140
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881.
Daarbij komtdatwordt al eens een kind hetzij door een
boschwachterhetzij door den voormaligen politiedienaar of
door een der beide andere personen die ter handhaving der
orde in den tuin dienst doen eens flink aangepaktdat kind
dan al spoedig door den een of ander oogenschijnlijk fatsoen
lijk man in bescherming wordt genomenhetgeen tot gevolg
heeft, dat bedoelde personen hoe langer hoe meer door de
vingers beginnen te zien.
Een radicaal middel om aan het kinderrumoer in den tuin
een einde te maken zon zijn een verbod voor kinderen bene
den de 16 of 18 jaren om den tuin te bezoeken. Daardoor
zou ook zeker worden voorkomen de jagt door jongens op
programma's. Nu wordt meermalen een weddingschap aan
gegaan wie of het meest bij elkander kan rapen.
De heer Duparc wenscht kort te repliceren op hetgeen
door den geachten voorlaatsten spreker is in het midden ge-
bragt. Deze wees er opdat bij strenger politie-toezigt de
tuin voor sommigen onbruikbaar zou worden, doch hij wenscht
te vragen, of dit niet verkieslijker isdan dat veel meer an
deren des Zondags door het rumoer der kinderen van het
bezoeken van den tuin worden afgehouden Er zijn tal
van kleine burgersdie des Zondags gaarne van den tuin
profiterenomdat zij op andere dagen der week daartoe bui
ten de mogelijkheid zijndoch wier genot totaal wordt be
dorven door het rumoer der „lieve" jeugd. Wil de jeugd spe
len welnulaat zij dat dan doen op eene andere plaats.
Van een verbeterd toezigt der ouders heeft hij op grond der
in dit opzigt gebleken feiten, geen groote verwachting. Meer ver
wacht hij van een strenger politie-toezigt. Wel gelooft hij, dat
ook de politie hierbij met eenig overleg moet te werk gaan, maar
een beter optreden dan dat van de tegenwoordige zoogenaamde
boschwachters en verdere beambten acht hij bepaald wenschelijk.
Het is thans zóódanige douce violencedat de kleine rumoer-
makers er nog te meer tot geweld door worden aangezet.
Hierna wordt volgn. 21huur van den Stads- of Prinsen
tuin, onveranderd vastgesteld, evenals volgnos. 22 tot en met 27.
Volgn. 28 wordt gewijzigd overeenkomstig het daaromtrent
door rapporteurs gedaan voorstel.
De overige artikels van hoofdstuk IIIvolgnos. 2930 en
31 worden onveranderd goedgekeurd.
Op voorstel van den Voorzitter wordt nog aan dat hoofd
stuk toegevoegd navolgenden postvergoeding van de brood
fabriek „de Hoop" voor eene waterleiding uit den nieuwen
versch water vijverƒ40.
Van hoofdstuk IV worden volgnos. 32, 33 en 47 gewij
zigd overeenkomstig de daaromtrent door rapporteurs gedane
voorstellen.
De overige volgnos. tot 46 worden onveranderd goedge
keurd.
Volgn. 48 wordt gewijzigd in verband met de wijzigingen,
aangebragt in de posten van uitgaaf ten behoere van het
lager onderwijs.
De heer Troelstra zegt, dat hier nu dienen te volgen de door
hem bedoelde posten in zake de drankwet, nl. de vergoeding van
de belanghebbenden te ontvangen in de kosten van herschat
ting en de restitutie van zegelkosten.
De Voorzitter blijft er bij, dat het geen vereischte is,
die posten afzonderlijk te vermelden. Doet men het, dan
zullen er nog meer posten op de begrooting moeten worden
gebragt. Er zijn b.v. van gemeentewege formulieren voor
verzoekschriften gedrukt, die tegen 3 cent per exemplaar ver
krijgbaar zijn gesteld. Te dier zake zou men dan ook afzon
derlijke posten op de begrooting moeten aanbrengen.
Nadat de heer Troelstra had opgemerkt, dat het drukken
van formulieren als door den Voorzitter bedoeld een
huishoudelijke maatregel is, terwijl de door hem bedoelde
zaken regtstreeks voortvloeijen uit de wet en er verder
nog eenige discussie had plaats gehad tusschen den heer van
Harinxma thoe Slooten, den Voorzitter en den heer Troel
stra, stelt laatstgenoemde voor, om als volgno. 48a en 486
nog op de begrooting te vermelden de volgende posten, als:
Volgn. 48a. Aandeel van belanghebbenden in de kosten
van herschatting der huurwaarde bedoeld in art. 6 der wet
van 28 Junij 1881 Staatsblno. 97). Memorie.
Volgn. 486. Terug ontvangen kosten van zegels wegens
stukken, uitgegeven ter uitvoering der wet van 28 Junij 1881
Staatsblno. 97). Memorie.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig be
sloten.
Volgn. 49 wordt zonder discussie goedgekeurd.
Bij volgn. 50, hoofdstuk V, „opbrengst van geldleeningen" zegt
de Voorzitter, dat burgemeester en wethouders in dezen niet
kunnen méégaan met rapporteurs, die door eene verhoogde ra
ming der opbrengst van de gasfabriek, sommige gewone of bui
tengewone werken willen dekken om daardoor eene leening
te vermijden. Het collegie meent, dat die meerdere opbrengst
der gasfabriek moet strekken tot delging van schuld der fa
briek en niet tot andere doeleinden. Nu echter die meerdere
opbrengst met het oog op de te wachten voorstellen tot ver
laging van den gasprijs nog geheel onzeker zijnzal het col
legie zich niet tegen de voorgestelde regeling verzetten.
Burgemeester en wethouders zullen echter later bij wijzi
ging der begrooting op deze zaak terugkomen.
Hierna wordt conform het voorstel van rapporteurs beslo
ten volgn. 50 opbrengst van geldleeningen uit te trekken
voor „Memorie".
Volgnos. 51 en 52 worden onveranderd vastgesteld.
Bij volgn. 53, „verkoop van bouwterreinen"zegt de heer
van Sloterdijckdat hij naar aanleiding van het door
burgemeester en wethouders in de memorie van beantwoor
ding omtrent dezen post medegedeelden.l. dat zij in over
weging zullen nemen de vraag, of de uitgifte van het gere
serveerde bouwterrein achter het beurs- en waaggebouw thans
reeds kan geschieden het collegie in bedenking wenscht te
gevenof het misschien ook wenschelijk is te achten een
gedeelte van dat terrein te benuttigen voor eene woning voor
den waagmeester. Spr. meent dat dit nog al van belang
zou zijn omdat de waagmeester nog al veel ter plaatse moet
zijn en hij het ook isdie wordt gecenseerd met het toezigt
op het beurs- en waaggebouw te zijn belast.
De Voorzitter wil gaarne verklaren dat burgemeester en
wethouders het geopperd denkbeeld in hunne aandacht zullen
opnemenmaar bewijfelt of zij de wenschelijkheid er van
zullen beamen. Hij voor zich is althans tegen het verschaffen
van woningen aan gemeente-ambtenarenomdat de ervaring
leertdat dit veelal groote bezwaren medebrengt. Zelden
zijn de woningen naar den zin. Den een zijn ze te groot en
den ander weer te klein.
Daarenboven bestaat voor het van gemeentewege verschaffen
van woningen aan ambtenaren ook weinig noodzakelijkheid
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 en 10 November 1881.
141
omdat er voldoende gelegenheid is tot het bekomen van wo
ningen op andere wijze.
Volgno. 53 wordt hierna vastgesteld.
De heer Troelstra stelt alsnu voor om terug te komen
op hoofdstuk III der uitgaven en om afdeeling VII van dat
hoofdstuk te maken afd. VIII en een nieuwe afd. VII te forme
ren voor: „kosten vallende op de heffing van het vergun-
ningsregt wegens het verkoopen van sterken drank in het
klein en om onder die afd. op te nemen als art. 1. Be
looning der schatters en herschatters van de huurwaarde, be
doeld in art. 6 der wet van 28 Junij 1881 (Stbl. no. 97),
zijnde dezelfde post als door den heer Duparc bij zijn amen
dement bedoeld werd.
Dit voorstel ondersteund zijndezegt de heer van Slo -
terdijckdat het hem niet regt duidelijk is, waarom hier
juist hoofdstuk III wordt gekozendat toch betreft het on
derhoud van wegen en andere gemeente-eigendommen, Of
schoon hij weet dat het vergunningsregt niet geheel is eene
plaatselijke belastingmeent hij toch dat het vrij wat gelijk
soortig is. In verband hiermede zou hij in dezen meer het
hoofdstuk prefererendat betreft de plaatselijke belastingen.
Nadat omtrent de juiste plaats van den nog aan te bren
gen post nog eenige discussie had plaats gehad tusschen de
heeren Wiersma en Troelstra ,1 waarbij laatstgenoemde
wijst op de noodzakelijkheid om ook nog voor zegelkosten
een post uit te trekkenzegt eerstgenoemde dat men z. i.
hier wel met één post zal kunnen volstaan indien men deze
doet luiden kostenvallende op de uitvoering der verorde
ning tot heffing en invordering van het vergunningsregt voor
het verkoopen van sterken drank in het klein.
Als men alles afzonderlijk zal vermeldendan erlangt de
begrooting eene omslagtigheidwelke z. i. volstrekt niet noo-
dig is.
De heer Troelstra bestrijdt de meening van den heer
Wiersma en wijst daarbij op het feit, dat hetgeen hij in dezen
beoogt in overeenstemming is met de geheele inrigting der
begrooting.
Nadat de heer Wiersma hierop nader had gerepliceerd
wordt het door den heer Troelstra voorgestelde in stemming
gebragt en verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Voorstem
den de heeren Troelstra, Kuipers, Brunger, Hommes, v. d.
Scheer, Duparc en Adrem.
Hierna wordt door den Voorzitter eenige mededeeling ver
strekt omtrent den stand der begrooting na de aangebragte
wijzigingen. In verband hiermede wordt het aangehouden
volgno. 5, afd. IV van hoofdstuk II der entvangsten, hoof
delijke omslag vastgesteld zooals het door burgemeester en
wethouders is voorgedragenterwijl hoofdstuk XI der uitga
ven, n.l. den post voor onvoorziene uitgaven wordt vastge
steld op ƒ10,500.
en de balans der begrooting als volgt
Inkomsten tƒ721,601.44
Uitgaven 721,569.09
Waarschijnlijk saldo 32.35
Niets verder te behandelen of voorgesteld zijndesluit de
Voorzitter de vergadering.
Vergadering van Donderdag 10 November 1881.
Tegenwoordig 18 leden.
Afwezig de heeren van Goens Troelstra en Hommes, eerst
genoemde met kennisgeving.
Voorzitterde burgemeester.
I. De notulen van de op 3 November jl. gehouden verga
deringen worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1het rapport der raadscommissie belast geweest met het
onderzoek der begrooting van administratie-kosten der stads
bank van leening, dienst 1882.
De commissie stelt hierbij voor de gemelde begrooting goed
te keuren tot een bedrag van 5872.50
2. eene aanbeveling ter benoeming van een lid der com
missie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs
zulks ter voorziening in de vacaturete ontstaan door perio
dieke aftreding met 1 Januarij 1882 van den heer mr. E.
Attema
Op deze aanbeveling komen voor de heeren: mr. E. At
tema, mr. E. Koning en dr. N. Reeling Brouwer;
3. eene voordragt ter benoeming van eene onderwijzeres
aan gemeenteschool no1
Hierop zijn geplaatst: 1. raej. W. C. Postma te Eiber
gen 2mejEPBersma te Marssum 3CAJ
Meeuwis te Wanswerd.
Vorenvermelde stukken zijn ter visie gelegd em in eene
volgende vergadering te worden behandeld.
III. Wordt medegedeeld:
1dat door Z.E. den minister van binnenlandsche zaken
is goedgekeurd 's raadsbesluit dd. 27 October jl., tot regeling
der jaarwedden van de docenten aan de middelbare school
voor meisjes
2. dat de heeren dr. N. Reeling Brouwer en H. E. Brun
ger hebben berigt, hunne benoeming tot voogden der stads
armenkamer aan te nemen
3. eene resolutie van gedeputeerde staten, houdende me
dedeeling der beschikking, door hen genomen op het adres
van W. Kamp betreffende het onderhoud van het Hooghout
nabij Schilkampen. Bij bedoelde beschikking is den adres
sant te kennen gegevendat hij zich tot de onderhoudplig-
tigen moet wendenmet verzoek dat dezen óf het bedoeld
Hooghout in voldoenden staat herstellenóf omtrent dat her
stel en het onderhoud eene billijke schikking aangaan met
het gemeentebestuur;
4. eene dankbetuiging van den bcekhouder der gemeen
telijke gasfabriekvoor de hem toegekende verhoogiüg van
jaarwedde.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders om lien te mag-
tigen tot het aanschaffen van benoodigd meubilair voor de stads
armenkamer en daarvoor een crediet te verleenen van f 1600.
Met goedvinden der vergadering wordt tot dadelijke be
handeling van dit voorstel overgegaan.
Conform de conclusie wordt besloten burgemeester en wet
houders a. te magtigen tot aanschaffing van het ameublement
I in het nieuwe armhuis, volgens de opgave van den directeur
I der gemeentewerken, bij missive van den 7 November 1881
I no. 4,51/ibuit te noodigen ter zijner tijd de vereischte finan-