120
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 October 1881.
liefhebberij vak beschouwtdaar is het geenszins te verwon
deren dat de thans aangeboden gelegenheid tot schrappen of
wel tot stiefmoederlijke behandeling er van met beide handen
is aangegrepen. En dat hier werkelijk van stiefmoederlijke
behandeling sprake isblijkt o.a. hieruitdat nóch de com
missie van toezigtnóch de inspecteur behoorlijk heeft be
toogd dat de leeraresaan wie het onderwijs in de gezond
heidsleer is opgedragen voor die taak berekend isterwijl
de Voorzitter van zoodanig onderwijs weinig vruchten verwacht.
En wat nu betreft de door den heer Minnema Buma ge-
uitte opiniedat de bijgewoonde examina hem geen hoogen
dunk hebben gegeven van het onderwijs in de gezondheids
leer. Spr. wenscht te vragen of een examenwanneer mis
schien Va uur aan dat leervak wordt gewijd en slechts enkele
algemeene notie's worden ten beste gegeven, wel een basis
voor beoordeeling mag zijn. Hij voor zich gelooft van niet.
Hij meent dat de leeraar bij zulk eene gelegenheid verstandig
doetwanneer hij niet met veel geleerdheid laat prijken, maar
slechts doet blijkendat den leerlingen de elementaire be
grippen tot behoud hunner gezondheid eigen zijn die be
grippen die elk beschaafd mensch behoort te weten.
Voor beoordeeling van eenig onderwijs en vooral van dat
in de gezondheidsleer moet men dat onderwijs zelve bijwonen.
De enkele oogenblikken op een examen daaraan gewijd, mo
gen daarvoor niet in aanmerking komen.
Hij kan niet genoeg op behoud der gezondheidsleer als af
zonderlijk leervak aandringen vooralwaar men hier zoo ge-
gelukkig isdaarvoor zulk een besten leeraar te bezitten.
De heer Dirks zegt, dat hij in April 1875 behoorde tot
degenen, die zich tegen de opname onder de leervakken van
de gezondheidsleer verklaarden. Toch zal hij zich nu niet
met het voorstel van burgemeester en wethouders vereenigen.
Was voorgesteld bedoeld leervak op te heffen, het zou ratio
neel zijn, dat hij zich thans daarvoor verklaarde, maar men
wil schipperen en daarmede kan hij zich niet vereenigen.
Spr. kan zich nog goed herinneren, wat in der tijd bij de
vaststelling der wet in de Kamer is voorgevallen. Toen diende
de heer van Eek een amendement in, om de gezondheidsleer
onder de verpligte leervakken op te nemendoch dit amen
dement werd verworpen met 59 tegen 1 stem, n.l. die van
den voorsteller zelf. Blijkens hetgeen spr. voorleest, bleek
toen uit de beantwoording van den minister, dat deze geheel
van meening was dat het onderwijs in de gezondheidsleer be
hoort te worden gegeven door een medicus. Hiervan wenscht
men thans af te wijken. Men wenscht het toe te vertrouwen
aan de leerares in de dier en plantkunde, maar spr. vreest,
dat het hier dan zou gaan als met den koopman, die verstand
van paarden meende te hebben, omdat hij veel hobbel- en
stokpaarden had verkocht.
De heer Bruinsma moet opkomen tegen het beweren van
het geachte lid van Harinxma thoe Slooten, dat de resultaten
der gezondheidsleer onbelangrijk waren. Spr. moet er op
wijzen, dat er twee wijzen van beschouwing in zake de uit
komsten van het onderwijs zijn.
In de eerste plaats wanneer de leerlingen de school ver
laten; dan kan men oordeelen, wat zij gedurende den gehee-
len cursus hebben geleerd.
In de tweede plaats eerst dan, wanneer de meisjes bij hunne
ouders in het huisgezin zijn teruggekeerd of na eenige jaren
zelve een huisgezin moeten bestieren, wat zal dan de zaak
zijn? Vermoedelijk zullen dan de voormalige leerlingen veel
hebben vergeten, zij znllen b.v. niet meer in staat zijn de
puntjes op de I te zetten, zooals men het noemt, wat de
vreemde talen betreft en welligt zullen weinigen dau nog het
Theorema van Pijthagoras in de wiskunde kunnen verklaren
enz., maar wat zij wel zullen onthouden zal dit zijn, dat zij
de Engelsche, Fransche en Duitsche talen enz. kunnen spre
ken en de werken die in die talen ziju geschreven goed kun
nen verstaan. Evenzeer zullen zij het vroeger geleerde van
de gezondheidsleer niet hebben vergeten. Met één woord
zegt spr. de voormalige leerlingen zullen intellectueel zeer
goed zijn ontwikkeld, in weerwil dat zij wel wat zullen heb
ben vergeten. Het vcornaamste blijft behouden en het doel
van het onderwijs zal eerst dan goede vruchten dragen.
De heer Wiersma is op het gebied van het hier in
discussie zijnd onderwijs te veel leek, dan om al wat voor
en tegen de zaak zelf wordt aangevoerd naar waarde te kun
nen schatten, maar hij heeft medegewerkt tot het voorstel
van burgemeester en wethouders om het onderwijs in de ge
zondheidsleer als afzonderlijk leervak te doen vervallen en is
dan ook daarbij afgegaan op het advies van deskundigen.
Dit vooropstellende wenscht hij terug te komen op het be
weren van den heer de la Faille, dat men niet alleen om
iinantiële reden zoo klakkeloos moet besluiten om het be
doelde leervak te schrappen. Het voorstel van burgemeester
en wethouders strekt niet tot klakkeloos schrappen van een
bestaand leervak. Wat toch is het geval; zij zeiven achten
zich niet genoeg op de hoogte om te beoordeelen in hoever
het behoud der gezondheidsleer als afzonderlijk leervak wen-
schelijk is. Zij hebben zich daarom tot de schoolautoriteiten,
tot de commissie van toezigt, en tot den inspecteur gewend,
die beiden met de directrice der inrigting van oordeel zijn,
dat eene regeling zooals door burgemeester en wethouders is
voorgesteld, wenschelijk is. Hoe dikwijls men ook ziet dat
deskundigen omtrent zaken verschillenhier staat men voor
een eenparig, een gelijkluidend advies en gaat het bij die
omstandigheid nu wel op nog te spreken van een klakkeloos
voorgestelde opheffing? Spr. meent van niet. Hij moet er op
wijzen, hoe duidelijk in het advies der commissie van toezigt
staat, dat het behoud van de gezondheidsleer als afzonderlijk-
leervak niet aanbevelenswaardig is en hoe ook de directrice
niet veel waarde aan dat leervak hecht, hoewel deze met het
oog op de uitstekende wijze waarop de tegenwoordige leeraar
dat vak doceert, aan haar advies toevoegt eene captatio bene-
yolentieezoo als die uitdrukking door den heer de la Faille
is genoemd. Spr. is echter van meening, dat de bedoelde
dignitaris zeker zou weigerenindien hij wist dat het behoud
van het door hem gedoceerd vak slechts eene welwillendheid
voor zijn persoon was. Hij zou zeker zijn tijd nuttiger gaan
besteden. Doch dit daargelaten. Ook de inspecteur schenkt
zijne volkomen adhaesie aan de opheffing van het bedoelde
leervak geenszinszoo herhaalt spr.kan in dezen dus van
een klakkeloos besluit sprake zijnvan een besluitdatals
ware heteen gevolg is van een zoo maar opkomend denk
beeld tot bezuiniging. En al zal de bezuinigingwaartoe de
opheffing zal leidenzich ook slechts tot een klein bedrag
bepalen, voor iedere uitgaaf, die niet bepaald noodzakelijk
isbehoort men zich als weelde te wachten.
Spr. wil hiermede eindigendat burgemeester en wethou
ders die nu als leeken geheel zijn afgegaan op het eenstem
mige advies der schoolautoriteitenzekerindien ze anders
>1
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 October 1881.
121
hadden gehandeldzou gevraagd zijn gewordenof zij het
dan beter wilden weten dan de hun daarvoor aangewezen
deskundigen. Hij voor zich gelooft dat burgemeester en wet
houders niet beter hebben kunnen handelendan ze hebben
gehandeldhoewel hij eerbiedigt iedere meening van anderen
die een tegenovergesteld beginsel huldigt.
De heer van Harinxma thoe Slooten wijst nogmaals
op de wenschelijkheid der opheffing van de gezondheidsleer
als afzonderlijk leervakmet het oog op de veelheid van de
te doceren vakken. Alle oogenblikken, zegt spr., komen er
bij het dagelijksch bestuur en bij de commissie van toezigt
verzoeken inom hetzij wegens gezondheidsredenen hetzij
op andere grondenvrijstelling van sommige leervakken te
vragen. En waar men thans overeenkomstig de adviezen der
meest bevoegde autoriteiten een leervak kan laten vervallen, daar
zal spr. daartoe gaarne meewerken.
Voorts moet hij tegenspreken hetgeen door den heer Du-
parc is beweerdnl. dat niet behoorlijk is betoogd dat het
bedoelde onderwijs geen resultaten afwerpt. Dit blijkt duide
lijk genoeg uit het verstrekt advies zelf. En waar de heer
de la Faille heeft opgemerktdat de inspecteur van den be
ginne af zich geen voorstander van de gezondheidsleer heeft
betoonddan moet hij observerendat het toch wel niet van
een ambtenaarals in dezen bedoeldis te verwachtendat
hij zich op grond van tegen-ingenomenheid tot een advies
laat leiden. Spr. meent dat het advies van bedoelden beken
den strijder voor het middelbaar onderwijs wel degelijk steunt
op door hem zeer wel doordachte en te verdedigen gronden.
De heer Bruinsma heeft gewezen op de moeijelijkheid om
te beoordeelen of het bedoelde leervak al dan niet gunstige
resultaten afwerptmaarvraagt spr.tot wien zal men zich
dan ter zake beter kunnen wenden dan tot de betrokken
school-autoriteiten Het zal toch wel niet mogelijk zijn, om,
nadat de gezondheidsleer hier sedert enkele jaren gedoceerd
isde gunstige resultaten af te leiden uit de verhouding dezer
gemeente ten opzigte der sterfte-statistiek.
Hierna wordt met goedvinden der vergadering verschillende
onderdeelen van art. 1 van de ontwerp-verordening in behan
deling gebragt. Zonder discussie wordt besloten dat aan de
school van middelbaar onderwijs voor meisjes zullen verbon
den zijn
eene directricetevens belast met onderwijs in geschiede
nis op eene jaarwedde van ƒ2400;
eene leerares voor de Nederlandsche taal- en letterkunde
op eene jaarwedde van ƒ1500;
eene leerares voor ue Fransche taal- en letterkundeop
eene jaarwedde van ƒ1500;
eene leerares voor de Duitsche taal- en letterkundeop
eene jaarwedde van ƒ1500;
eene leerares voor de Engel'sche taal- en letterkundeop
eene jaarwedde van ƒ1500;
eene leerares of leeraar voor de wiskunde op eene jaar
wedde van ƒ1600;
eene leerares in de aardrijkskunde en geschiedenisop eene
jaarwedde van 1500
eene leerares of leeraar in de natuur- en scheikundeop
eene jaarwedde, berekend naar ƒ100 voor ieder uur, dat hij
per week gedurende den geheelen cursus onderwijs geeft.
Voor het onderdeelbetreffende de leerares in de dier- en
plantkundetevens te belasten met het onderwijs in de ge
zondheidsleer wordt in stemming gebragt dat onderdeel van
het le amendement van den heer Bruinsmastrekkende om
in art. 1 op te nemen „een leeraar in de gezondheidsleer,
„op eene jaarwedde van ƒ400. Met 5 tegen 14 stemmen
wordt dit verworpen. Vóór de lieeren Duparc, de la faille,
van der Scheer, Bruinsma en Dirks.
Alsnu wordt aan de orde gesteld het andere onderdeel van
het le amendement van den heer Bruinsmastrekkende om
de woorden „en in de gezondheidsleer voorkomende in arti
kel 1 achter de woorden „eene leerares in de dier- en plant
kunde" te doen vervallen.
De heer Duparc zou, alsvorens hieromtrent stemming
plaats heeftthans een bepaald antwoord wenschen te ont
vangen op de reeds gedane vraag, of de leerares in de dier
en plantkunde ter zake is gehoord n.l. of zij zich voor het geven
van onderwijs in de gezondheidsleer geschikt geacht en op
zich genomen heeftdat leervak casu quo te doceren
De Voorzitter moet hierop een ontkennend antwoord ge
ven doch wijst er op dat men ten dezen geheel afgaat op
den inspecteur van het middelbaar onderwijs.
Nadat verder nog eenige bespreking had plaats gehad tus-
schen' de heeren de la Faille, v. d. Scheer, de oorzitter
van Harinxma en Duparc wordt het 2e onderdeel van het
amendement van den heer Bruinsma in stemming gebragt en
aangenomen met 16 tegen 3 stemmendie van de heeren Min
nema Buma Troelstra en van Eijsinga, zoodat is besloten geen
docent voor het onderwijs in de gezondheidsleer aan te wijzen.
Hierna worden de verdere onderdeelen van art. 1 in behan
deling gebragt. Zonder discussie wordt besloten de jaarwedde
van de leerares of den leeraar in het teekenen vast te stel
len op ƒ1200 en die van den leeraar in de staathuishoud
kunde op ƒ100.
Bij het voorstel om de jaarwedde van de leerares in den
zang vast te stellen op ƒ400, deelt de Voorzitter mede,
dat ofschoon de hierbedoelde leerares zich niet per adres tot
den Raad heeft gewendhet spr. uit eene persoonlijke mede-
deeling bekend is, dat zij op eene verhoogde bezoldiging aan
spraak meent te mogen maken en zich daarbij beroept op de
bijzondere inspanning en zorgen welke het zang-onderwijs bij
de talrijke klassen van haar vorderen. Ofschoon spr. die be
zwaren niet gering acht en hulde brengt aan het talent door
bedoelde leerares ook bij het zang-onderwijs aan den dag
gelegd, kan hij noch burgemeester en wethouders de vrijheid
vinden met het oog op het noodzakelijk verband tusschen de ver
schillende bezoldigingen thans eene verhooging voor te stellen.
Hierna wordt de jaarwedde van de leerares in den zang
vastgesteld op ƒ400 en die van de leerares in de handwer
ken op ƒ600.
Art. 1 hiermede afgehandeld zijndewordt art. 2 aan de
orde gestelddat even als andere artikelen der ontwerp-ver
ordening onveranderd wordt vastgesteld.
Bij art. 5 verklaarde de heer Bruinsma zijn daaromtrent in
gediend amendement in te trekken.
Na de behandeling der verschillende artikelen wordt de
verordening in haar geheel in rondvraag gebragt en vastge
steld als volgt:
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat het wenschelijk is de jaarwedden van
de docenten aan de school van middelbaar onderwijs voor
meisjes in deze gemeente op nieuw te regelen
Gezien zijne besluiten dd. 22 April 1875, no. 13, 13 Mei
HBMH
-