58
Verslag der handelingen van den gemeenteraad t« Leeuwarden; van den 14 Julij 1881.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten:
1Rapport der raadscommissie belast geweest met het onder
zoek Ier rekening ran het nieuwe stads weeshuisdienst 1880.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
de conclusie van dat rapport door de vergadering besloten
a. hare goedkeuring te hechten aan de splitsing door het
bestuur van het nieuwe stads weeshuis gemaakt in art. 26a
van de gewijzigde begrooting, en van de som op dat artikel
toegestaan ƒ1000 af te schrijven en die over te schrijven op
art. -'66 onder het intitule .aflossing van schuld";
b. de rekening en verantwoording van het nieuwe stads
weeshuis over 1880 goed te keuren tot een bedrag van
ƒ36,043.51 in ontvang en van ƒ36,082.23 in uitgaaf en met
een batig slot ad ƒ861.28;
c. aan burgemeester en wethouders op te dragen van dit
besluit en de daartoe leidende motieven kennis te geven, onder
's raads dankbetuiging voor het met zorg en naauwgezetheid
gevoerd beheer, aan het bestuur voornoemd.
Met goedvinden der vergadering worden de op den raads-
brief vermelde benoemingen aangehouden tot na afdoening
der andere punten.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek
ran mej. A. Stevens om eervol ontslag als onderwijzeres aan
gemeenteschool no. 3.
Conform de stiekking van dit voorstel wordt zonder dis
cussie en hoofdelijke stemming het gevraagd eervol ontslag
verleend, zulks met ingang van 15 Julij 1881.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van
het reglement der stads armenkamer.
Dit voorstel strekt om
a. art. 48thans luidende
.Art. 48. De voorzitter is dagelijks op een door de voog-
„den te bepalen uur voor de armen die ondersteuning ver-
langen te spreken en hoort hunne verzoeken aan.
.Hij beschikt op die verzoeken, zoover zij voor eene dade
lijke afdoening vatbaar zijn na alvorens het vereischt onder-
„zoek te hebben ingesteld en neemt de noodige voorzieningen,
.in overleg met den secretaris-boekhouder.
„Spoedeischende gevallen uitgezonderd verleent hij echter
„geene ondersteuningdan aan zoodanige armentot wier
.ondersteuning door de vergadering is besloten.
.Hij is belast met de gewone en buitengewone wekelijksche
uitdeelingen in geld en brood, bijgestaan door den secretaris-
boekhouder. Buitengewone uitdeelingen doet hij echter niet
.dan in overleg met den secretaris-boekhouder.
.Hij verleent magtiging tot kostelooze genees-, heel- en
.verloskundige hulp houdt van de afgegevene lastbriefjes het
.betrekkelijke register aan en ziet met den secretaris-boekhou-
.der toe op het behoorlijk bezoeken der zieken door de daartoe
.benoemde genees- en heelkundigen."
te lezen als volgt
.Art. 48. De voorzitter beschikt op verzoeken om onder-
.steuning, zoover zij voor eene dadelijke afdoening vatbaar
„zijn na alvorens het vereischte onderzoek te hebben inge
steld en neemt de noodige voorzieningen in overleg met den
sec retail's - boekhouder.
„Spoedeischende gevallen uitgezonderd, verleent hij echter
.geene ondersteuningdan aan zoodanige armentot wier
.0:. -teuning door de vergadering is besloten.
.Hij is belast met de buitengewone en de gewone weke-
.lijksche uitdeelingen in brood en geld bijgestaan door den
.secretaris-boekhouder. Buitengewone uitdeelingen doet hij
.echter niet, dan in overleg met den secretaris-boekhouder en
.ziet ook met dezen toe op het behoorlijk bezoeken der zieken,
.door de daartoe benoemde genees- en heelkundigen."
b. een nieuw art. 67 in het reglement op te nemen van
navolgenden inhoud
.Art. 67. Hij is dagelijks voor de armen die ondersteuning
.verlangenaan het stads armhuis te sprekenhoort hunne
.verzoeken aan en brengt die ter kennis van den voorzitter."
c. om het oud artikel 67 luidende
.Art. 67. Hij is bevoegd in onvoorziene gevallen dadelijke
.hulp te verleenenonder verpligting, om daarvan zoo spoedig
.mogelijkkennis te geven aan den voorzitter.
.Hij is mede bevoegd aan de voogden zoodanige voorstellen
.in het belang der administratie of in het belang der armen
te doenals hij nuttig oordeelt en gedraagt zich overigens
.naar hetgeen in deze verordening, ofschoon niet afzonderlijk
.in dit hoofdstuk opgenoemdte zijnen opzigte is voorge-
schreven."
te nummeren als art. 68 en dit artikel te lezen als volgt
.Art. 68. Hij is bevoegd genees-, heel- en verloskundige
.hulp toe te staan, houdt van de - afgegeven lastbriefjes de
.daartoe betrekkelijke registers aan tot het verstrekken van
.geldelijke ondersteuning in onvoorziene gevallen wordt mag-
„tiging van den voorzitter vereischt.
„Hij is mede bevoegd aan de voogden zoodanige voorstellen
„in het belang der administratie of in het belang der armen
.te doenals hij nuttig oordeelt en gedraagt zich overigens
„naar hetgeen in deze verordening, ofschoon niet bijzonderlijk
„in dit hoofdstuk genoemd, te zijnen opzigte is voorgeschreven."
De wijziging van art. 48 hiervoor vermeld onder lett. a
wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
Daarentegen leidt het voorstel om in het reglement een
nieuw artikel 67van inhoud als bovenomschrevenop te
nementot eenige discussie.
De heer Dliparc heeft eenig bezwaar tegen de nieuwe
redactie. Hij acht het wenschelijk niet alleen te bepalen
waarmaar óok wanneer de secretaris-boekhouder zal zijn te
spreken.
De heer Minnema Buma gelooftdat de opmerking van
den heer Duparc niet zeer practisch is. Men dient niet te
vergetendat er werkelijk dagelijks en ten allen tijde gele
genheid moet bestaan den secretaris-boekhouder te spreken.
Men stelle slechts het geval dat een behoeftige bij avond
ziek wordtdan zou deze bij het stellen van een bepaald
spreekuur, dikwerf tot den volgenden dag op geneeskundige
hulp van het armbestuur moeten wachten. Dit gaat niet aan. Ten
allen tijde moet men den secretaris-boekhouder kunnen spre
ken zooals daartoe tot dusver ook steeds de gelegenheid
heeft bestaan. Hij kan voorts op grond van zijne veeljarige
ondervinding als armvoogdmededeelen dat dit ook geenszins
tot moeijelijkheden leidt.
De Voorzitter meent nog aan het door den heer Minne-
ma Buma gesprokene iets te kunnen toevoegen. Hij vertrouwt.
dat de voogden der armenkamer bepaalde reden hebben voor
de door hen voorgestelde redactie van het nieuwe artikel. Het
is z.i. zeer goed mogelijkdat zij het oog hebben gehad op de
omstandigheid, dat zoowel de vroegere als de tegenwoordige
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden; van den 14 Julij 1881.
secretaris-boekhouder ook nog audere bezigheden heeft en dat
men hemofschoon wel gemeente-ambtenaartoch eenige
vrijheid wenscht te laten.
Daarenboven gelooft spr.dat al werd een bepaald spreek
uur gesteldde zaak toch niet anders zou wordendan zij
nu isomdat de armen niet van de betrokken bepaling zou
den weten en zij in ieder geval toch zouden koinen, wanneer
de nood hen drong.
Nadat ter zake nog eenige discussie had plaats gehad, geeft
de heer Beucker Andreac in overwegingomten einde
aan het bezwaar van den heer Duparc tegemoet te komen
ook in het nieuwe artikel 67 op te nemen de woordenop
een door voogden te bepalen uur.
De heer Duparc doet tot die toevoeging het voorstel. Hij
merkt daarbij nog op dat de aanneming van zijn amendement
natuurlijk niet beletdat er gelegenheid wordt gegevenden
secretaris-boekhouder ook nog op andere tijden te spreken.
In ieder geval zal de toevoeging dit voordeel hebbendat de
arme, die zijn tijd dikwerf zeer noodig heeft, bepaald zal weten,
wanneer hij den secretaris-boekhouder zal kunnen spreken.
Omtrent het amendement van den heer Duparc, voldoende
ondersteundheeft nog eenige bespreking plaats tusschen de
heeren v. Sloterdijck, Duparc, de Voorzitter, Minnema Buma
en Bruinsma. Naar aanleiding van eene door eerstgenoemde
gemaakte opmerking wijzigt de heer Duparc zijn amendement
in dier voege, dat wordt gelezen in plaats van ,op eendoor
voogden te bepalen uur", „op een door voogden te bepalen
tijd", waarna het, in stemming gebragt, wordt verworpen
met 13 tegen 4 stemmen. Voor stemden de heeren Bruin
smaAndrem, Duparc en van Eijsinga.
Hierna wordt het nieuw art. 67 goedgekeurdevenals ook
de wijziging van art. 68 (oud 67), welke wijziging is ver
meld onder letter c.
Het geheele voorstel van burgemeester en wethouders wordt
hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
4. Voorstel betreffende verschillende aanvragen om vergun
ning voor den aanleg van tramwegen.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor om te be
sluiten aan de adressanten (de heeren C. Bok en Johs. IJkema
te 'sHage, S. E. Oudsclians-Dentz te Leeuwarden, J. P. H.
Witkamp te Amsterdam en de directie der Nederlandsche
Tramweg-Maatschappij te Utrecht), onder mededeeling van de bij
raadsbesluit van den 12 Junij 1870 vastgestelde voorwaarden,
die eventueel aan de te verleenen concessie zullen worden
verbondente verzoeken vóór den 1 Augustus e. k. aan het
bestuur dezer gemeente te willen kenbaar maken de grond
slagen waarop hunne aanvragen berusten en de waarborgen,
die zij kunnen gevendatmet opgave van den termijn bin
nen welken uitvoering zal worden gegeven aan het voor
nemen tot aanleg van de tramwegen in de in hunne adressen
opgegeven gemeenten.
Nadat de heer mr. C. W. A. Buma had gewezen op de
wenschelijkheid tot verlenging van den termijn binnen welken
de adresanten zullen moeten berigten en naar aanleiding van
een voorstel van den heer mr. J. S. van Harinxma tlioe
Slooten die termijn tot 15 Aug. e.k. was verlengd, wordt
overigens zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel
van burgemeester en wethouders besloten.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders in zake de over- j
dragt van het regt van opstal der zwem- en badinrigting.
59
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
de strekking van dit voorstel de overdragt van het regt van
opstal op den grond, waarop het tegenwoordige badhuis staat,
aan de commanditaire vennootschap de zwem- en badinrig
ting goedgekeurdzulks op de voorwaarden, voor zoover toe
passelijkopgenomen in het contract d.d. 7 April 1852.
Met goedvinden der vergadering wordt alsnu overgegaan
tot behandeling van navolgende heden aangebragte voorstellen.
6. Een voorstel van burgemeester en wethouders betrekkelijk
tijdelijke opdragt van enkele vakken aan het gymnasium
Dit voorstel strekt om te besluiten
1. tot tijdelijke benoeming van een leeraar, bevoegd tot
het onderwijzen van de oude talen, voor den cursus 1881/2,
op eene jaarwedde van ƒ2500;
2. tot verlenging van de tijdelijke opdragt van het onder
wijs in de aardrijkskunde, gedurende voornoemden cursus aan
den leeraar den heer L. Nauta, op eene bezoldiging van ƒ600.
Naar aanleiding eener vraag van den heer Plantenga, wor
den door den Voorzitter en den heer Minnema Buma eenige
inlichtingen verstrekt. Door laatstgenoemde wordt daarbij
medegedeeld, dat tengevolge het mislukken der pogingen van
curatoren om een geschikt kandidaat te vinden, zij thans eene
oproeping wenschen te doen, voor de benoeming van een
tijdelijk leeraar in de oude talen. Het ligt in de bedoeling
van curatoren, om, zoodra daartoe geschikt personeel zal te
vinden zijn, over te gaan tot eene oproeping van benoem
baren tot de betrekking van leeraar in de Nederlandsche taal
en letterkunde en in de aardrijkskunde.
Nadat de heer Bruinsma had verklaard van eene oproe
ping van een tijdelijk leeraar nog al eenig goed gevolg te
verwachten en er op gewezen haddat meermalen tijdelijke
benoemingen worden gedaan zooals bij de rijks hoogere bur
gerschool, wordt zonder hoofdelijke stemming conform punt
1 der conclusie besloten.
Over punt 2 heeft geene bespreking plaats. Dit punt wordt
eveneens zonder hoofdelijke stemming aangenomen, zoodat
geheel overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wet
houders wordt besloten:
7. Een voorstel van curatoren van het gymnasium tot op
dragt van het onderwijs in de Hebreeuwsche taal aan een der
leeraren dier inrigting.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
het voorstel van curatoren beslotenom met ingang van 1
September e.k. het onderwijs in de Hebreeuwsche taal aan
het gymnasium op te dragen aan den heer conrectordr.
W. F. H. Coenen.
Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van
mej. M. II. Viervantom eervol ontslag als leerares in de En-
gelsche taal en letterkunde
Dit voorstel strekt, om aan mej. Maria Helena Viervant,
leerares in de Engelsche taal- en letterkundeaan de school
van middelbaar onderwijs voor meisjesovereenkomstig haar
daartoe strekkend verzoek met ingang van den 1 September
1881 op de meest eervolle wijze ontslag uit genoemde hare
betrekking te verleenen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
Alsnu wordt nog overgegaan tot de op den raadsbrief ver
melde