LI
86
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 22 September 1881.
a. eene resolutie van hoeren gedeputeerde statendd. 16
September jl.no. 11, houdende goedkeuring van het raads
besluit, dd. 8 September bevorens, no. 11, tot wijzigingder
gemeente-begrootingdienst 1881;
b. eene beschikking van den heer minister van binnen-
landsche zaken, dd. 15 dezer maand, no. 3341 (afd. O),hou
dende goedkeuring van het raadsbesluit van den 8 September
jl.no. 3tot benoeming van den heer C. P. Roegholt tot
tijdelijk leeraar in de oude talen aan het gymnasium alhier,
voor den cursus 1881/82, op eene jaarwedde van ƒ2500.
1. Voortzetting der behandeling van het voorstel van burge
meester en wethouders tot benoeming eener commissie van onder
zoek betreffende den toestand der gemeentelijke gasfabriek (zie
pag. nos. 8083 van het raadsverslag van 8 September 1881).
De heer Minnema Buma heeft het woord gevraagd tot
het indienen eener motie van orde. Bij de behandeling dezer
zaak in de vorige vergadering is uit het alstoen gevoerd debat
geblekendat in den boezem van den raad drie verschillende
zienswijzen omtrent de onderhavige kwestie bestaan n.l.
1. van hen, die geene enquête noodig of wenschelijk achten
2. van eenigendie tot zoodanig onderzoek al dadelijk
wenschen over te gaanen
3. van anderendie wel eene enquête zouden wenschen
doch zulks niet vóór de in functie treding van den nieuwen
directeur.
Wordt nu na langer of korter debat in deze vergadering,
het voorstel van burgemeester en wethouders tot onmiddelijke
benoeming eener commissie van onderzoek in stemming ge-
bragtdan zal men waarschijnlijk tot geene zuivere beslissing
der hoofdvraag komendaar de voorstanders der zaak onder
eene bepaalde voorwaarde, zich ligt onder de tegenstemmers
zullen scharenofschoon zij met de zaak zelveter zijner tijd,
waarschijnlijk zouden kunnen medegaan.
Spr. acht zoodanige onzuivere beslissing in deze financieel
zoo belangrijke kwestie niet wenschelijk. In verband hier
mede en ook zoo mogelijk ter voorkoming van verder in zijn
oog onvruchtbaar debatdient hij navolgende motie van orde in
„De raad
Gelet op de wenschelijkheid om in de hangende kwestie
tot eene zuivere eindstemming te komen
Besluit
de verdere behandeling van het voorstel van burgemeester
en wethouderstot de benoeming eener commissie van onder
zoek omtrent den toestand der gasfabriekuit te stellen tot
na de in functie treding van den nieuwen directeur."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en komt dienten
gevolge in behandeling.
De heer van Harinxma thoe Slooten zal zich tegen
deze motie verklaren. Wordt ze aangenomendan zal wel
is waar, thans een misschien vruchteloos debat worden voor
komen maar later zal men dan toch op de zaak terug moe
ten komen. Het zal slechts zijn eene verdaging van het be
sluit van den raad omtrent het door burgemeester en wethou
ders gewenschte onderzoektot dat de nieuwe directeur in
functie zal zijn getredenen nu heeft voor spr. die verdaging
van het principieel besluit bepaald bezwaar. Hij stelt zich
voor dat de gemeente in de keuze van een nieuwen directeur
gelukkig zal zijn. Men zal dan krijgen een man die met
énergie zal optreden en die de belangen der fabriek zoogoed
zal behartigen als maar in zijn vermogen is. Wanneer de
raad dan enkele maanden na zijn in functie treding gaat be
sluiten tot benoeming eener speciale commissie van onderzoek
dan zal dit zeker verlammend werken op de énergie van den
nieuwen ambtenaar. Spr. acht het hierom beter nu omtrent
het al of niet instellen van een onderzoek door deskundigen
een bepaald besluit te nemen. Hij zou dan, zoo noodig, ook
aan die deskundigen wenschen over te laten de bepaling
wanneer tot dat onderzoek zou moeten worden overgegaan.
Het zou toch kunnen zijn dat zij daarvoor nu het saisoen
te vergevorderd achtten.
De heer van Sloterdijek aprécieert gaarne de goede be
doeling van den geachten voorsteller, die door de motie een
langdurig debat voorkomen en eene zuivere stemming erlan
gen wil. Bij hem rijst echter de vraagof het voorgestelde
eigenlijk wel eene motie is. Naar het hem voorkomtstaat
liet tamelijk regt tegenover het voorstel van burgemeester en
wethouders, want, wanneer thans onder den vorm eener mo
tie wordt besloten tot verdaging van het besluit tot na de
in functie treding van den nieuwen directeur der gasfabriek
dan komt men in geen geval tot dat wat burgemeester en
wethouders wenschenn.l. een bepaald besluit omtrent het
onderzoek vóór die in functie treding en verwerpt dus inder
daad het voorstel van het dagelijksch bestuur. Hij meent dat
een voorstel tot splitsing van dat van burgemeester en wet
houders meer gewenscht zou zijn. Zeer goed zou zoodanige
splitsing mogelijk zijn. Eerst zou men kunnen besluiten of
er een enquête zal plaats hebbenenzoo jadan in de
tweede plaatswanneer zij zal bevorderd worden. Eene motie
is daarvoor niet noodig. Hij zou den geachten voorsteller
wel in overweging willen geven, om in plaats daarvan naar
aanleiding van art. 33 van het reglement van ordeeene
splitsing van de voorstellen voor te dragen.
De heer Minnema Buma kan verklarendat de opmer
king van den heer van Harinxma thoe Slootendat wanneer
later tot het benoemen eener speciale commissie van onderzoek
wordt beslotendit zeker verlammend zal werken op de éner
gie van den nieuwen directeurook aan zijn aandacht niet
was ontsnapt. Hij heeft echter gemeenddaarop in dezen
niet te moeten lettenomdat men de sollicitanten naar de
betrekking van directeur bereids met het bestaande idéé in
kennis zal kunnen stellen. Men kan hen mededeelendat
wanneer eene benoeming geschied en de benoemde in functie
getreden zal zijnin behandeling zal komen een voorstel van
burgemeester en wethouders tot het instellen eener enquête
door eene speciale commissie. Met die gegevens vooropge
steld vreest hij geen verlamming der énergie. Wel zou dit
het geval zijnwanneer niet vóór de benoeming van den nieu
wen directeur daarvan reeds sprake was geweest. En wat nu
den vorm van het door hem voorgestelde betrefthij meent
dat dat voorstel allezins de vereischten eener motie in zich
bevat en dat het geenszins een amendement of wel een tegen
voorstel is. De zaak zelve wordt immers door hem geheel
in het midden gelaten. Alleen wordt voorgesteld eene ver
daging der behandeling van het voorstel van burgemeester en
wethouders tot na de in functietreding van den nieuwen di
recteur.
De heer Wiersma kan zich niet met de motie vereeni
gen. Zij komt hem ook ontijdig voor. Immerser is door
burgemeester en wethouders een voorstel tot het benoemen
eener speciale commissie van onderzoek naar den toestand der
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 22 September 1881.
87
gemeentelijke gasfabriek gedaan en door toevallige omstandig
heden is de behandeling daarvan tijdelijk geschorst. De leden
der commissie voor de gasfabriek, benevens de heer v. d. Scheer,
hebben over het voorstel bereids een en ander in het midden
gebragtdoch verder is nog geenszins gelegenheid geweest
daaromtrent zijne meening bij te brengen.
In dien stand der zaak weet spr. niet welke reden er thans
dan voor uitstel kan bestaan. Ofschoon ook hij geen breed
voerig débat wenschtmeent hij dat de raad thans nog geens
zins a même is voor eene bepaalde beslissing. Daarenboven
kan hij verklarendat wordt nu dus vóór de benoeming van
den nieuwen directeur niet tot het benoemen eener speciale
commissie van onderzoek beslotenhij daaromtrent later wel
licht eene andere opinie zal hebben en zich misschien tegen
zal verklaren. Naar het hem voorkomtis men thans midden
in het débat en is de zaak op dit oogenblik nog niet voor
eene bepaalde beslissing rijp. Het is waardat het geileken
is dat er verschil van meening bestaatmaar dit is meest
altijd bij débat het geval. Geenszins moet men zich voorstel
len dat bij aanneming of verwerping van het een of ander
puntde geheele meerderheid er gelijk over denktneen
dikwerf wordt die meerderheid verkregen door combinatie van
verschillende meeningen. Zoo kan ook hier eene meerder
heid ontstaan doordat een gedeelte der leden verklaart zich
niet met den tijdwaarop burgemeester en wethouders het
onderzoek wenschen te kunnen vereenigen en een ander ge
deelte van oordeel blijkt te zijn dat in het geheel geen onder
zoek noodig is. Eene voortzetting van het débat komt hem
thans bepaald wenschelijk voor.
De heer Troelstra zegt dat er een spreekwoord isdat
luidtdat men zich in zaken van twijfel moet onthouden
welnu op dat standpunt staat thans ook hij. Het is hem
vooralsnog niet mogelijk volledig te beoordeelen of eene
enquête noodig is of niet en hij vermoedt dat vele leden van
den raad met hem in hetzelfde geval zerkeeren. Waren bur
gemeester en wethouders en de gascommissie op dit punt een
stemmig dan was zeker de beslissing voor den raad veel ge
makkelijker gemaaktmaar dit is niet het geval. En nu
geldt het hier eene zaak waaraan zooals door den heer Dirks
in de vorige vergadering is opgemerktgroote kosten en be
zwaren zijn verbonden zoodat men overtuigd dient te zijn van
de wenschelijkheid, om een pertinent onderzoek te doen instel
len alvorens daaraan zijne stem te geven. Wordt hij dus thans
geroepen zijn stem omtrent het voorstel van burgemeester en
wethouders uit te brengendan zal hij er zich vrij zeker tegen
moeten verklaren. Maar ook wanneer spr. de stukken inziet
en let op de verschillende vragen welke men door eene spe
ciale commissie zou beantwoord willen zien, dan moet hij
vooralsnog aarzelen zich bij burgemeester en wethouders aan
te sluiten. Het komt hem toch voordat verschillende van
die vragen als die b.v. omtrent de lichtsterkte van het gas
den toestand van de geleiding enz.wel door den nieuwen
directeur zouden kunnen worden beantwoord. Men wil toch
nu een directeur aanstellendie in alle opzigten op de hoogte
van het vak is. Wanneer nu deze eenigen tijd in functie
is geweestzal, indien dan nog eene enquête noodig wordt
geachtdeze zeer waarschijnlijk op een klein veld kutmeu
neêrkomen. Ook zou het naar sprs. meening dan volstrekt
niet noodig zijn eene commissie van 3 vreemde deskundigen
te benoemen. Men wachtte in elk geval totdat de nieuwe
directeur is benoemd hij ziet niet in dat daartegen be
zwaren bestaan en voege dan aan deze nog twee deskun
digen toe. Spr. is alzoo nog geenszins overtuigd van de wen
schelijkheid der benoeming eener speciale commissie van on
derzoek terwijl hij meent dat in ieder geval uitstel niet kan
schadenen in dien stand is de motie van den heer Minnema
Buma hem hoogst welkom en zal hij daarvoor stemmen.
De heer van Harinxma thoe Slooten wil in verband
met het laatstgesprokene door den heer Minnema Buma op
merken dat hij niet beweertdat de discussiën omtrent het
onderzoek eventueel verlammend zullen werken op de ambitie
en énergie van den nieuwen directeurmaar het besluit tot het
instellen van dat onderzoek. Hem komt het voor, dat zoo
danig besluit, genomen kort na de infunctietreding van den
bedoelden ambtenaarzal worden aangemerkt als zeker blijk
van wantrouwen. Dat zal niet het geval worden wanneer
het besluit thans, nu er nog geenerlei zekerheid bestaat wie
directeur zal worden wordt genomen. Dan is er niets per
soneels in gelegen.
De heer Troelstra beweerde nog niet van de noodzakelijk
heid van het onderzoek te zijn overtuigd en wees er opdat
vele van de te stellen vragen wel door den nieuwen directeur
zouden kunnen worden beantwoord, spr. beaamt dit laatste
ten volle. Hij gaat zelfs verder en wil aannemendat de
nieuwe directeur wel alle vragen zou kunnen beantwoorden
omdat men voor directeur geen ander dan een bepaald des
kundige zal kiezenmaar burgemeester en wethouders wen
schen ook nog andere deskundigen te raadplegen. Ook van
dezen wenschen zij het oordeel te vernemen omtrent den ac-
tuelen toestand der fabriek.
De Voorzitter meent dat de motie van den heer Minnema
Buma wel regt van bestaan heeft. Is de raad nog niet genoeg
zaam op de hoogte om een bepaald besluit te nemen dan
mag de gelegenheid om de zaak nader te overwegen niet
worden afgesneden.
Hij gelooft overigens het voortzetten van het débat omtrent
de motie niet te moeten rekken. Het blijkt genoegzaam dat
de een meer, de ander minder voorbereid is om eene beslis
sing te nemenWil de meerderheid van den raad nu in ver
band hiermede de behandeling uitstellendan zal de minder
heid hoe onaangenaam zij «het ook moge vinden, zich daarbij
moeten neerleggen.
De heer Dirks merkt op, dat de redenering van den voor
zitter in strijd is met de bedoeling van den geachten voor
steller der motie. Deze toch heeft daarmede alleen bedoeld
het erlangen van eene zuivere stemming. Waar sommige le
den zich in het geheel niet met een enquête kunnen vereeni
gen en anderen zich daarbij kunnen neerleggen wanneer het
onderzoek slechts wordt ingesteld na de in functietreding van
den nieuwen directeurterwijl weer anderen eene dadelijke
enquête wenschendaar vreesde de voorsteller voor eene on
zuivere stemming en die wil hij voorkomen.
Nadat de heer Duparc had opgemerktdat hij de verde
diging der exceptie of motie door iemand buiten het collegie
van burgemeester en wethouders zeer goedmaar van een lid
van dat collegie moeijelijk kan begrijgen, zegt de Voorzitter
dat hij zooeven alleen heeft gesproken over de beteekenis der
motie, maar niet over het min of meer wenschelijke daarvan.
De heer Bruinsma merkt opdat de commissie voor de
gasfabriek een schrijven aan burgemeester en wethouders heeft
ingediend waaruit blijkt, dat zij of althaus verreweg de moer-