176
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 December 1880.
wethouders hij het toch niet onnoodig achtdaarop thans
nog met een enkel woord te wijzen.
Burgemeester en wethouders zeggen dat zij het met adres
santen geheel eens zijn dat de toestand der bedoelde grachten
veel te wenschen overlaat. Nu zou het naar spr's. meening
rationeel zijn geweestindien zij op die prannisse eene conclusie
hadden laten volgen strekkende om zoo spoedig doenlijk aan
dien onvoldoenden toestand een einde te maken. Dit is ech
ter niet geschied. Burgemeester en wethouders gaan niet
zoo ver. In plaats van een voorstel te doen in den bedoel
den zinverklaren zij, dat voor alsnog geen uitzigt kan wor
den gegevendat spoedig tot de gewenschte demping zal
worden overgegaan. Hierin nu bestaat zijn bezwaar. Nu
weet hij weldat tot een werk als hier wordt bedoeld niet
zoo voetstoots kan worden overgegaanmaar dat eerst een
onderzoek moet worden ingsteld vooral waar mengelijk in casu, niet
alleen met eenige technische bezwaren heeft te doenmaar
misschien ook met eigendomsregtendoch deze punten acht
hij van secundair belang. Het is in elk geval toch in con-
fesso dat men hier staat voor eenen toestanddie dringend
verbetering eischten bij dit feit mag een besluit worden
verwacht, zooals door spr. wordt bedoeld. Als moet worden
erkend dat een kwaad bestaatdan dient men er een einde aan
te maken. Ieder dag uitstel kan slechts het kwaad verergeren.
Hoe meer hij de zaak nagaat, des te sterker gevoelt hij
zich in zijn amendement.
Burgemeester en wethouders erkennendat de demping in
verschillende opzigten wenschelijk isjazij gaanzooals
ook reeds bij de vorige gelegenheid is opgemerktnog verder
dan adressanten en verklaren dat de teekenen van de wal
gelijke uitwasemingen der grachten, waarvan men zich in
den afgeloopen zomer herhaaldelijk heeft kunnen overtuigen
nog duidelijk aan de gevels der huizen aan den Eewal en
het Iieerenwaltje zigtbaar zijn. Vooral met het oog hierop
wenscht spr. voor een oogenblik zich te bepalen tot een voor
beeld n.l. tot de wet van 2 Junij 1875 tot regeling van het
toezigt bij het oprigten van inrigtingenwelke gevaar, schade
of hinder kunnen veroorzaken. Krachtens de bepalingen dier
wet wordenen teregtdoor burgemeester en wethouders
menigmaal afgewezen verzoeken om vergunning tot oprigting
van inrigtingenvallende onder de toepassing dier wet. Wat
bepaalt nu die wet Nietdat voor zoodanige afwijzing alle
drie redenen van weigering moeten bestaan, maar dat tot
weigering slechts noodig is vrees öf voor gevaar of voor schade
aan eigendommenbedrijven of gezondheid öf voor hinder
van ernstigen aard, waartoe behoort het ter bewoning onge
schikt maken van woonhuizen of gedeelten van woonhuizen,
het belemmeren van het gebruik van scholen, kerken of zie-
keninrigtingen en het verspreiden van vuil of van walgelijke
uitdampingen. Indien slechts één van die redenen aan
wezig is, kunnen burgemeester en wethouders of de andere
autoriteitenaan wie de wet in de gestelde gevalle nhet verleenen
der vergunning heeft opgedragentot eene weigering besluiten.
En wat is nu hier het geval
Ten aanzien van de hier bedoelde grachten zijn alle rede
nen waarvan voor eene weigering volgens de genoemde wet
slechts één wordt gevorderd aanwezig.
1. Vrees voor gevaar. De ondervinding, vooral die der
laatste jarenheeft deze vrees alleszins gewettigd. Meer dan
één menschenleven hebben deze grachten met hunne hooge,
«teilen wallen gekosten het was slechts aan een bijzonder
geluk te dankendat een paar jaar geleden niet tegelijk
eenige personendie na afloop van eene muziekuitvoering
per rijtuig huiswaarts keerden, in den Eewal hun leven verloren.
En er hebben soortgelijke ongelukken hier nog meermalen
plaats al worden ze niet altijd bekend gemaakt.
2. Vrees voor schade aan eigendommenbedrijven of de
gezondheid. Burgemeester en wethouders erkennen zei ven
dat de teekenen van de walgelijke uitwasemingen der
bedoelde grachten nog aan de gevels der daarlangs staande
huizen zigtbaar zijn. Waar dit nog in de maand October
kon worden gezegd, behoeft het zeker geen betoog, dat er
schade aan de eigendommen wordt veroorzaakt, evenmin als
dat vele der neringdoenden langs den Eewal en het Heeren-
waltje de gevolgen daarvan in hun bedrijf ondervinden.
En wat nu de gezondheid betreft, de geneeskundige, dien
wij het voorregt hebben in ons midden te zien, zal zeker niet
aarzelen te willen verklarendat uitwasemingen van grachten,
als welke de Eewal en het Heerenwaltje verspreidenniet
anders dan nadeelig werken op de gezondheidniet alleen
van de bewoners dier strekenmaar zelfs van de bewoners
der stad in het algemeen.
3. Hinder van ernstigen aard. Deze walgelijke uitwase
mingen veroorzaken ontegenzeggelijk ook grooten hinder, en
wel in die matedat, ware ze te duchten van een der inrig
tingenbedoeld bij de wet van 2 Junij 1875, burgemeester
en wethouders zeker geen oogenblik zouden aarzelen de ver
gunning tot oprigting der inrigting te weigeren.
Men staat hier dus voor drie verschillende zakenwaarvan
ieder op zich zelve reeds genoegzame aanleiding kan geven
om tot demping over te gaan. Maar dan dient men ook niet
langer met eene afdoende verbetering te wachten. Men moet
dan besluitenom daartoe zoodra mogelijk over te gaan.
De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders ook
na de zooeven door den heer Dnparc gegeven toelichtingde
aanneming van diens amendementen moeten ontraden.
Voorzeker is er veel waars in de schildering door dien
spreker van den toestand van den Eewal en het Heerenwaltje
gegeven en was men geroepen thans dergelijke grachten aan
te leggenvoorzeker zou dan geheel anders worden gehan
deld dan onze voorouders hebben gedaan. Maar geheel iets
anders is het bij den aanleg van nieuwe werken te voldoen
aan de eischen des tijds als het bestaande onvoorwaardelijk af
te keuren omdat het niet aan die eischen in allen deele voldoet.
De conclusie van burgemeester en wethouders spreekt uit
wat spreker gelooftdat het gevoelen van negen-tienden der
inwoners van Leeuwarden zal zijn. Zij vinden n.l. den toestand
op den Eewal en het Heerenwaltje niet mooi, niet aangenaam,
niet doelmatig niet gewenschtmaar toch niet van dien aard,
dat, om aan dien toestand een einde te maken een uitgaaf
van ƒ70,000 a ƒ80,000 zou gewettigd zijn. Lettende op de
kosten van vroegere dempingen als die van de Nieuweburen
enz. meent hij dat cijferhoewel op globale berekening ge
baseerd niet overdreven te mogen noemen.
Wanneer men dus tegenover de bezwaren van de bewoners
van den Eewalde financiële last stelt, die het wegnemen dier
bezwaren zal veroorzaken en daarbij let op de vele niet min
der verkeerde toestanden welke men elders in de gemeente
vooral in de buitenwijken aantreft en die meer dringend voor
ziening eischen dan gelooft spr. dat het niet raadzaam is nu
reeds het uitzigt op de voldoening aan des adressanten wensch
te openen. Te minder wil hij dat doendewijl de bezwaren
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 December 1880.
177
en lasten waarover de heer Duparc heeft gesproken voor een
groot deel door de bewoners zeiven kunnen worden wegge
nomenzoodat de belangrijke uitgaaf, welke de demping zou
vorderen in zekeren zin eene uitgaaf van weelde kan worden
genoemddie met evenveel regt b.v. door de bewoners van
de Tweebaksmarkt of aan het Zwitsers wal tje voor die grach
ten zou kunnen worden gevraagd.
In verband met een en ander zal hij zich tegen het door
dien spreker ingediend voorstel verklarendathoe voor-
zigtig ook ingekleedtoch ten doel heeft de demping van den
Eewal en het Heerenwaltje binnen betrekkelijk korten tijd te
bewerkstelligen.
De heer de la Faille verklaartdat11a de schildering
door den heer Duparc gegeven van de nadeelen verbonden
aan de bestaande toestanden van den Eewal en het Heeren
waltje men haast niet den moed zou hebben om daartegen
op te komen. Intusschen is het niet kwaad dat door den
voorzitter is aangetoonddat die toestanden vau den Eewal
en het Heerenwaltje niet zoo exceptioneel zijn. Deze bewe
ring toch is juist en tempert zeer teregt eenigzins het schelle
licht dat de heer Duparc heeft doen opgaan. Nog tal van
andere grachten binnen deze gemeente verkeeren in geen be
teren toestand. Er is hier zooveel afkeuringswaardig dat
gaat men over tot demping van den Eewal en het Heeren
waltje ook vele andere grachten die zelfde operatie dienen
te ondergaan. Het spreekt echter van zelf, dat men den
finantielen toestand der gemeente hierbij in aanmerking moet
nemen. Waar men voor het oogenblik niet alles kan omvat
ten moet men wat minder eischend zijn.
Het komt spr. nu voor dat de kloof tusschen het voorstel
van burgemeester en wethouders en dat van den lieer Duparc
niet groot is en ook niet breeder moet worden uitgemeten.
Het wordt toch door burgemeester en wethouders erkend, dat
de hier bedoelde toestanden niet goed zijneene overtuiging
die ook reeds voor 10 jaar, toen dezelfde zaak bij den raad
aanhangig was werd uitgesproken.
Waar het collegie nu dit erkent, kan hij het voorstel strek
kende tot uitstel der noodige verbetering, niet regt rijmen. Hij
wenscht te vragen, waarom dan nu maar niet een begin gemaakt
Het is waar, het betreft hier eene groote geldelijke uitgaaf,
maar als men overtuigd is, dat men er toch toe zal moeten
komenwaarom dan langer getalmd Bij de ondervinding
dat iedere tijd zijn eigen eischen heeft en dus nieuwe uitgaven
meêbrengt, laat het zich toch wel niet denken, dat de gemeente
b.v. over 10 jaar tot de uitvoering beter in staat zal zijn dan nu.
De voorzitter heeft gewezen op de demping der Nieuwe
buren en andere grachtenbij deze dempingen, zegt spr., is
men dan toch ook over de financiële bezwaren heengestapt.
Laat men dat thans ook doen en voortgaan op den goeden
weg toen ingeslagen. Hij voor zich wil althans er gaarne
toe medewerken 0111 aan een toestanddie als vicieus wordt
erkendeen einde te maken. Met het oog op het gevaar
de fchade en den hinder, welke grachten als de Eewal en
het Heerenwaltje veroorzakeuwil hij gaarne tot demping
zijne stem verleenen, vooral waar bij hem alleen het finan
cieel en niet het technisch bezwaar bestaat of weegt.
De heer Troelstra is vooral ook 11a de thans gegeven
toelichting van het voorstel van burgemeester en wethouders,
tot de slotsom gekomen dat het collegie met de demping van
den Eewal en het Heerenwaltje volstrekt geen ernst is. Wel
wordt voorgesteld 0111 aan adressanten te kennen te geven,
dat het gemeentebestuur, hoezeer ook erkennende de wensche-
lijkheid eener demping van de gracht loopende van de Wor
telhaven tot de Nieuwestad, evenwel met het oog zoowel op
de zeer belangrijke kosten van dat werk als op de technische
bezwaren, die de uitvoering daarvan oplevert, vooralsnog
geen uitzigt kan geven dat daartoe spoedig zal worden over
gegaan, doch de bedoeling van dat „niet spoedig" is 11a de
toelichting van wege het collegie gedaan duidelijk genoeg.
Intusschen wordt toch door burgemeester en wethouders voor
gesteld onderzoek omtrent de kosten, en de technische be
zwaren zoomede omtrent de regten van de omwonenden te
doendoch dit voorstel heeft in verband met de door den
voorzitter gegeven toelichting allen schijn, dat men adressan
ten met een kluitje in het riet wenscht te sturen; en vooraf
kan reeds bepaald worden welk voorstel de raad heeft te
wachten ook na dat onderzoek. Misschien is ook de weinige
ernst, die blijkbaar bij burgemeester eu wethouders ter zake
bestaat, aanleiding geweest dat geen begrooting van kosten
is overgelegd geworden. Nu is er heden wel een cijfer ge
noemd, een cijfer van ƒ70,000 it ƒ80,000 geschikt 0111 schrik
aan te jagen, doch bij gemis van eene begrooting kan over
de juistheid van dat cijfer nog moeilijk worden geoordeeld.
I11 ieder geval behoeft het genoemd cijfer nog geen reden te
zijn om zich zoo dadelijk maar van de gewenschte demping
te laten afschrikken.
Door den Voorzitter is er op gewezen, dat er nog zooveel
is te verbeteren welnuvraagt hijwaarom dan hier niet
een begin gemaakthierwaar burgemeester en wethouders
zelf overtuigd zijn van de wenschelijkheid eener demping.
Juist omdat er op dit terrein nog zooveel is te doen moet
er een begin worden gemaakt.
Wat overigens betreft de schildering van den heer Duparc
van de groote nadeelen der bestaande toestanden hij heeft
daaraan niets anders toe te voegen dan ditdat hem wel
door bewoners van den Eewal of het Heerenwaltje is mede
gedeeld dat aldaar dikwijls een ondragelijke stank wordt ver
oorzaakt door dat de vaartuigen bij eenigen diepgang meestal
door den modder moeten worden gesleept of getrokken.
Gaarne zal hij zich dan ook bij het voorstel van den lieer
Duparc aansluitenhoewel hij niet zeker is of het niet beter
zou zijn 0111 daarin te lezen in plaats van „dat de gemeente
raad bereid is te doen overgaan tot demping der gracht enz.",
.dat de gemeenteraad die demping in ernstige overweging
neemthoewel het voorstel van den heer Duparc zooals het
daar ligtnaar zijn inzien nog niet medebrengt, dat die zaak
morgen of overmorgen moet worden ter hand genomen.
Spr. gelooft dat thans zeer goed zoodanig besluit kan wor
den genomen. Dan immers hangt de uitvoering der zaak
nog geheel af van het onderzoek omtrent een en ander in te
stellen. In ieder geval de door den voorzitter gegeven ver
zekering dat er nog zooveel is te doen heeft hem nog meer
aanleiding gegeven om zich met het voorstel van den heer Duparc
te vereenigen. Dat is eene conclusie die strookt met de praemissen.
De heer Bloemborgön kan zich niet vereenigen met het
geen door den heer Duparc is voorgesteld. Het komt hem
voor dat het nu reeds nemen van een besluit tot demping
van den Eewalin voege als dat geachte lid beoogtonwil
lekeurig doet denken aan den man die een toren gaat bou
wen zonder vooraf de kosten te hebben berekend. Hij is
overigens van mceningdatwaar men ten dezen van kosten
spreekt, men niet alleen heeft te letten op de demping zelve,