126 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881. gebragt bij de wensehelijk geachte verhooging der bezoldiging van den marktmeester bij dien post zoude gegeven hebben. Hij moet nu slechts in dezen wijzen op een antecedent. Den 6n. September 11. zijn op nieuw geregeld de jaarwedden van den directeur en den boekhouder der gasfabriekmaar toen zijn niet gewijzigd de bepalingen van de verordening van 31 Augustus 1865. Men heeft tot de verhooging besloten en tegelijk zie sub 4 van het besluit, burgemeester en wethouders uitgenoodigd voorstellen tot wijziging der verordening aan te bieden. Spr. meent dat wat toen is gebeurdook zeer goed nu kan geschieden. De heer Duparc erkent, dat tot dusver steeds bij den raad heeft gegolden het beginselom ook bij de begrooting niet incidenteel principiële punten af te doen. Met het oog hierop kan het dan ook geen verwondering barendat rap porteurs dienovereenkomstig willen hebben te werk gegaan. Toch gelooft hijdat er veel voor isom op het vroegere standpunt niet zoo vast te blijven staan en te handelen in den geestals door den Voorzitter wordt bedoeld. Hij zou echter eenig onderscheid willen maken. Waar het posten be treft gegrond op de wetzoo als b.v. de jaarwedden van den burgemeester, den secretaris enz., die door gedeputeerde staten vastgesteld en door den Koning goedgekeurd moeten worden daar gaat het niet wel op, wijziging aan te brengen maar bij posten als b.v. die van de jaarwedde van den markt meester de prijs van het gas en meer anderenwier regeling de Raad geheel in zijn magt heeftzounaar spr. meentde Raad wel anders kunnen handelenvooral op de door den Voorzitter aangevoerde gronden. Door den heer Dirks is er reeds op gewezendat de raad dienovereenkomstig heeft gehandeld bij de nadere vaststelling der jaarwedden van den directeur en den boekhouder der gasfabriek. Ook in de laatst gehouden vergadering is een gelijksoortig besluit genomen. Nu zou men wel kunnen zeg gen dat er toen verkeerd is gehandeldmaar spr. kan dit nog niet zoo geheel inzien. De heer van Sloterdijck meentdat waar de commissie van rapporteurs en althans hij van de door de geachte spre kers medegedeelde zienswijze verschiltzij zich geroepen voelt haar denkbeeld nader toe te lichten. De heer Duparc heeft gezegddat de Raad wel bij magte is bij de behandeling der gemeentebegrooting verordeningen incidenteel te wijzigen spr. erkent ditde Raad is daartoe wel bevoegdmaar de commissie van rapporteurs heeft zich de vraag gesteldis zulks wel wensehelijk. Zij meent dat het niet strookt met het belaLg eener goede afdoening van zakenbij de begroo ting zoo maar besluiten te nemen omtrent onderwerpendie niet bepaaldelijk aan de orde zijn. De heer Duparc heeft verder eenig verschil gemaakt en gezegd dat het niet opgaat bij de begrooting posten te wijzigendie steunen op de wet, maar spr. vraagtwat voor de raad het meest bindend moet zijn de wet of zijne eigene verordeningen. Hij gelooftdat de Raad moet vóórgaan eerbied voor zijne eigene verordenin gen te toonen. De Voorzitter heeft er op gewezendat de behandeling der gemeente-begrooting wel eens wordt verge leken bij de groote schoonmaak. Die vergelijking is teregt want alle mogelijke punten rakende de gemeente-administra tie komen dan aan de ordemaar juist om die veelheid van zaken is het niet wensehelijk incidenteel omtrent enkele daar van principiële beslissingen te nemen. Het resultaat der door de commissie aangeprezen handelwijzezoo meent men zou wezendat spoedig na de vaststelling der begrooting reeds wijziging weer noodig zou blijkendoch spr. vraagt of hier voor geen eenvoudig remedie is te vindendoor n.l. vóór de vaststelling der begrooting voorstellen tot principiële wijzigin gen in te dienen. Wat in hoofdzaak aanleiding tot deze dis cussie heeft gegevenisnaar hij meenthet voorstel der commissie omtrent de opbrengst der gasfabriek en niet zoo als de heer Dirks heeft gezegd de jaarwedde van den markt meester. Maar wat zou nu het geval geweest zijnindien de voorstellen tot verlaging van den gasprijs een paar maan den vroeger den Raad hadden bereikt Dan was nu daar omtrent geen de minste kwestie geweest en de opbrengst vol gens de gemaakte wijziging zeker z»nder eenige discussie vastgesteld. En wat nu de opmerking van den heer Dirks betreft, dat docr het onlangs genomen besluit tot regeling der jaarwedden van den directeur en den boekhouder der gasfabriek een antecedent is gestelddie opmerking klinkt naar spr. meentverder dan zij verdient. Men stond toen voor de noodzakelijkheid eener oproeping van sollicanten naar de betrekking vau directeur der gasfabriek; vóór die oproe ping moesten enkele punten worden beslist. Burgemeester en wethouders kwamen toen bij den Raad met voorstellen tot bepaling van het tractement en de Raad is tot behandeling daarvan overgegaan. Er werd toen eene preliminaire be schikking genomen eene beschikking, in ieder geval genomen op een daartoe uitsluitend bestemd voorstel. Dat is niet het geval wanneer men bij de begrooting principiële punten, ver ordeningen als auderzints wijzigt. Dan heeft men geen be paalde voorstellen van burgemeester en wethouders en is het niet mogelijk de zaak zoo goed na te gaan als wanneer be doelde punten afzonderlijk en behoorlijk toegelicht ter over weging worden aangeboden. Spr. blijft alzoo bij het in het verslag uitgesproken denk beeld. De heer Duparc gelooft dat alle leden het wel met den heer v. Sloterdijck eens zullen zijn, dat de Raad in de aller eerste plaats eerbied voor zijn eigen verordeningen behoort te toonen. De raad kan echter ieder oogenblik die verordeningen wijzigen en vooral verordeningen, zoo als het hier betreft, dieniet aan hoogere goedkeuring zijn onderworpen ja niet eens aan hooger gezag behoeven te worden medegedeeld. Waar spr. nu heeft beweerddat de Raad niet bevoegd is tot wijziging van cijferpostenwelke steunen op de wetmaar wel van die, gegrond op bovenbedoelde verordeningen getuigt dit geens zins van minderen eerbied voor die verordeningen. Maar er is meer nog. Hij wenscht te vragen hoe burgemeester en wethouders ooit in de mogelijkheid zouden kunnen zijn om vóór de behandeling der begrooting met voorstellen tot wij ziging der verordeningen voor den dag te komenwaar eerst bij het sectie-onderzoek van die begrooting de wenschelijkheid der wijziging wordt uitgesproken door wijziging van den cijferpost Daarenboven gelooft hij, dat wijzigingen, zoo als hier zijn be doeld, geenerlei gevaar kunnen medebrengen. Hij ziet b.v. vol strekt geen gevaar in eenige verhooging van het cijferuit getrokken voor jaarwedde van den marktmeester. Die ver hooging schept den betrokken ambtenaar nog geenszins regten. Zoolang de verordening, waarbij zijne jaarwedde is geregeld, nog niet is gewijzigdmag hem geen hoogere bezoldiging worden uitgekeerd. En wat nu betreft de opmerking van den Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881. 127 heer v. Sloterdijck, omtrent het onlangs genomen besluit tot verhooging der jaarwedden van den directeur en den boek houder der gasfabriek, al was dit besluit volgens hem slechts eene preliminaire beschikking, het was dan toch zóó weinig prelimi nair, dat het reeds uitvoering erlangde vóór dat de verordening was gewijzigd. Immers, de oproeping van sollicitanten naar de betrekking van directeur is geschied naar een bedrag, dat nog niet in de verordening was opgenomen. Spr. gelooft, datkan er ooit een sterk sprekend voorbeeld worden bijge- bragthet dit is. Spr. wil intusschen gaarne blijven erkennen, dat er ook veel is te zeggen voor het denkbeeld van rappor teurs maaruit een practisch oogpunt beschouwd komt het hen wensehelijk voor, den door den Voorzitter aangegeven weg te volgen. Het is voor burgemeester en wethouders toch hoogst moeijelijk om telkens geheel uit zich zelf met princi piële voortellen voor den dag te komenbij de mogelijkheid van verwerping door den Raadzou het dikwijls vergeefs werk blijken te zijn geweest. Spr. acht het wensehelijk dit te voorkomen, en dit kan gesohieden door bij de begrooting, door het uittrekken van een verhoogd of verlaagd cijfer van des raads zienswijze te doen blijkentengevolge waarvan burg. en weth. zullen dan weten wat hun te doen staat. De heer van Harinxma thoe Slooten moet eene kleine opmerking maken omtrent het beweren van den heer v. Slo terdijck dat men evengoed als nu bij of wel kort na de vast stelling der begrootingook vóór die vaststelling wel voor stellen omtrent principiële zaken zou kunnen doen. Dat be weren gaat niet op. Het opmaken der ontwerp-begrooting of liever de voorbereiding daarvan is een ontzettend tijdroo- vend werk een werk, dat maanden en nog eens maanden eischt. Als bewijs daarvan strekkedat de gegevens voor de begroo ting van kosten der gasfabriek nog zijn verstrekt door den directeurdie nu reeds geruimen tijd is overleden. Wilde men volgens bedoeld beweren handelendan zou men bepaald reeds in het begin van het jaar alle mogelijke verordeningen de revue moeten laten passeren. Het komt spr. voordat het denkbeeld der commissie om trent incidentele beslissing van principiële punten bij de be handeling der gemeente-begrooting minder juist is. Hij meent, en bedriegt zijn geheugen hem niet, dan heeft hij ook ten vorige jare zich zoo reeds uitgelatendat er zei - den zoo goed gelegenheid bestaat om de zaken na te gaan als bij behandeling der gemeentebegrooting. Dan heeft men, in tegenstelling van wat vaak anders het geval isgelegen heid tot onderzoek en bespreking in de sectiën. Dat onder zoek acht hij veel grondiger dan dathetgeen in den regel aan verordeningen en reglementen ten deel valt. De heeren Dirks en Duparc hebben een beroep gedaan op een bestaand precedentnl. op het besluit tot regeling der jaarwedden van den directeur en den boekhouder der gasfa briek spr. kan daaraan nog een ander toevoegen. Naar hij meent is ten vorigen jare bij de behandeling der gemeente begrooting een besluit genomen tot verpachting der tot dus verre bij gaardering geïnde bruggelden. Hij zal niet herhalen al hetgeen daarbij toen is in het midden gebragt, maar slechts er op wijzen dat het toen ook een principiëel en nog wel wel een zeer ingrijpend principiëel besluit betrof. Waar men toen niet heeft geaarzeld een besluit te nemenmeent hij dat men ook thans geen bezwaar moet hebben. De punten, die in de sectiën zijn besproken kunnen niet geacht worden meer vreemd aan de orde van den dag te zijn. Spr. is het echter met den heer Duparc eensdat men eenig onderscheid moet maken en dat het niet opgaat cijfers te wijzigendie hun grond in de wet vinden. Geenszins kan hij deelen de meening van den heer van Sloterdijckals zoude wijziging van cijfersgegrond op gemeente-verordeningen strijdig zijn met den eerbied dien de raad voor die verordeningen is ver schuldigd. De heer vail Sloterdijck zegt, dat zoo even door den heer Duparc is opgemerkt, dat de Raad tot dusver steeds de wenschelijkheid heeft beaamd, om principiële punten niet incidenteel bij de begrooting te behandelen. De nu gehouden discussie dreigt echter tot een geheel ander gevoelen te lei den. Immers, de geachte vorige spreker acht juist de behan deling der gemeente-begrooting zulk eene schoone gelegenheid voor het nemen van principiële besluiten, men kan dan de zaken zoo gemakkelijk overzien en nagaan. Spreker wenscht ten dezen de aandacht te vestigen op de zoo even gehoorde verklaring dat de voorbereiding der begrooting zulk een moeijelijk werk is, maar die moeijelijkheid bestaat ook voor den Raad. Ofschoon gaarne erkennende dat de behandeling der begrooting op lange na niet is gelijk te stellen met de voorbereidingmoet hij er toch op wijzendat ook de Raad alle posten rakende de gemeente-administratie onder de oogen krijgt. Wegens de veelheid er van, is het niet mogelijk alles zóó naauwkeurig te bezien en te overwegen, als dan, wanneer door burgemeester en wethouders omtrent een speciaal punt een behoorlijk gemotiveerd voorstel wordt gedaan. En wat nu betreft het door den geachten laatsten spreker bijgebragte antecedent der verpachting van bruggen. Spreker gelooft vooreerst dat deze zaak niet geheel gelijk is te stellen met die in dezen bedoeld, omdat daarbij geene wijziging werd beoogd van eene verordeningdie een bepaald cijfer voor de begrootiug aangeeft. Maar aangenomen zelfs dat bedoeld be sluit, dat, hij erkent hot, ook eene kardinale verandering wasen zelfs op een mondeling voorstel in de vergadering genomen werdgelijk isdan nog behoort dat geen spoor slag te zijn om op den ingeslagen weg voort te gaan. Hij acht het bepaald onraadzaam om bij de behandeling der ge- meente-begrootingzoo maar rauwelijks omtrent belangrijke punten een besluit te nemen. Omtrent het karakteristiek argument van den heer Duparc, dat eene eventuele verhoogingb.v. van de jaarwedde van den marktmeester nog geenszins dezen ambtenaar eenige reg ten scheptzoolang niet de verordening is gewijzigd moet spr. opmerkendat het cijferdat op de begrooting wordt uitgetrokkenis het crediet voor burgemeester en wethouders en nu zou zich dusvolgens dien spr.het onhoudbare ge val voordoen, dat burgemeester en wethouders dit bedrag zouden mogen besteden maar de betrokken beambte zoolang de ver ordening nog niet is gewijzigd dit niet geheel zou mogen ont vangen. Zou het niet beter zijnvraagt hij indien de zaak werd omgekeerd en men eerst de verordening ging wijzigen om daarna het crediet open te stellen De heer Duparc kan zich niet voorstellen dat burge meester en wethoudersindien een verhoogde jaarwedde voor den marktmeester of voor wien ook wordt uitgetrokkenniet spoedig met een voorstel tot wijziging der betrokken veror dening bij den raad zouden komen. De heer van Harinxma thoo Slooten merkt opdat hij zoo even niet heeft gesproken van de moeijelijkheid der

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 2