■E2S^E^"HK 100 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 October 1881. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van It. M. Koolwed. Oosterwijkom eene gratificatie In overeenstemming met de strekking van het voorstel be sloten het verzoek af te wijzen. 5. Vaststelling der gemeente-rekening over 1880. De conclusie van het rapport der raadscommissiebelast geweest met het onderzoek dier rekeningluidt: I. goed te keuren de door burgemeester en wethouders den Raad aangeboden rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeente Leeuwardenover het jaar 1880en die alzoo voorloopig vast te stellen in ontvang op ƒ1,228,982.88 ji uitgaaf 1,177,588.22 en alzoo met een saldo ad 51,394.66 II. burgemeester en wethouders 's Raads dank te betuigen voor het zeer zorgvuldig en accuraat beheer der gemeente- financiën in het jaar 1881. Dienovereenkomstig besloten. Het collegie van burgemeesters en wethouders heeft zich op grond van alinea 2 van art. 220 der gemeentewet bij dit be sluit van medestemmen onthouden. 6. Vaststelling van de begrooting van het stads ziekenhuis voor de dienst van 1882. De conclusie van het rapport der raadscommissie in wier handen gemelde begrooting is gesteld geweest ten fine van onderzoek en rapport is luidende 1. de gevraagde subsidie uit de gemeentekas tot een bedrag van ƒ12,206.80 toe te staan; 2. de begrooting voor het dienstjaar 1882 goed te keuren ten bedrage van ƒ12,609.80 in ontvatig en uitgaaf. Conform besloten. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aankoop van een huis in het Raadhuisstraatje van den heer J. T. Born. Besloten voorbehoudens goedkeuring van heeren ged. staten voor de gemeente aan te koopenvan den heer Jan Thomas Born alhierhet huis plaatselijk gekwoteerd Raadhuisstraatje no. 3 ten kadaster bekend in sectie C no. 456voor eene som van twee duizend zeven honderd guldenmet bepaling dat de kosten van overdragt komen ten laste van de gemeente. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van eenige bewoners van de St. Jacobstraat tot het aanbrengen van eene waterlossing in het nieuw gelegd hoofdriool in de St. Jacobstraat. Overeenkomstig de conclusie besloten: adressanten te kennen te geven, dat het gemeentebestuur bereid isaan de klagten van adressanten te gemoet te komen door overeenkomstig hun verzoek eene waterlossing in het nieuw gelegde hoofdriool aan te brengenonder voorwaarde a. dat door hunne zorgen en kosten het riool thans in de gloppe ten noorden van het perceel van den heer Bottinga gelegengeheel worde vernieuwd en bestaan moet uit Engel- sche ijzeraardbuizen van 15 centimeter diameter b. dat de aanwezige kolk aldaar moet worden weggebroken en door een nieuwe gemetselde of cementsteenen kolkniet kleiner dan 60 70 centimeter, diep 60 centimeter, met ijzeren kolkdeksel afgedekt en van de noodige roosters voor de mondingen voorzienmoet worden vervangen c. dat de daarvoor uit te voeren werken moeten geschieden onder toezigt van een daartoe door den directeur der gemeen tewerken aan te wijzen persoon; d. dat die riolering niet gebruikt mag worden tot afvoer van faecale stoffen; e. dat burgemeester en wethouders zich het regt voorbe houden, wanneer naar hunne meeniug de gebruikers nalatig zijn om te zorgen dat aan die voorwaarden worde voldaan zonder voorafgaande sommatie tot in morastelling genoemd riool onbruikbaar te maken op zoodanige wijze, als zij meenen te behooren. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vermindering der retributie voor de vergunning tot het brengen van water uit den 2n verschwatervijver in de brood- en meelfabriek y,de Hoop". Overeenkomstig de conclusie besloten: de retributie ad ƒ5 per maandwaarvoor bij uw besluit van den 13 !April 1876, no. 5, vergunning is verleend aan de toenmalige firma Beintema en Valkenburg, om door middel van een pomp of locomobile door een pijp water uit den tweeden verschwatervijver te brengen in de brood- en meel fabriek „de Hoop", welke fabriek thans behoort aan de firma P. Koumans Smeding, te verminderen tot op de helft en mitsdien vast te stellen op een maandelijksch bedrag van ƒ2.50, onder voorwaarde, dat wanneer later ten behoeve der fabriek uitsluitend van water uit den vijver wordt gebruik gemaakt, de retributie weer op ƒ5 per maand wordt gesteld. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het ver- leenen van eervol ontslag op zijn verzoek aan T. G. F. Anken als opzigter der gemeentewei-ken. In overeenstemming met de conclusie besloten aan Theodoras Gerardus Franciscus Anken, met ingang van 1 December 1881, op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als opzigter der gemeentewerken te Leeuwarden. Alsnu volgende het voorstel van burgemeester en wethou ders betrekkelijk de oprigting van een abattoirwaarvan de behandeling ingevolge het hiervoor vermeld besluit tot nader is aangehoudenbekomt de heer de la Faille verlof der vergaderingom toch ter dezer zake eene kleine opmerking te maken. Bij de inzage der stukken is hem geblekendat verschil lende stukkenzooals o. a. de indertijd door de vereeniging ter bevordering van volksgezondheid ingezonden missives en ver slagen zoomede het verslag van 's raadszitting dd. 24 April 1879, waarin de zaak van het abattoir werd behandeld, aan de collectie ontbreken. Gaarne zou hij deze stukken Ifbbben zien overgelegd en de collectie zojveel mogelijk in haar geheel hebben. De Voorzitter zegt, dat aan een en ander gevolg zal worden gegeven. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van bepalingen betrekkelijk de heffing en invordering van het in art. 6 der wet van 28 Junij 1881 (Staatsblad no. 97) op den kleinhandel in sterken drank bedoelde vergunningsregt. Zie bijlage no. 8 van het verslag van 's raads handelingen. De heer Troelstra heeft zich de vraag gesteld of de vorm, waarin de aangeboden verordeningen zijn gegoten wel de juiste is. Naar het hem voorkomt is in de ontwerp-verorde- ring tot heffing te weinig en in die betreffende de invorde ring veel te veel bepaald. Volgens art. 232 der gemeentewet, moet in de verordening tot heffing worden vermeld het voor werp dat door de belasting wordt getroffenhet bedrag der belasting en hare grondslagen. In verband met deze bepaling Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 October 1881. 101 meent hij dat alle bepalingen omtrent de sohatting en her schatting niet in de verordening op de invorderingmaar in het heffingsbesluit dienen voor te komen. Het fixum of wel het bedrag der belasting hangt immers geheel van de schatting af. Dat spr. in deze zijne meening niet alleen staat, bewijst o. a. de circulaire van Z E. den Minister van Binnen- landsche Zakenmedegedeeld bij Prov. Blad no. 107van dit jaarwaarin o. a. het volgende wordt gelezen In het heffingsbesluit is in de eerste plaats vast te stellen, welke som als vergunningsregt zal geheven wordenmet be paling dat die som voor dengenedie vóór de betaling van het regt, aan den gemeente-ontvanger eene schriftelijke ver klaring overlegtdat in de localiteiten waarop zijne vergun ning betrekking heeftgeen sterke drank verkocht noch ge schonken zal worden tusschen Zaturdag avond te zes en Maan dag ochtend te zes uurmet vijf en twintig ten honderd daalt. Voorts behoort in dit besluit de schatting der huurwaarde van de bedoelde localiteiten geregeld te worden" Wel een bewijs dat ook de Minister de bepalingen tot re geling der schatting in de verordening tot heffing wenschtte hebben opgenomen. Spr. heeft voorts voor zich de ontwerp-verordeningen ter dezer zake den raad der gemeente Amsterdam aangeboden. Ook deze zijn geheel in overeenstemming met die zienswijze. Alles wat de schatting regardeert is daar opgenomen in het ontwerp-heffingsbesluitterwijl de verordening op de invor dering slechts drie artikelen bevat. Spr. acht het, ook met het oog op de wet, noodig dat ook hier dienovereenkomstig worde gehandeld. Men zou dan in de verordening op de in vordering alleen moeten opnemen de voorgestelde artt. 16 en 12 en al de overige bepalingen overbrengen in de veror dening tot heffing. De Voorzitter merkt op, dat het, zooals de heer Troel stra ook zelf wel eens in zijne betrekking als lid van den raad zal hebben ondervonden, niet altijd even gemakkelijk is juist te onderscheiden, wat onder de bepalingen omtrent de heffing en wat onder die omtrent de invordering eener belasting behoort. Bij spr. althans heeft daaromtrent meermalen twijfel be staan. Hij wil dan ook erkennen, dat voor de meening van den heer Troelstra nog al iets is te zeggen. Burgemeester en wethouders zijn intusschen bij het ontwerpen van de thans in behandeling zijnde verordeningen van een ander systema uitgegaan dat zich met het oog op art 232 der gemeente wet zeer goed laat verdedigen. Zij hebben in overeenstem ming met dat artikel in het heffingsbesluit enkel gemeend te moeten vermelden de voorwerpen die door de belasting wor den getroffen namelijk de lokaliteiten waar sterke drank in 't klein wordt verkochthet bedrag der te heffen belasting en de grondslag, namelijk de huurwaarde die door tauxatie in verband met de wettelijke gegevens wordt gefixeerd. Zoodoende is in het heffingsbesluit alles opgenomen wat de wet voorschrijft. De verordening op de invordering be vat nu verder hetgeen betrekking heeft op het mechanisme of het procédéwaardoor het vergunningsregt uit de zakken der belastingschuldigen in de gemeentekas wordt overgebragt. Daartoe behoort z. i. alles wat in het ontwerp is opgenomen, de bepalingen wegens schattingenreclames en h» rschattin- gen welke allen middelen zijn om te bepalen wat van iede- ren bijzonderen belastingschuldige mag en moet worden ge vorderd. Burgemeester en wethouders hebben eene eenigzins ruimere opvatting gehad en zijn meer gevolgd den weg tot dusver steeds door hen bewandeld door nl. in het heffings besluit weinigmaar in de verordening op de invordering wat veel te bepalen. Zij hebben gemeend dat dit meer in overeenstemming was met de wet. De heer Duparc had bij zich zelf gelijke opmerking ge maakt als de heer Troelstra. Ook hem is het voorgekomen dat in de ontwerp-verordening op de invordering bepalingen staan, die eigenlijk in het ontwerp-heffingsbesluit moeten voorkomen. Er is nog meer; tusschen de beide ontwerpen bestaat ook niet het noodige verband. In het ontwerp-hef fingsbesluit wordt toch gesproken van herschatting, terwijl daaromtrent niets wordt vermeld in de ontwerp-verordening op de invordering. Toch meende hij de zaak haar gang te moeten laten gaan, omdat het hem bekend is, dat andere gemeenteraden, die de zaak op dezelfde wijze hebben behandeld, als hier door burgemeester en wethouders wordt voorgestelddaar tegen geen bezwaar bij hooger autoriteit hebben ondervonden, en de termijn voor de vaststelling der verordeningen weldra zal zijn verstreken. Ter aanbeveling van het door den heer Troel stra aangeprezen stelsel kan spr. intusschen nog mededeelen, dat ged. staten van Limburg ook geheel in dien zin aan de ge meentebesturen in hunne provincie voorstellen hebben gedaan. Zij hebben nl. bij het Provinciaal Blad waarbij de bedoelde ministeriële circulaire aan de gemeentebesturen werd mede gedeeld, tevens als leiddraad, als model, concept-verordenin gen gevoegdzooals door den heer Troelstra worden bedoeld. Spr. zal zich intusschen bij de ontwerpen van burgemeester en wethouders neêrleggentenzij de heer Troelstra de zaak zóó hebbe voorbereid, dat de beoogde wijzigingen staande deze vergadering kunnen worden tot stand gebragt. Den heer Troelstra doet het genoegen, dat de heer Du parc, die in zaken als in casu, uitstekend t'huis is, het met hem eens is. Overigens moet hij verklaren, dat waar de geachte Voor zitter er zoo even op heeft gewezen dat de meeste verorde ningen zouden zijn ingerigt als de thans aangeboden ontwer pen, hij moeite gedaan heeft zioh daarvan te overtuigen, doch dat dit hem geenszins is gelukt. Hij blijft er dan ook bij, dat alle bepalingen omtrent de schatting en ook omtrent de herschatting door den heer Du parc bedoeld, als direct in verband staande met het bedrag der belasting, in het heffingsbesluit moeten voorkomen. Die bepalingen behooren niet in de verordening omtrent de in vordering. Hoewel hij zich nu wel heeft geprepareerd om de z. i. noodige wijzigingen aan te geven, kan hij zich toch ook wel bij de zaak neêrleggen, wanneer ook de andere leden dit wenschen te doen en willen afgaan op de verklaring, dat de ontwerpen geen bezwaar zullen ontmoeten bij hooger gezag. Intusschen zou de behandeling dezer zaak nog zeer goed eene week kunnen worden uitgesteldin welken tusschentijd de ontwerpeu naar de gegeven wenken konden worden verbe terd indien de meerderheid van den Raad sprekers ziens wijze deelt. I)e Voorzitter ziet in die omwerking geen groot belang. Waren de ontwerpen in strijd met de wethij zou zeker de eerste zijn er toe mede te werken. Het betreft hier echter slechts een verschil van individuele opvatting, zoodat het werk de moeiten niet zou looncn, te minder, dewijl gelijk de heer Duparc opmerkte dat gedeputeerde staten van slechts eene provincie de •- ...-v. A

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 2