186
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 December 1880.
Vergadering van Donderdag den 23 December 1880.
Tegenwoordig 17 leden.
Afwezig de heeren mr. W. J. van Weideren baron Ren-
gers, J. J. BruinsmaS. T. Bakker en mr. J. Minnema de
With, de beide eerstgenoeinden met kennisgeving.
Bij afwezigheid van den burgemeester en den oudsten wet
houder, wordt het presidium waargenomen door den wethou
der E. Bloembergen.
I. De notulen van de vorige op 9 December jl. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een
adres van S. de Hoo Fz., om in eigendom te erlangen een
strook grond van het bouwterrein no. 87.
De conclusie van dit voorstel luidt
a. de breedte van het perceel no. 87 van het bouwterrein
L, aangeduid op de situatie-teekening en de lijst, behoorende
bij de bepalingen en voorwaarden van uitgiftevastgesteld bij
raadsbesluit, d.d. 9 Januarij 1873, no. 20, te wijzigen en
te bepalen op 28.25 M.
b. aan S. de Hoo Fz.rijtuigfabrikant alhier, provisioneel
kooper van het perceel no. 88 van bouwterrein L, in eigen
dom over te dragen de oostelijke strook grond van het bouw
perceel no. 87 ter breedte van 3 metergelegen langs de
westelijke grens van het perceel no. 88 en zulks tegen den
prijs per centiare bij de voorwaarden van uitgifte vastgesteld
met bepaling, dat, wanneer de toekomstige eigenaar van het
bouwperceel no. 87 de strook grond als massaal eigendom
verlangtom die te bestraten en te riolerende adressant
dien grond ten bedoelden einde zal moeten afstaan voor den
prijs door burgemeester en wethouders te bepalen.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op een ver
zoek van de schoolcommissie der Ned. Israëlitische gemeente
om het schoolgebouw op den Wissesdwinger voor het geven
van godsdienst-onderwijs op nieuw voor drie jaar te huren.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voorom voor
behoudens goedkeuring van heeren ged. staten aan de school
commissie der Ned. Israëlitische gemeente alhier, onderhands
met ingang van den ln Januarij 1881 voor den tijd van drie
jaren en alzoo tot den 31 December 1883 te verhuren het
schoolgebouw, plaatselijk gekwoteerd Wissesdwinger no. 48,
ten kadaster bekend, gemeente Leeuwarden, in sectie A no.
850, tot het geven van godsdienst-onderwijs aan kinderen
van behoeftige Israëlieten en zulks voor eene jaarlijksche
huursom van ƒ80, en verder op de voorwaarden, omschre
ven in het loopende kuur-contract en de daaraan door bur
gemeester en wethouders zoo noodig toe te voegen bepalingen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders op een ver
zoek van J. C. Kutscli Lojenga om den prijs en de voor
waarden te vernemen waarop aan hem in koop kan worden
afgestaan eene plek grond aan de Oosterkade.
Dit voorstel strekt om te besluiten
a. de plek grond gelegen aan de Oosterkade en de ge
dempte Keizersgracht, ten zuiden van het nieuwe ijkkantoor,
ter grootte van ongeveer 199 centiare, te verklaren niet meer
voor de openbare dienst bestemd te zijn
b. de sub a bedoelde plek grond publiek te verkoopen op
voorwaarden door burgemeester en wethouders te bepalen en
c. den heer J. C. Kutsch Lojenganaar aanleiding van
zijn adres d.d. 23 November 1.1. te kennen te geven dat de
plek grond aan de Oosterkade en de gedempte Keizersgracht,
ten zuiden van het nieuwe ijkkantoor, in het begin van 1881
publiek ter verkoop zal worden aangeboden.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een ver
zoek van J. N. Schuurmans tot het vestigen van een regt
van opstal op het perceel land, de Galgefenne genaamd.
De conclusie van dit voorstel luidt
Burgemeester en wethouders te magtigen om bij eventuele
vergunning tot het oprigten van eene inrigting tot het ver
werken of bewaren van buskruit op na te melden stuk grond,
voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
ten behoeve van J. N. Schuurmansvuurwerkmaker alhier
voor het stichten van de gebouwen in zijn adres vermeld
een regt van opstal te vestigen voor den tijd van twintig ja
ren op een stuk grond groot ongeveer 6 are gelegen aan
den Ilarlinger trekwegde Galgefenne genaamd ten kadas
ter bekend gemeente Leeuwarden in sectie D no. 369, tegen
eene jaarlijksche recognitie van 12.50 en verder op voor
waarden door burgemeester en wethouders vast te stellen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
handsche verhuring van onderscheidene woningen voor een jaar.
Hierbij stellen burgemeester en wethouders voor om te be
sluiten voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde
statenmet 12 Mei 1881 op nieuw onderhands, voor den
tijd van één jaarin huur af te staan aan
B. Ombach een plek grond bij het Oldehoofster Kerkhof
voor ƒ2.50 per jaar.
II. Laverman de scheepstimmerwerf c. a.plaatselijk ge
kwoteerd Oldegalilëen no. 229, voor ƒ117 per jaar.
H. Weidijk het huis Doelestraat no. 1voor 150 per jaar.
W. A. Jansen het huisHoogstraat no. 24 voor 225
per jaar.
P. Germeraad, huis Raadhuisstraatje no 5 95.p. jaar.
D. Draper, Bagijnestraat no. 61, - 117.
M. Hageman St. Jacobstraat no. 35 - 475.
G. van der Wees, Nieuwstraatje no. 8, - 117.
II. Lancée, Kruisstraat no. 25, - 275.
F. Fuist, huis en stal, Posthoornsteeg- 159.
J. Bruinsma, huis achter de Posthoorn, - 75.
M. Visser, Bagijneklooster no. 7, - 57.20
H. J. Heimig, aan den Oostersingel no. 1J4, - 65.
P. Hardorff, no. 116, - 65.
A. Medendorp, no. 108, - 54 80
J. A. Bluizer, no. 110, - 78.
Wed. Smitz, no. 118, - 65.
De voorstellen vermeld onder nos. 1 tot en met 5 zijn ter
visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
6. Een voorstel van burgemeester en Wethouders tot
nadere wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1880.
Te doen drukken in de bijlagen tot het raadsverslag.
7. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot vast
stelling van:
a. eene verordening tot regeling van het openbaar lager
onderwijs
b. een besluit tot heffing van schoolgelden voor onderwijs
aan de openbare scholen voor lager onderwijs;
c. eene verordening regelende de invordering der school-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
gelden voor onderwijs aan de openbare scholen voor lager
onderwijs
d. eene verordening regelende de bezoldiging van het onder
wijzend personeel aan de openbare scholen van lager onderwijs.
Na eenige bespreking tusschen den Voorzitter en den heer
Duparc wordt besloten het bovenvermelde voorstel met bij-
behoorende ontwerp-besluiten en verordeningen te doen druk
ken en in de sectiën te onderzoeken wordende bepaald dat
bedoeld onderzoek binnen 4 weken na heden moet zijn afgeloopen.
1. Een adres van den hoofdonderwijzer F. de Vries, om
in het genot te worden gesteld van de verhooging zijner
jaarweddewegens 25jarigen diensttijd.
In handen van burgemeester en wethouders gesteld ten
fine van prae-advies*
III. Wordt lecture gegeven van eene missive van den
Commissaris des Konings in Friesland dd. 16 December 1880,
2e afdeeling no. 2119, waarbij 1. wordt medegedeeld dat door
de commissie uit ged. staten met het onderzoek dier begroo
ting belast, is opgemerkt, dat daarop voorkomt eene som
wegens vergoeding aan den staat van 1/3 gedeelte van het
pensioen van onderwijzerswelke uitgaaf 6edert het in
werking treden der nieuwe wet op het lager onderwijs, ge
heel ten laste van den staat komt; 2. de begrooting wordt
teruggezonden om overeenkomstig de gemaakte opmerking te
worden gewijzigd.
b. eene missive van burgemeester en wethouders aan den
Commissaris des Konings waarbij de begrooting, geredresseerd
overeenkomstig de medegedeelde opmerking, wordt terugge
zonden onder mededeeling, dat het collegie geen bezwaar
heeft gevonden het bedoeld redres, als betreffende een post
van uitgaaf, die op grond van eene wettelijke bepaling niet
meer op de begrooting behoort voor te komen, zonder me
dewerking van den raad aan te brengen.
In verband met vorenstaande mededeelingenwordt beslo
ten boven omschreven missives voor kennisgeving aan te ne
men en het door burgemeester en wethouders in de begroo
ting aangebragt redres goed te keuren.
IV. Wordt medegedeeld en voor notificatie aangenomen:
1. het berigt dat het raadsbesluit tot heffiing van haven
geld door Z. M. den koning is goedgekeurd
2. dat is aangenomen de benoeming tot:
lid der commissie van bestuur over het stads zieken
huis door den heer dr. J. v. d. Scheer;
b. lid van het collegie van curatoren van het gymnasium
door den heer mr. J. Minnema Buma;
c. lid der plaatselijke commissie van toezigt op de scholen
van middelbaar onderwijs door den heer mr. G. A. Visscher
d. lid der commissie van toezigt op de scholen van lager
onderwijs door den heer J. J. Munniks de Jongh;
3. eene dankbetuiging van mej. C. A. Brunne, leerares
aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes voor de
aan haar toegekende verhooging van jaarwedde;
4. dat aan K. Ketelaar bij 2e veiling in koop is toege
wezen het perceel bouwterrein no. 48, tegen ƒ5.60 per cen
tiare, zijnde bij de le veiling slechts ƒ4.10 per centiare ge
boden
5. dat A. Jongbloed bij herbesteding aannemer is gewor
den van de levering van drukwerkengedurende het jaar
1881 tegen 14 pet. beneden het tarief.
te Leeuwardenvan den 23 December 1880. 187
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten:
1. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van
J. Sinninghe Damsté c. s., om de lessen aan de school van
middelbaar onderwijs even als die aan het ggmnasium om 9
uur te doen aanvangen.
De conclusie van dit voorstel strekt om te besluiten
aan de adressanten te kennen te geven, dat zoolang het
bestuur der rijks hoogere burgerschool, dat over het ver
zoek is gehoordbezwaar maakt de lessen van die inrigting
des voormiddags te 9 uur te doen aanvangen, er geene ter
men bestaan om wijziging te brengen noch in de bestaande
regeling der lesuren aan de school van middelbaar onderwijs
voor meisjes, noch in die van het gymnasium en hun verzoek
alzoo, voor het tegenwoordige, als niet voor inwilligging
vatbaar, wordt gewezen van de hand.
Bij de algemeene beraadslagingen over dit voorstel, zegt
de heer Duparcdat hem bij inzage der stukken twee zaken
hebben getroffenlo. dat alleen is ingewonnen het advies
van de commissie van toezigt op de scholen voor middelbaar
onderwijs; 2. dat deze commissie, evenals ook burgemeester
en wethouders, het in hoofdzaak geheel eens zijn met
adressanten, doch beiden niettemin tot afwijzing van het ver
zoek adviseren.
Welke is de eigenlijke strekking van het verzoek? Om
's morgens den schooltijd aan de middelbare school voor meis
jes tegelijk te doen aanvangen met dien van het gymnasium,
dat is om 9 uur. De adressanten zien, en teregt, verband
tusschen die twee inrigtingen. Maar nu is er bij de stukken
wel een advies van de commissie van toezigt op het middel
baar onderwijs, niet echter van curatoren van het gymnasium,
veel minder nog van haar, die direct bij de zaak betrokken is eü
er ook groot belang bij heeft, n.l. de directrice der middel
bare school voor meisjes. Daarentegen is nog wel overgelegd
een schrijven van den directeur der rijks hoogere burgerschool,
waarbij deze, mede door burgemeester en wethouders om voor
lichting gevraagd, namens de leeraren dier school berigt, dat
er overwegende redenen bestaan om den aanvang der lessen aan
die inrigting te wijzigen. B. en W. hebben dus, zeer vreemd, de
middelbare school voor meisjes in verband gebragt met de
rijksschool voor jongens, terwijl dit veeleer had moeten ge
schieden tusschen eerstgenoemde inrigting en het gymnasium,
beide gemeentelijke inrigtingenwaaromtrent de raad het laat
ste woord kan sprekeniets wat niet het geval is met de
rijks hoogere burgerschool, waarover alléén het rijk heeft te
beslissen. Wenschen adressanten ook wijziging der lesuren
aan deze laatstgenoemde inrigting, dan zullen zij zich hebben
te wenden tot den minister van binnenlandsche zaken. Zij
hebben zich trouwens dan ook tot de beide gemeentelijke in
rigtingen bepaald. Spr. meent intusschen, dat niet alleen
het advies der commissie van toezigt op de scholen voor mid
delbaar onderwijs had moeten worden ingewonnen, maar ook
dat van curatoren van het gymnasium, meer bepaaldom te
weten te komen, of het aanvangsuur van 9 uur 's morgens in
de practijk ook bezwaren heeft opgeleverd, en inzonderheid
dat van de directrice der middelbare school voor meisjes.
Daar dit een en ander niet is geschied, oordeelt spr., dat
de zaak nog niet rijp is voor beslissing, maar nader zal die
nen te worden geïnstrueerd in den door hem bedoelden zin.
Dat hiermede weder eenige tijd zal verloopen, kan, naar