26
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 31 Maart 1881.
Dit amendement, ondersteund zijnde, wordt zonder verdere
discussie in stemming gebragt en aangenomen met 13--5
stemmendie van de heeren v. EijsingaDirksRengers
Suringar en Troelstra.
Hierna wordt het geamendeerd onderdeel a. der conclusie
zonder hoofdelijke stemming aangenomenevenals ook
onderdeel b.
Onderdeel c. wordt aangenomen na eenige bespreking tus-
schen den Voorzitter en den heer Bloembergen.
Omtrent onderdeel d. heeft geene bespreking plaats. Dit
onderdeel wordt evenals ook de conclusie in haar geheel zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
Hierna wordt de vergadering door den voorzitter gesloten.
Vergadering van Woensdag 6 April 1881.
Tegenwoordig 11 leden.
Afwezig de heeren BruinsmaSuringar en Wiersma met en
de heeren de la Faillevan Eijsingavan Harinxma thoe
Slooten, van Sloterdijck, Minnema Buma, Hommes en de
With zonder kennisgeving.
I. De notulen van de vorige op 31 Maart j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt en om praeadvies in handen
van burgemeester en wethouders gesteld een adres van A.
Meeth, houdende verzoek om eervol ontslag als onderwijzer
aan gemeenteschool no. 6.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van het op den
oproepingsbrief vermelde punt.
Vaststelling van het kohier der directe belasting op het in
komen dienst 1881
Na eenige bespreking tusschen den heer Duparc en den
Voorzitter wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld na
volgend besluit:
De Raad der gemeente Leeuwarden:
Gezien het door burgemeester en wethouders voorloopig
vastgestelde primitief kohier van de directe belasting op het
inkomen ten behoeve dier gemeente, dienst 1881.
Gezien de publicatie van den 3 Februarij 1881, waar uit
blijkt dat voormeld kohier voor een ieder ten gemeentehuize
ter visie heeft gelegen van den 4 Februarij 1881 tot en met
den 19n dier maand en alzoo te dien aanzien uitvoering is
gegeven aan het voorschrift van art. 264 der gemeentewet.
Gelet op het besluit dezer vergadering van den 29 Novem
ber 1880 waarbij is bepaald dat over het loopend dienstjaar
3.52 ten honderd van het belastbaar inkomen zal worden ge
heven
Gezien de begrooting der inkomsten en uitgaven der ge
meente voor het dienstjaar 1881goedgekeurd door de gede
puteerde staten van Friesland, bij besluit van den 23 Decem
ber 1880, waarbij, met in achtneming van het bepaalde bij
art. 9 van het heffingbesluit, dd. 14 Sept. 1876goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 7 September d. a. v., no. 16, de opbrengst
der vorenbedoelde belasting werd uitgetrokken tot een bedrag
van ƒ149,637.71.
Overwegende, dat voormeld kohier, na daarin aangebragte
wijzigingen een belastbaar inkomen aanwijst van ƒ4,387,609,75
en een totaal bedrag der aanslagen van ƒ154,443.68;
dat dit bedrag de bij de begrootinggeraamde som overtreft met
ƒ4805.97 en dat alzoo zal dienen te worden bepaald hoeveel
ten honderd van het bedrag der aanslagen zal worden inge
vorderd.
Dat het wenschelijk wordt geacht liet deswege te nemen
besluit, aan te houden tot dat de beslissing op eventueel bij
heeren gedeputeerde staten in te dienen reclames bekend
zal zijn.
Gelet op art. 265 der gemeentewet.
Besluit
1. Het primitief kohier van de directe belasting op het
inkomen, ten behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1881
vast te stellen in belastbaar inkomen op 4,387,609.75 en in
totaal der aanslagen tot een bedrag van ƒ154,443.68.
2. Het nemen van een besluit hoeveel ten honderd van
het sub 1 hiervoor vermeld bedrag der aanslagen zal wor
den ingevorderd, aan te houden tot dat op de eventueel tegen
voormeld kohier bij gedeputeerde staten in te dienen reclames
eene beslissing zal zijn genomen.
Hierna wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 April 1881.
Vergadering van Donderdag den 14 April 1881.
Tegenwoordig 20 leden.
Afwezig de heer Bakker.
Voorzitterde burgemeester.
De notulen van de vorige op 6 April 1.1. gehouden ver
gadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres
van A. Meeth, houdende verzoek om eervol ontslag als onder
wijzer aan gemeenteschool no. 6met ingang van 1 Mei e.k.
De concessie van dit voorstel strekt om gunstig op het
verzoek te beschikken.
Overeenkomstig het voorstel van den voorzitter, wordt be
sloten dit punt, na afdoening der punten van den oproepings
brief, te behandelen.
2. Adres van mej. II. Buijs, hoofd der gemeenteschool
no. 3, houdende verzoek om hare jaarwedde hooger te stellen
dan in de stukken tot regeling van het lager onderwijs wordt
voorgesteld.
Wordt besloten dit adres te behandelen tegelijk met het
betrekkelijk onderwerp bij de regeling van het lager onderwijs.
3. Het door burgemeester en wethouders, overeenkomstig
art. 182 der gemeentewet, opgemaakt verslag van den toe
stand der gemeente over 1880.
Wordt besloten dat verslag te doen drukken en aan de
leden uit te reiken.
III. Wordt medegedeeld:
a. Missive van jhr. A. O. van den Santheuvel, berigtende
dat hij ontslag neemt als lid der commissie van toezigt op
de scholen van middelbaar onderwijs.
In verband hiermede worden burgemeester en wethouders
uitgenoodigd de noodige maatregelen te nemen tot vervulling
dezer vacature.
b. Verslag van de daarmede belaste commissie omtrent het
gehouden eindexamen aan de burger avondschool.
Voor de leden ter visie te leggen.
c. Besluit van gedeputeerde staten bepalende het bedrag
der vergoedingen voor huishuur aan de onderwijzers, hoofden
van scholen in deze gemeente.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten:
1. Rapport van de commissie van rapporteurs uit de sec
tiën omtrent een adres van den hoofdonderwijzer F. de Vries,
om verhooging van jaarwedde wegens 25jarige dienstvervulling.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt, in over
eenstemming met het daaromtrent uitgebragt praeadvies van
burgemeester en wethouders, besloten het verzoek af te wijzen.
2. Rapport eener raadscommissie omtrent eene aanvrage
tot af- en overschrijving van artikelen op de begrooting van
het stads ziekenhuis, dienst 1880.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming, wordt conform
de strekking van het rapport, de gevraagde magtiging tot
af- en overschrijving verleend.
3. Rapport eener raadscommissie omtrent het onderzoek
van de rekening en verantwoording van de kosten der dienst
doende schutterij, dienst 1880.
Zonder discussie en hoofdelijke stemmingwordt conform
de strekking van het rapport, voormelde rekening goedge
keurd, in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van 3196.06.
4. Rapport eener raadscommissie omtrent eene aanvrage
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
27
tot af- en overschrijving van artikelen op de begrooting der
stads armenkamer, dienst 1880.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming, wordt conform
de strekking van het rapportde gevraagde magtiging tot af-
en overschrijving verleend.
5. Op voorstel van den voorzitter wordt besloten punt
6 van den oproepingsbrief te behandelen, nadat eene besloten
zitting zal zijn gehouden.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming
van twee leeraren aan het g}rmnasium in verband met de op-
rigting van eene zesde klasse aan die inrigting.
Over de algemeene strekking van dit voorstel wordt door
niemand der leden het woord gevoerd.
Overgaande tot de behandeling der conclusie van het voor
stel, worden de onderdeelen 1 en II, zonder discussie en
hoofdelijke stemming aangenomen.
Onderdeel IIIa. De heer do la Faille kan zich niet ver-
eenigen met de voorgestelde tractements-bepaling van den
leeraar in de natuur en scheikunde, in de natuurlijke historie
en zooveel noodig in de wiskunde tot een bedrag van ƒ2000
a ƒ2500. Hij acht de afwijking ten dezen van het advies
van curatoren en van den inspecteur in het voorstel onge
motiveerd en meent om verschillende redenen dat in over
eenstemming met die adviesen een fixum van 2500 jaarwedde
wenschelijk is.
Hij vraagt inlichting waarom burgemeester en wethouders het
tractement lager hebben gesteld dan dat van de andere leeraren.
De Voorzitter geeft te kennen dat de redenen die burge
meester en wethouders er toe hebben geleid om het tracte
ment van den bedoelden leeraar op ƒ2000 a ƒ2500 te be
palen in het voorstel zelf zijn aangegeven. Ze zijn hoofdza
kelijk gelegen in de omstandigheiddat het getal lesuren
door dien leeraar eventueel te gevenook danwanneer hij
met 5 a 6 uur onderwijs in de wiskunde wordt belastnog
geen 20 in de week zal bedragen.
Hij meent dat dit beperkte getal lesuren van dezen leeraar
niet op een lijn te stellen is met dat van de andere leeraren
en wat aangaat het door den heer de la Faille aangevoerde
omtrent de oprigting van eene parallelklasse, dat die oprig-
ting nog zeer in het onzekere is.
Burgemeester en wethouders achten voor 'toogenblik het
voorgestelde tractement voldoende en mogt later blijken, dat
het door meerdere bemoeijingen moet worden verhoogddan
bestaat daartoe immers de gelegenheid.
De heer de la Faille repliceert dat niet uit 't oog moet
worden verloren, dat door den leeraar drie vakken, n.l. natuur-
en scheikunde en natuurlijke historie en zooveel noodig
wiskunde moeten worden onderwezen en er dus naar zijn
meening geen reden bestaat om het tractement lager dan dat
der andere leeraren te stellen.
Hij vreest zelfs dat op het door burgemeester en wethouders
voorgestelde tractement zich geene sollicitanten zouden
aanbieden.
In verband hiermede stelt spr. als amendement voor om
het tractement van den leeraar in de natuur- en scheikunde
en de natuurlijke historie vast te stellen op ƒ2500.
De heer van Sloterdijck verklaart volkomen in te stem
men met de strekking van het door den heer de la Faille
ingediend amendementomdat men niet beneden het peil van
andere gemeenten moet gaan. Hij acht dat amendement echter
8