90
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 6 October 1881.
De conclusie van dit voorstel luidt
a. aan den heer P. H. de Ruijterhoofd der gemeenteschool
no. 2 t vergunning te verleen en het hem ter bewoning aan
gewezen huis, plaatselijk gekwoteerd St. Jobsleen no. 255,
op den 12 November 1881 te verlaten, onder toekenning van
eene billijke vergoeding voor huishuur;
b. aan heeren gedeputeerde staten voor te stellen de ver
goeding voor huishuur van het hootd der gemeenteschool no.
2 te bepalen op 400 in het jaar.
c. Burgemeester en wethouders uit te noodigen ter zijner
tijd een voorstel te doenomtrent de bestemming die aan
de sub 1 gemelde woning zal worden gegeven.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het ver-
leenen van concessie aan de Nederlandsche tramweg-maat
schappij te Utrechttot aanleg van een tramweg binnen deze
gemeente.
De conclusie van dit voorstel luidt om te besluiten
1. in te trekken uw besluit van 12 Junij 1879, waarbij
aan de heeren Finet en Mertens voorwaardelijk concessie is
verleend tot aanleg van een tramweg op of langs de wegen
dezer gemeente;
2. aan de Nederlandsche tramweg-maatschappij, gevestigd
te Utrecht, vergunning te verleenen tot het aanleggen van
een tramweg binnen deze gemeente van het spoorwegstation,
langs den Stationsweg, WirdumerdijkNieuwstad (zuidzijde),
over de Ducomartenapijp Nieuwstad (noordzijde)Vrouwen-
poortsbrugHarlinger-Singelnaar den Stienserstraatweg
onder de volgende voorwaarden:
VOORWAARDEN voor den aanleg van een
stoomtramweg van Leeuwarden over Stiens,
Hallum Ferwerd en Holwerd naar Dockum.
Art. 1. De tramweg moet hoofdzakelijk op de bermen van
den kunstwegof wel aan de zijden van dien weg in de
bestrating worden aangelegdvoor zoover plaatselijke om
standigheden dit niet verhinderenter beoordeeling van bur
gemeester en wethouders.
De ligging van den tramweg mag zonder toestemming van
het gemeentebestuur niet worden veranderd.
De tramweg zal daarwaar eene vaart langs den grindweg
looptaan die zijde moeten worden gelegdbehalve wanneer
burgemeester en wethouders hierop eene uitzondering meenen
te moeten maken.
Ten behoeve van den aanleg moet de aardenbaan of berm,
waar noodigoveral zooveel worden verbreeddat de weg
eene breedte verkrijgt van minstens 8 meter, voor zoover
plaatselijke omstandighedenter beoordeeling van burgemees
ter en wethoudersdit niet verhinderen.
De passage over den kunstweg moet steeds ongehinderd
kunnen plaats hebben.
De geheele weg moet worden aangelegd met ingezonken
sporenvan zoodanige constructiedat de passage niet ge
stremd worde en de veiligheid van den weg voldoende ver
zekerd zij
De plannen en teekeningen van den weg moeten aan de
goedkeuring van burgemeester en wethouders worden on
derworpen
De bepaling van de plaats der stations en halten wordt
onderworpen aan [de goedkeuring van de afzonderlijke ge
meentebesturen.
Art. 2. Voor dat met den aanleg begonnen wordt zal de
geprojecteerde lijn door burgemeester en wethouders der ver
schillende gemeentenin vereeniging met het bestuur van de
Nederlandsche tramwegmaatschappij en op kosten van deze
locaal worden opgenomen en onderzocht.
Art. 3. De aankoop en vergoeding van den wegens den
aanleg des tramwegs benoodigden grond stoepen hekken
stekkenboomenheesters of getimmerten langs den weg of
in de dorpenzoover aan particulierencorporation of ge
meenten behoorendekomenevenals alle door de maat
schappij daar te stellen werkengeheel ten haren laste.
Art. 4. De hoogte en ligging van den tramweg moet voort»
durend zóó zijn geregelddat de goede afwatering van den
kunstweg of de bestrating bestaan blijve en niet worde belet.
De tramweg mag niet boven den kant van den kunstweg
worden aangelegd.
Art. 5. De benoodigde verhoogingverlaging, verbreeding
of verlegging van gedeelten weg of bestratingmet bijleve
ring van alle materialenmoet door de maatschappij in over
leg met en ten genoegen van burgemeester en wethou»
ders geschieden.
Art. 6. Waar door de maatschappij zelve geene afzonder
lijke bruggen worden gelegd moet de vereischte vernieuwing,
verbïeeding of versterking van de in den kunstweg liggende
bruggen voor rekening van de maatschappij geschieden, geheel
in overleg met en onder goedkeuring van burgemeester en
wethouderszonder dat dientengevolge de passage langs den
weg of de vaart eenige vertraging mag ondervinden. De te
leggen bruggen moeten niet alleen voldoende sterk zijn, maar
ook aan de eischen van den welstand beantwoorden.
Art. 7. De weg of bestrating tusschen en op 30 cM.
breedtebezijden de buitenkanten van de railswordt op
kosten van de maatschappij door de gemeente onderhouden en
bij den aanleg of het verleggen van sporeneveneens door
haar opgebroken en gelegd op de wijze als door het gemeente
bestuur zal worden bepaaldterwijl de geheele buitenzijde
van de bermen en de door de raaatscchappij gemaakte wal-
beschoeijingen of anderzins ten genoegen van burgeméester
en wethouders door de maatschappij onderhouden en de voor
komende gebreken op de eerste aanzegging hersteld worden.
De daarop te vallen kosten zullen binnen veertien dagen
na de inzending door het gemeentebestuur van eene declaratie,
door de maatschappij ten kantore van den gemeente-ontvan
ger worden betaald.
Mogt de maatschappij gebruik maken van de in den weg
liggende bruggen, dan komt de helft der kosten van onder
houd zoo gewoon als buitengewoonen van vernieuwing
ten laste der maatschappij. Het oordeel over het onderhoud
en de instandhouding der bruggenblijft aan burgemeester
en wethouders.
Indien tengevolge van werken aan de straten en wegen
waarop de tramweg ligt, eene tijdelijke verlegging van de
sporen noodig is, ter beoordeeling van het gemeentebestuur,
zal de maatschappij binnen een alsdan te bepalen termijn de
sporen op hunne kosten tijdelijk moeten verleggen blijvende
echter de daaruit voortvloeijende kosten voor rekening van
de gemeente.
Art. 8. De helft van de opbrengst der bermen wordt jaar
lijks vóór 1 September door de maatschappij in de gemeente
kas gestort. Het bedrag dezer vergoeding wordt gevonden
door uit de verhuring der laatste tien jaren den middenterm
te nemen.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 6 October 1881.
Art. 9. De maatschappij verpligt zich om minstens drie
maal 's daags een tram van Leeuwarden naar Dockumheen
en terugte laten loopen.
Art. 10. Ieder gemeentebestuur heeft het regt bepalingen
vast te stellen ter beveiliging der passagezoo van den tram
als van particulierenrijtuigen enz. In allen gevalle zal de
maatschappij zorg moeten dragen dat de stoommachines voor
zien zijn van zoodanige veiligsheidstoestellen waardoor onge
lukken kunnen worden voorkomen. Daartoe wordt aanbevo
len de zoogenaamde Chasse-Corps van den tramweg-ingenieur
Maisillon te Parijs.
Art. 11. De maatschappij verleent op vertoon van een
schriftelijk bewijs, afgegeven door den burgemeester van een
der gemeenten, kosteloos vervoer met den tram langs de ge
heele lijn aan de gemeente- en rijks-politiezoo dikwijls deze
zich voor dienstzaken van de eene naar eene andere plaats
moeten begeven.
Ait. 12. De maatschappij zorgt dat aan de stations steeds
voldoende vervoermiddelen aanwezig zijnzoodat het aantal
passagiers altijd genoegzame plaats kan vinden en de goede
ren zonder vertraging of letsel vervoerd kunnen worden.
Art. 13. De maatschappij is verpligt, onder weg buiten
de stations en haltende zich aanmeldende personen op te
nemen zoolang er plaats is.
Art. 14. De dienstregeling en het vast te stellen tarief
voor vervoer van personen en goederen, zoomede de later
daarin aan te brengen wijzigingenworden onderworpen aan
de goedkeuring van burgemeester en wethouders der geza
menlijke gemeenten.
Art. 15. In bebouwde kommen van dorpen, wier begren
zing door burgemeester en wethouders wordt bepaaldzal de
tram geen meerdere snelheid mogen hebben dan 6 kilometer
in het uur.
Art. 16. De wijze waarop de tramweg te Leeuwarden aan
het spoor en te Dockum aan den tramweg van daar naar
Veenwouden zal aansluiten, wordt door de gemeentebesturen,
respectievelijk van Leeuwarden en Dockum, met de maat
schappij geregeld.
Art. 17. De concessie voor den aanleg wordt verleend voor
den tijd van 40 jaarna verloop van dien termijn is zij stil
zwijgend vervallen.
Art. 18. De maatschappij is verpligt binnen twee maanden
zich te verklaren over de al of niet aanneming der gemaakte
bepalingente rekenen van den datumwaarop haar van de
goedkeuring der voorwaarden door de gemeentebesturen be-
rigt is gegeven.
Art. 19. De maatschappij verbindt zich om de benoodigde
werken met den meesten spoed tot stand te brengen zoodat
in elk geval de tram binnen één jaar na de te sluiten defi
nitieve overeenkomst geheel in exploitatie is.
Indien binnen acht maanden na de goedkeuring van het
besluit door gedeputeerde staten niet met de werkzaamheden
een aanvang is gemaakt, vervalt de overeenkomst.
Zoodra de concessie aanvaard en de overeenkomst getee-
kend is, stelt de maatschappij een persoonlijken of zakelijken
borgtogt van ƒ2000., voor iedere gemeente, voor de rigtige
uitvoering van het werk, welke som, ingeval van niet vol
doening aan de overeenkomst, aan de verschillende gemeenten
vervalt of daaraan moet worden uitbetaald. De borgtogt zelve
vervalt zoodra de tramweg gereed is.
Art. 20. De overtreding van elke dezer bepalingen en het
97
niet opvolgen der door burgemeester en wethouders te geven
bevelenkan gestraft worden met schorsing van den dienst
door of van wege burgemeester en wethouders.
Ingeval de maatschappij weigerachtig is, of niet op de eerste
aanschrijving van burgemeester en wethouders zoodanige her
stellingen, verbeteringen enz. binnen een te stellen termijn
uitvoert als in dezen zijn bepaald, zullen burgemeester en
wethouders geregtigd zijn, die voor rekening van de maat
schappij te laten doen.
Art. 21. Burgemeester en wethouders beslissen in alle ge
schillen, behoudens beroep op gedeputeerde staten.
Art 22. De kosten, op deze overeenkomst vallende, komen
ten laste der maatschappij.
Wanneer de maatschappij binnen tijds ontbonden en de
exploitatie gestaakt wordt, is zij verpligt binnen een door het
gemeentebestuur te bepalen termijn al de werken den tram
weg betreffende, uit de straten en wegen te nemen, en de
kosten te betalen die dientengevolge van wege het gemeentebe
stuur gemaakt moeten wordenter herstelling der wegen en
bestratingenop de wijze als het gemeentebestuur zal ver-
meenen te behooren, onder verbeurte bij niet voldoening
daaraan van de binnen de gemeente gelegene haar toebehoo-
rende gebouwen en het in den weg liggende materieel.
Wanneer de maatschappij binnentijds ontbonden wordt of
den dienst staaktheeft de gemeente het regtzonder eenige
reserve of vergoedingden weg weder tot zich te nemen, met
het daarin aanwezige vaste materieel.
Art. 23. Overal waar in dezen gesproken wordt van bur
gemeester en wethouders wordt telkens bedoeld burgemeester
en wethouders van iedere gemeente afzonderlijk, behalve in
art. 14, waar burgemeester en wethouders der gezamentlijke
gemeenten zijn bedoeld.
Wordt besloten de stukken nos. 1 tot en met 5, 7 tot en
met 10 voor de leden ter visie te leggen, om in eene volgende
vergadering te worden behandeld, terwijl no. 6 zal wórden
gedrukt in de bijlagen van het verslag van 's raads handelinen
III. Wordt medegedeeld:
a. dat tot rapporteurs van de sectiën, waarin het onderzoek
der gemeente-begrootiug, dienst 1882, heeft plaats gehad
zijn benoemd:
le sectie de heer D. van Goens,
2e mr. J. Minnema Buma
3e mr. J. L. van Sloterdijck
b. dat door burgemeester en wethouders is benoemd tot
concierge der school van M. O. voor meisjes G. M. Steren-
bergagent van politie 2e klasse
c. eene missive van den directeurvanhetkabinetdesKonings,
waarbij namens Z. M. den Koning, dank wordt betuigd voor
het aan Z. M. gerigt adres van rouwbeklag wegens het over
lijden van Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden
d. eene missive van gelijke strekking van den secretaris
van wijlen Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden, namens
H. K. H. mevrouw de prinses von Wied.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Voorstel van burgemeester en wethouders over het uithoud,
wen van de trap voor het post- en telegraafkantoor
De heer Plantenga vestigt de aandacht op eene eventuele
demping van den Eewal en vraagt of het niet raadzaam zoude
zijn, om in de voorwaarden, bij de hier bedoelde vergunning