarplaats bij de fabrikage. Dit kan niet
anders of het geeft groot ongerief en vertraging in het werk.
Hij vestigt voorts de aandacht op Groningenwaar men steeds
zand bij de hand heeft.
De heer Bloembergen wil alleen opmerkendat het
hoofdargument voor den door burgemeester en wethouders
voorgestelden post niet is besparing van eenig werkloon,
maar beveiliging en spoed. Wanneer de weersgesteldheid van
dien aard is dat gladheid der straten ontstaat, dan dient
men terstond hier en daar zekere hoeveelheid zand ter be
schikking te hebben. De gelegenheid tot spoedige bestrooijiug
acht hij bepaald van groot belang.
De heer Troelstra is ook zeer tegen het voorstel der com
missie tot roijement van dezen post. Het bestrooijen der stra
ten heeft meermalen een punt van bespreking bij deu raad
uitgemaakt. Waar op het onvoldoende dier bestrooijing werd
gewezen, is steeds geantwoord dat men geen zand bij de
hand had en zal men dan nu er tegen zijn dat hierin wordt
voorzien? Hij acht het voor de veiligheid bepaald van be
lang dat de bakken worden gemaakt en meent dat men ook
in Amsterdam tot dergelijken maatregel heeft besloten.
Hierna wordt het voorstel der commissie tot roijement van
den post in stemming gebragt en verworpen met 12 tegen 8
stemmen; voor stemden de heeren C. W. A Buma, Minnema
Buma, van Harinxma thoe Slooten, Dirks, Plantenga, Su-
ringar, Andrese en van Goens.
Den door burgemeester en wethouders voorgedragen post
wordt alsnu goedgekeurd met 10 tegen 3 stemmendie van
de heeren Minnema Buma, Dirks en van Goens.
De post vermeld onder volgn. 138 wordt zonder bespreking
op het voorgedragen cijfer vastgesteld.
Volgn. 139, art. 9 van afd. Vil van hoofdstuk III stich
ting van een gebouw voor bewaarschool op het Vliet 29,600
leidt echter tot bespreking.
De heer Duparc kan zich zeer goed voorstellendat bij
burgemeester en wethouders een gevoel van bevreemding is
opgekomen, toen zij ontwaarden, dat bij den raad, althans in
de sectiën, de neiging bestaat om dezen post voor memorie
uit te trekken. Spr. zelf behoort tot degenen, die meer
malen op de stichting van een bewaarschool op het Vliet
hebben aangedrongen. Men dient hierbij echter niet te ver
geten, dat men vroeger in geheel andere omstandigheden ver
keerde als thans. Juist daarom kan ook hij zich thans wel bij
het door rapporteurs gedaan voorstel aansluiten. Burgemees
ter en wethouders zeggen in de memorie vau beantwoor
ding, dat het schooltoezigt de lokaliteit van gemeente
school no. 6 voldoende acht, maar hij wenscht te vragen, of
die autoriteit ter zake wel eens is geraadpleegd Hij heeft er al
thans niets in de stukken van kunnen vinden. Hoe dit ech
ter ook zij, aan iemand, die, zooals spr., bedoelde school
kent, moet het wel in het oog vallen, dat de toestand
geheel onvoldoende is. Wel is er door de indertijd ge
maakte splitsing van lokalen eenige verbetering aangebragt,
maar die splitsing heeft ten opzigte van deze school niet dat
effect gehad als wel ten aanzien van andere schoolgebouwen,
Het is een feitdat deze school aan de eene zijde bijna geen
licht ontvangt en ook aan andere gebreken mank gaat. In ver
band hiermede lacht hem het denkbeeld zeer toe om, in stede
van deze school thans geheel tot school van lager onderwijs in
te rigteneen geheel nieuwe school te stichten en het oude
gebouw tot bewaarschool te bestemmen.
Burgemeester en wethouders meeuen, dat, als een afkeurend
oordeel wordt uitgesproken over het gebouw van gemeente
school no. 6 tevens zoodanig oordeel moet worden geveld
over andere schoolgebouwen, die op dezelfde wijze zijn ingerigt.
Spr. meent dat dit te ver gaat. Zooals hij zooeven reeds heeft
opgemerktheeft de splitsing der andere schoollokalen veel
beter dan hier aan het doel beantwoord.
Burgemeester en wethouders hebben nog een ander bezwaar
tegen het voorstel van rapporteursZij vreezen, datals het
bestaande schoolgebouw aan zijne bestemming voor het lager
onderwijs wordt onttrokkende regering wel eens bezwaar
zou kunnen maken, voor de stichting van een nieuw gebouw
30 pet. subsidie te verleenen. Hij gelooft echter, dat de be
zorgdheid van burgemeester en wethouders ook hier weder
wat al te ver gaat. Indien men het gebouw der gemeente
school no. 6 gaat toetsen aan de thans voor den schoolbouw
gestelde eischen zou men met eene afkeuring al zeer goed
verantwoord blijken te zijn. In ieder geval is het gebouw
der gemeenteschool no. 6 een gemeente-eigendom. Niets staat
den raad in den weg om het eene andere bestemming te geven.
Als ten aanzien van de plaats der te stichten nieuwe school
de goedkeuring van gedeputeerde staten wordt verkregen, dan
kan men er ook zeker van zijndat het rijk zich niet aan
het toekennen van 30 pet. zal kunnen onttrekken.
Afgescheiden van dit alles, bestaat er bij spr. nog beden
king om thans een cijferpost voor de stichting eener bewaar
school uit te trekken. Op dit oogenblik heeft men immers
nog niet de minste zekerheid of men den benoodigden grond
zal kunnen erlangen. Het bezwaar, dat voor de bedoelde stich
ting nog geen bepaalde plaats kan worden aangewezen een
bezwaar dat vroeger altijd tegen een cijferpost is aangevoerd,
bestaat nog. En nu is een bewaarschool wel is waar nuttig
en wordt door stichting er van in eene groote behoefte
voorzien, doch die stichting kan zich niet, zooals die van een gebouw
voor de lagere schoolgronden op de wet. Ten hare be
hoeve zal dus ter bekoming van den noodigen grond niet zoo
gemakkelijk de toepassing van de onteigeningswet kunnen
worden verkregen als ten behoeve eener lagere school.
De heer van Harinxma thoe Slooten zegt dat de
commissie na het krachtig betoog van den heer Duparc wei
nig meer tot handhaving van haar voorstel heeft bij te brengen.
Ook bij haar rees de vraag of het gebouw der gemeenteschool
no. 6 wel voldoet aan de gestelde eischen en op die vraag
is zij tot de conclusie gekomendat het gebouw ja misschien
nog wel eenige jaren zijne tegenwoordige bestemming zou