«an-na»* st&megzzmw um" mM Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 13 October 1881. Spr, ziet in het punt b niet het minste bezwaar. De raad zal daardoor toch geenszins kunnen geacht worden pressie op gedeputeerde staten te willen uitoefenen of hen de wet te willen voorschrijven. De heer Duparc gelooft niet, dat er eenige moeijelijkheid zal ontstaan door weglating van litt. b. Burgemeester en wethoudersbelast met de uitvoering van 's Raads besluiten hebben eenvoudig aan gedeputeerde staten kennis te geven van hetgeen omtrent den heer de Ruijter is besloten. Dan is het geval aanwezig, voorzien bij de aangehaalde bepa- ling der wet op het lager onderwijs, en volgt van zelf het geen daarbij verder is voorgeschreven. De Raad heeft zich thans, evenzeer als in vroegere dergelijke gevallen, te ont houden van een ongevraagd advies. Punt b wordt hierop door burgemeester en wethouders in getrokken Het voorstel wordt hierna zonder hoofdelijke stemming en verdere discussie aangenomen. 15. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van concessie aan de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij te Utrecht tot aanleg van een tramweg binnen de gemeente. De conclusie van dit voorstel luidt om te besluiten: 1. in te trekken uw besluit van 12 Junij 1879, waarbij aan de heeren Finet en Mertens voorwaardelijk concessie is verleend tot aanleg van een tramweg op of langs de wegen dezer gemeeente; 2. aan de Nederlandsche tramweg-maatschappijgevestigd te Utrecht, vergunning te verleenen tot het aanleggen van een tramweg binnen deze gemeente van het spoorwegstation langs den Stationsweg, Wirdumerdijk, Nieuwstad (zuidzijde), over de DucomartenapijpNieuwstad (noordzijde)Vrouwen- poortsbrug, Harlinger-Singel, naar de herberg „de Bontekoe" aan den Stienserstraatweg, onder de door burgemeester en wethouders voorgestelde voorwaarden, vermeld in 's raads verslag van 6 October 1881pag. 96 en 97. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer van Sloterdijck wenscht daaraan in zoover deel te nemen, niet om af te breken 's raads besluit dd. 12 Junij 1879, maar om zich tegen elke uitbreiding van dat besluit te verklaren. Het komt hem wel wenschelijk voor, om langs den buitensingel een tramweg te hebbenmaar in de stad wenscht hij die niet. Bij een tramweg door de stad zou de gemeente toch zeer veel moeten opofferen en weinig terug bekomen. Immers in de eerste plaats zou moeten worden opgeofferd het voetpad buiten de Vrouwenpoort, verder de rij boomen aan de noordzijde van de Nieuwstad en eindelijk het trottoir zoowel dat voor de beurs als dat langs den Stationsweg. Bovendien zou de tram loopen over twee kostbare bruggen. En wat nu het verlies van de door hem bedoelde rij boo men betreft, hij zal niet gaarne in de bres springen voor de schoonheid daarvan, maar toch meent hij dat men met het rooijen van boomen voorzigtig moet zijn, omdat het be kend is, dat boomen niet alleen dienen tot verfraaijing, maar ook eene andere bestemming, nl. ten dienste van de gezond heid hebben. Daarenboven zal ook vrij zeker de boomplaats worden verloren. Dan zal het verlies van het trottoir voor de beurs ook veel van de fraaiheid ter plaatse wegnemen en al moge nu dit en het vorig punt van geen overwegend be- lang zijn, van meer belang is toch het verlies van het voet pad buiten de Vrouwenpoort en van het trottoir langs den Stationsweg. Men zal daar dan hebben wel wegen voor rij tuigen en tram, maar niet voor voetgangers. Dan nog de twee bruggen. Deze zullen ja wel eenigzins versterkt wordenmaar op den duur toch blijken niet tegen het gebruik van den tram bestand te zijn. Spoedig zal be langrijke reparatie, ja algeheele vernieuwing noodig blijken te zijn. Hij wil nog daarlaten of men dan bij die vernieu wing de toevlugt tot beweegbare dan wel tot vaste bruggen, zal moeten nemen. Spr. heeft ingezien het advies van den directeur der gemeentewerken en nu heeft hij daarin als het ware tusschen de regels door eenige vrees èn voor de brug gen èn voor de veiligheid van het verkeer vooral op den rijdag kunnen lezen. Hij moet er wel op wijzen dat die ambtenaar door dezen indruk te geven, alle verantwoordelijk heid op den raad werpt. Men moet wel bedenken dat de tram een gevaarlijk voorwerp is. Wanneer hij zich voorstelt dat dit voorwerp 's Vrijdags bijv. driemaal langs de Nieuw stad langs het drukste gedeelte der stad zal snorrendan heeft hij de overtuigingdat persoonlijke ongelukken niet zullen kunnen uitblijven. En nu vraagt Spr.wat zal men voor al die opofferingen krijgen Alleen ditdat een klein gedeelte der stad, en juist dat gedeelte dat ook zoo nabij het station is door onmiddellijke nabijheid van het nieuwe ver voermiddel zal worden begunstigd met den kortsten afstand van en naar het station. Dit is het eenige, en dat geringe voordeel kan nu toch wel niet opwegen bij de door hem genoemde opofferingen. De heer Dirks vindt de beschouwingen van den heer van Sloterdijck wel wat zeer pessimistisch. Hij moet opmerken, dat de tram niet den geheelen dag door de stad zal loopen maar slechts nu en danzesmaal volgens art. 9 der voor waardennl. in verband met de aankomst en het vertrek van spoortreinen. Men bedenke wel dat de tram heen en terug loopt over Stiens Holwerd naar Dockum. Hij heeft dus eene behoorlijke distantie af te leggen en kan alzoo niet alle oogen- blikken alhier door de stad snorren. En wat nu betreft het verlies van de door den heer van Sloterdijck bedoelde rij boomendie geachte spreker heeft zelf erkenddat het verre van schoone exemplaren zijn. Ook wat nu de plaatsden weg aangaat waar langs de tram zal loopen spr. gelooft dat deze nergens gunstiger is. Hij zou niet weten, waar langs een tram gevoegelijker kan loopendan langs den Wirdu merdijk en de Nieuwestad. Daarenboven waarschuwt een stoomtram behoorlijk, ja meer nog dan een gewoon paarden tram. Wel leest men nog zoo nu en dan eens van onge lukken maar hij voor zich kan het overgroot gevreesd gevaar niet begrijpen. Bij hem bestaat er volstrekt geen bezwaar om zijn stem aan het voorstel te geven. Hij wil ook hier gaarne hebben wat men elders al sedert geruimen tijd heeft, al zijn het geene stoom trammen b. v. te Haarlemwaar de tram de geheele stad doorkruist. Zelfs in kleine plaatsen heeft men trammen en dikwerf loopen zij in groote plaatsen door soms zeer naauwe straten, b. v. te Aken. Spr. wenscht ten dezen met den tijd vooruit te gaan en zich geen overdreven vrees omtrent overrijden als anderzins te scheppen en daarom voor altijd geen tram in deze stad te hebben. De heer Plantonga zou gaarne worden ingelicht of de hierbedoelde stoomtram alleen zal dienen tot vervoer van per Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 October 1881. Ill sonen of ook tot vervoer van goederen. Dit maakt bij hem dat wanneer de tram geheel buiten om de stad wordt geleid, zij voor de gemeente een vrij doode zaak zal blijvenen de gemeentenaren er weinig aan zullen hebben. En wat nu de bezwaren aangaat die tegen een aanleg door de stad zijn ingebragtja er zullen dan in plaats van 1 2 bruggen gepasseerd moeten worden maar deze zullen volgens de voorwaarden vooraf ten koste der maatschappij behoorlijk versterkt wordenterwijl de maatschappij ook in het onder houd dier versterkingen zal moeten bijdragen. Verder zal zij 200 M. rails meer moeten leggenmaar hier tegenover staat ook het voordeeldat velen bij slecht weer alligt van de tram zullen gebruik maken om in het midden der stad te komen. Met alle respect overigens voor het gevoelen van den heer van Sloterdijckgelooft spr. toch met den heer Dirksdat dat geachte lid de bezwaren wel wat breed heeft uitgemeten. Aan de op te offeren rij boomen wordt althans weinig verlo ren, terwijl er vrij zeker ook nog wel gelegenheid zal over blijven om ze des noodig of desverlangd door nieuwe te ver vangen. Ook het verlies van het trottoir voor de beurs is van geen overwegend belangomdat men er ter plaatse twee heeft. En wat nu betreft dat langs den stationswegook hieromtrent moet men zich geen overdreven denkbeelden scheppen. Spr. gelooft, dat ook hier nog wel voldoende ge legenheid voor de passage van personen zal overblijven. Men moet ook wel in het oog houdenhetgeen door den heer Dirks is opgemerktnl.dat de tram slechts enkele raaien en niet den geheelen dag door loopt. Daarenboven kan een stoomtram ook zeer spoedigja veel spoediger stoppen dan een paardentram. Naar hij is ingelicht kan men een stoom tram op 1 a 1 Vs meter afstand tot staan brengen. Ook is zoodanige tram voorzien van inrigtingenwaardoor alles, wat hem in den weg mogt komen op zij wordt geworpen. Een en ander geeft hem vrijheid om zich aan de zijde van den heer Dirks te scharenen op aanneming van punt 2 van het voorstel aan te dringen. Met het oog op de groote voor deden welke zullen kunnen worden verkregen moet men over kleine bezwaren heen stappen. Het zal hem bepaald veel genoegen doenwanneer de maatschappij is te bewegen om de lijn door de stad te leggen. De heer van Sloterdijck blijft bij zijne bezwaren en meent dat de kwestie omtrent den aanleg van spoorwegen door woeste of bebouwde grondenop lange na niet op een lijn is te stellen met den hier bedoelden aanleg. Hij zal ove rigens niet meer over zijne bezwaren uitweidenmaar moet toch, naar aanleiding van hetgeen is aangevoerd omtrent het verlies van het trottoir lancrs den stationswegopmerken, dat- juist dan de tram daar zal loopen, wanneer er spoortreinen aankomen of vertrekken en dat er dan ook juist veel voet gangers moeten passerendie verreweg de meerderheid uit maken en voor wie dan geen veilig pad zal overschieten.' Ook moet hij observeren dat hij nergens heeft gelezendat de maatschappij ook het voortdurend onderhoud der bruggen voor hare rekening neemt. En dan nog het voordeelis dit wel zoo groot als de heeren Dirks en Wiersma aangeven. Kan men van iedere plaatswaar langs de tram dan door de stad zou rijdenniet bijna even vlug te voet bij het spoorweg station komen als per tram Spr. kan volstrekt dat groote voordeel niet inzien en meent dat men zich niet moet inbeel den dat Leeuwarden zoo'n groote stad isdat men voor een klein gedeelte er van reeds eene stoomtram noodig heeft. nog al eenig verschilvooral met het oog op de bruggen. De Voorzitter merkt opdat het nog zeer kwestieus is of de maatschappij wel de concessie zal aanvaarden onder de voorwaarden door burgemeester en wethouders voorgesteld. Overigens kan hij de-n heer Plantenga mededeelendat de stoomtram ook voor goederenvervoer zal dienen evenals b.v. te Haarlemwaar men meermalen een trein van 3 a 4 wa gens heeft. De heer Bruinsma vestigt de aandacht van burgemeester en wethouders nog op art. 14 der voorgestelde voorwaarden waaruit duidelijk blijkt dat men hier ook goederenvervoer op het oog heeft. Nadat ook de heer Duparc nog had gewezen op verschei dene plaatsenwaar de stoomtram veel engere straten enz. passeert dan diewaarvan hier de rede isen nog had me degedeeld dat de paarden er daar al zeer spoedig aan gewoon raakten, merkt de heer Bruinsma op, dat men zich thans, volgens artikel 16 der voorwaardenalleen kan bepalen tot de vaststelling der voorwaarden aan de vergunning te ver binden wijl dat artikel bepaalt, dat de wijze waarop de tram weg te Leeuwarden aan het spoor en te Dockum aan den tramweg van daar naar Veenwouden zal aansluiten, nader met de maatschappij zal worden geregeld. Hierna worden de algemeene beraadslagingen gesloten en punt 1 der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders aan de orde gesteld. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit punt aangenomen en alzoo besloten tot intrekking van de indertijd aan de heeren Finet en Mertens verleende voorwaardelijke vergunning. Bij het aan de orde stellen van punt 2 der conclusiezegt de heer Troelstradat hij geheel deelt de bezwaren door den heer van Sloterdijck in het midden gebragt. Men dient ten dezen ook wel in het oog te houdenhet doel dat wordt beoogd. Men wil n.l. Leeuwarden en Dokkum door middel van den tram langs den kortst mogelijken weg met elkander verbinden en nu strookt met dat doel al bijzonder weinig de door burgemeester en wethouders voorgestelde aan leg door de stad. Daarenboven ziet spr. in dien omweg voor de gemeente weinig belangmaar daarentegen veel bezwaarvooral wan neer hij bedenkt dat de tram dan over twee bruggen zal moeten loopen loopen. Daarbij meent hij dat men den concessionnarissen zoo weinig mogelijk bezwaren in den weg moet leggen. De voorge stelde omweg nu zal hun op zware kosten drijven, zonder dat dit noodig is. Spr. zou zelfs kunnen medegaan met een voorstel om den tram langs de veemarkt te laten gaan dat zou de kortste en minst kostbare weg zijn. De heer Wiersma moet omtrent het bewerendat de voordeelen niet zullen opwegen tegen de opofferingen ver klaren dat hij juist van tegenovergesteld gevoelen is. Het betreft hier z. i. eene gelijksoortige kwestie als men wel heeft bij den aanleg van spoorwegen. Sommigen wenschen die wegen te leggen langs woestelangs goedkoope gronden terwijl anderen ze wenschen door bebouwde streken over dure gronden. En nu is hij van meeningdat de ondervinding genoeg bewijst dat men zich over laatstbedoelden aanleg nooit heeft te beklagen. Hij gelooft dat ieder middel van vervoer leidt tot meerdere welvaart en bewegingdoch gelooft tevens

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 7