68 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 25 Augustus 1881. sche taal en letterkunde aan de school van middelbaar on derwijs voor meisjes. Op mej. A. G. Kosters werden 4 stem men uitgebragt. 2. Benoeming van een onderwijzer aan gemeenteschool no. 7, (vacature O. v. d. Wijk). Op de voordragt komen voor: 1. Coenraad Balt te Oldeboorn. 2. Sietze Gorter te Makkum. 3. Lubbert Sijbenga te Marum. Eerstgenoemde wordt met 13 van de 15 stemmen tot boven vermelde betrekking benoemd. S. Gorter verkreeg 2 stemmen. 3. Benoeming van een stembureau voor de verkiezing van een lid der provinciale staten op 7 September a.s. De uitslag der ten dezen gehouden stemmingen is, dat bij eerste stemming de heer G. T. N. Suringar en bij tweede stemming de heer J. v. d. Scheer worden benoemd tot leden van bedoeld stembureauwaarvan de burgemeester volgens de wet is voorzitter. De overige leden worden aangewezen om bij ontstentenis der benoemden, als hunne plaatsvervangers op te treden. Benoeming eener commissie tot onderzoek der gemeenterekeninq over 1880. Alvorens tot deze benoeming wordt overgegaan, wordt door burgemeester en wethouders overeenkomstig art. 219 der ge meentewet de gemeenterekening over 1880 aangeboden, ver gezeld van de noodige bescheiden. Alsnu tot stemming overgaande worden tot leden der com missie van onderzoek benoemdde heeren H. Beucker An- drem, mr. C. W. A. Buma en mr. J. Dirks, de beide eersten bij eerste, de laatste bij tweede vrije stemming. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot uitbreiding der bureaux voor de secretarie. De conclusie van dit voorstel luidtte besluiten a. het lokaal boven de hoofdwachtde militiezaal genaamd, in te rigten tot bureaux ten behoeve der secretarieop de wijze zooals is aangeduid op de teekeningen door den direc teur der gemeentewerken ingezondenbij missive van den 22 April 1881no. 136/1 b. ter vervanging van de bestaande, nieuwe arrestanten cellen te maken in het achterste gedeelte van de soldaten wachtkamer in het hoofd wachthuisop de wijze en onder de bepalingenomschreven in de missive van ZEx. den minister van oorlog, dd. 22 Junij 1881, Ve afd.genie no. 47; c. burgemeester en wethouders uit te noodigenter zijner tijd de vereischte financiële voorstellen te doen tot bestrijding der uitgaven van de sub a en b bedoelde werken. Nadat de Voorzitter, naar aanleiding eener desbetref fende vraag van den heer van Sloterdijck nog eenige inlichting had verstrektomtrent den toegang naar de nieuw te maken bureaux boven de hoofdwacht en de verbinding van deze met de raadzaalwordt zonder hoofdelijke stemming con form de conclusie besloten. 6. Rapport eener raadscommissie omtrent de rekening van het stadsziekenhuisdienst 1880. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeen komstig het voorstel der raadscommissie besloten 1. de rekening en verantwoording van het stads zieken huis, dienst 1880, goed te keuren tot een bedrag in ontvang en uitgaaf ad ƒ13,051.985; 2. onder mededeeling van eene in het rapport vermelde op merking de commissie van genoemde inrigting 's raads dank te betuigen voor haar getrouw en naauwkeurig beheer. Wordt opgemerktdat de heeren Bruinsma en v. d. Scheer, als leden der commissie van beheer over het stadsziekenhuis niet tot het nemen van dit besluit hebben medegewerkt en dat in verband hiermede het presidium tijdelijk is waargenomen door den heer mr. H. Wiersma, wethouder. 7. Voorstel van burgemeesteren wethouders tot wijziging van het besluit tot heffingen der verordening op de invordering der directe belasting op het inkomen. Dit voorstel strektom voorbehoudens hoogere goedkeuring vast te stellen navolgende ontwerp besluitenals I. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegendedat in verband met de wet van 28 Juöij 1881Staatsblad no. 102)tot herziening van de artikelen 264 265 en 266 der gemeentewethet noodig is eenige wijzi gingen aan te brengen in het besluit tot heffing eener dir. belasting op het inkomen ten behoeve der gemeente Leeu wardenvastgesteld door den raad dezer gemeente den 14 September 1876 en goedgekeurd bij koninklijk besluit van 7 December 1876 no. 16. Gezien de artt. 240243 en 245 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad no. 85) gelijk die zijn gewijzigd bij de wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad no. 79) Besluit: Het bovenbedoeld besluit te wijzigen als volgt In art. 9het bedrag van 150,000" te veranderen in ƒ160,000. Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na de afkondi ging- Vastgesteld den II. De raad der gemeente Leeuwarden Gelet op zijn besluit van heden tot wijziging van het be sluit tot heffing eener directe belasting op het inkomen ten behoeve der gemeente, vastgesteld den 14 September 1876; Overwegende dat in verband met de wet van 28 Junij 1881 (Staatsblad no. 102) tot herziening van de artikelen 264,265, 266 der gemeentewetook behoort te worden gewijzigd de ver ordening op de invordering eener directe belasting op het inkomen ten behoeve der gemeente Leeuwardenmede vast gesteld den 14 September 1876 Gezien art. 257 en volgg. der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad no. 85) gewijzigd bij de wetten van 7 Julij 1865 (Staatsblad no. 79) en van 28 Junij 1881 (Staatsblad no. 102); Besluit 1. art. 2 van voormelde verordening te lezen: „Met de kohieren wordt gehandeld overeenkomstig de voor schriften van art. 264 der gemeentewetzooals die zijn ge wijzigd bij de wet van 28 Junij 1881 (Staatsblad no. 102)" 2. in art. 3 de laatste zinsnede te royeren; 3. de artt. 4 en 5 te doen vervallen 4. aan art. 11 toe te voegen de woorden: „de drie laatst genoemde artikelen, zoo als die zijn gewijzigd bij de wet „van 28 Junij 1881 (Staatsblad no. 102). Dit besluit treedt in werking terstond na de afkondiging. De discussiën omtrent dit voorstel geopend zijnde, zegt de heer Troelstra, dat hij de aanneming der voorgestelde wijzi gingen geenszins wenscht te ontraden, omdat deze geheel een gevolg zijn van de jongste wijziging der gemeentewet. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Augustus 1881. 69 Echter had hij gaarne geziendat burgemeester en wet houders van de thans bestaande gelegenheid hadden ge bruik gemaakt om b.v. ook de tabel omtrent de klassen- verdeeling eens te herzien of wel eenigzins te wijzigen. Wanneer hij let op het groote verschil tusschen sommige klassendan bestaat daartoe z. i. wel eenige redenzoc 1 is het verschil tusschen de 13e en 14e klas, b.v. ƒ1000 en dat tusschen de 13e klasvertegenwoordigende een inkomen van ƒ3001 tot ƒ4000 en de 12e klas loopende van ƒ2500 tot f3000 750, wanneer men nl. rekent naar het middencijfer der klassenwaarnaar de aanslag geschiedt. Dergelijke verschil len acht hij wel wat groot, vooral hier waar men nog te doen heeft met sommen, welke een burgerlijk inkomen zijn. Lie ver zou hij ook nog tusschen deze klassen een sprong wen- schen van ƒ500, zooals b.v. tusschen de 11e en 12e klasse. Op grond van vroegere besluiten, zal hij thans echter hiertoe geen bepaald voorstel doen, maar toch wenscht hij de op merking te maken, teneinde den aandacht van burgemeester en wethouders eens op dit punt te vestigen. De heer Wiersma merkt opdat de voorgestelde wijzi gingen allen in verband staan met de jongste wijziging der gemeentewet en dat, voor dezen oogenblik, zooals trouwens ook reeds door den heer Troelstra is opgemerkt, behandeling van voorstellen tot het aanbrengen van nog andere en meer dere wijzigingen niet mogelijk is. Overigens kan hij verkla ren, dat het punt door den heer Troelstra bedoeld, voorals nog niet bij burgemeester en wethouders is besproken. Hij kan echter verzekerendat, mogt het bij het collegie eenigen bijval vinden, daaromtrent den raad zeker nadere voorstellen zullen worden aangeboden. Voor zich acht hij het bedoelde punt nog geenszins urgent. De voorgestelde wijzigingen zijn dit evenwel in hooge mate en wel omdat, zoolang die wijzi gingen niet zijn vastgesteld, de vereischte som voor hoofde- lijken omslag niet op de begrooting kan worden uitgetrokken. Nadat ook de Voorzitter nog eene kleine toelichting had verstrektworden de ontwerp-besluiten zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. 8Voorstel eener raadscommissie omtrent de geloofsbrieven ingezonden door de nieuw benoemde raadsledende heeren mr. WJ. van Weideren baron Rengersmr. J. Dirksdr. J. Baart de la FailleJ. J. Bruinsmamr. H. Wiersma«7* «7. Brunger en W. J. Oosterlioff. De commissiede ingezonden geloofsbrieven en verdere bijlagen in orde hebbende bevondenadviseert de bovenver melde heeren als leden van den raad toe te laten. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover eenkomstig besloten. Wordt opgemerktdat de heeren Dirksde la Faille BruinsmaWiersma en Brungerallen ter vergadering aan wezig zich tijdens de beslissing omtrent hunne toelating tijdelijk buiten de vergadering bevonden. De Voorzitter sluit hierna de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 2