128 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881. voorbereiding van de begrooting, maar van het tijdroovende van dat werk. En waar de heer van Sloterdijck wees op de wenschelijkheid om vóór de behandeling der begrooting prin cipiële punten te behandelenheeft hij gewezen op de dan bestaande noodzakelijkheidom reeds in het begin van het jaar alle verordeningen na te gaan. De heer Dirks meentdat de commissie van rapporteurs zich ook niet geheel consequent is gebleven. Immers in de sectiën is het denkbeeld der afschaffing van de vischmarkt besproken en wel met het oog op de geringe opbrengsten wat zeggen rapporteurs nu daaromtrent in hun verslag? Dit, dat toch met het oog vooral op de keuring het behoud der vischmarkt wenschelijk iszoolang de meeste visch nog daar wordt aangebragt. Zij vinden daarom geen redenom aan bedoeld denkbeeld eenig voorstel te ontleenen. Kennelijk heeft dus hier bij rapporteurs niet gewogen hun bezwaar om bij de behandeling der gemeentebegrooting deswege een princi- piëel besluit te nemenmaar wel het motief der keuring. Hierna worden de algemeene beraadslagingen gesloten en met goedvinden der vergadering het eerst aan de orde ge steld de verschillende posten van uitgaaf. Artt. 1 tot en met 5volgns. 5458 van hoofdstuk I jaarwedden en presentie-geldenworden onveranderd vastge steld. Bij art. 6volgn. 59 jaarwedde van den archivariszegt de heer Duparcdat hij omtrent de vervulling van de hier bedoelde betrekking gaarne eenige inlichting zou ontvangen. Vóór eenige maanden is aan den nieuw benoemden archiva ris op zijn verzoek eervol ontslag verleend. Sedert heeft men niets meer van de zaak vernomen. Ofschoon hij nu wel ver trouwt dat deze zaak der aandacht van burgemeester en wet houders niet is ontgaanzou hij toch gaarneook omdat tot dusver geen oproeping van sollicitanten is geschied, daar omtrent iets naders vernemen. De Voorzitter zegt, dat de ondervonden teleurstelling, burgemeester en wethouders huiverig heeft gemaakt, om in dezen haastig te zijn. Hij kan evenwel de verzekering ge ven dat burgemeester en wethouders van oordeel zijndat door het uitstellen van de indiening eener voordragthet belang der gemeente zal worden bevorderd. Meer kan bij vooralsnog te dezer zake niet mededeelen. De heer Duparc zal na deze mededeeling geen poging wagen om de zaak te bespoedigen, maar toch wil hij er op wijzen dat men voor een onregelmatigen toestand blijft staan. De Raad heeft immers eens de wenschelijkheid en noodzake lijkheid uitgesproken van de vervulling der betrekking. Boven dien vreest spr., dat het archief onder dien onregelmatigen toestand zal lijden. De Voorzitter erkent dat eene zoo spoedig mogelijke ver vulling der betrekking wenschelijk is, doch deelt niet de vrees, dat het archief onder den bestaanden toestand zal lij den. Voor eene behoorlijke regeling der stukken wordt zorg gedragen. Bij art. 10, volgno. 63, jaarwedde van den marktmeester der veemarkt, zegt de Voorzitter dat hij in zoover kan medegaan met hetgeen hieromtrent door rapporteurs in hun verslag is gezegd, dat ook hij ongaarne tot eene wijziging der betrekkelijke verordening zou overgaanomdat ook z. i. de jaarwedde van den marktmeester q. t. goed is geregeld in ver houding tot die van andere gemeente-ambtenaren. Intusschen zou hij er wel prijs op stellenindien de Raad in dezen kon besluiten tot het verleenen eener personele toelage, omdat het hier een persoon betreft, die meer dan dertig jaar de ge meente trouw heeft gediend en die thans aan het hoofd staat ven eene gemeentelijke inrigting, die uit een finantieel oog punt, rijke vruchten draagt. Meer dan 8 jaar heeft hij deze betrekking reeds bekleed en steeds heeft hijvolgens verkla ring van marktbezoekersgezorgd voor een geregelden gang van zaken. Eene personele toelage acht hij met het oog op de bijzondere verdiensten van den tegenwoordigen markt meester wenschelijk, waarom hij voorstelt, daarvoor een som uit te trekken. De heer van Goons kan zich zeer goed bij het denkbeeld van den Voorzitter aansluiten. Hij was het, die in de com missie van rapporteurs de minderheid uitmaakte. Het be zwaar, dat niet tot verhooging zou moeten worden overgegaan omdat de verordening voor als nog niet gewijzigd isweegt bij hem minder, vooral waar hij het oog heeft op hetgeen meermalen bij de staatsbegrooting geschiedtook daarbij wor den meermalen tractementsverhoogingen voorgesteld vóór dat nog voorstellen omtrent wijziging der betrekkelijke konink lijke besluiten zijn vastgesteld en wat daar kankan z. i. ook hier. De heer van Sloterdijck heeft tegen het verleenen van eene gratificatie aan den tegenwoordigen marktmeester geen bezwaarmaar hij zou deze dan willen opnemen niet onder den in behandeling zijnden post, maar onder volgn. 213: gratificatiën en wachtgelden. De Voorzittor zegt dat, ofschoon die verplaatsing met het oog op een goede regeling wel aanbeveling zou verdie nen zij toch zou afwijken van hetgeen tot dusver is geschied. Steeds zijn personele toelagengeplaatst bij de jaarwedden van de betrokken ambtenarenzoo wordt bv. de perso nele toelagewelke de directrice der school van middelbaar onderwijs voor meisjes genietniet gevonden onder de rubriek „gratificatiën en wachtgelden"maar onder de jaarwedden van de docenten aan die school. Na eenige verdere discussie tusschen den Voorzitter en den heer van Sloterdijck wordt met 14 tegen 4 stemmen conform het voorstel van eerstgenoemde beslotenden post volgn. 63 met 50 te verhoogen en dezen te doen luiden„jaarwedde en personele toelage van den marktmeester 450". Tegen stemden de heerenC. W. A. BumaMinnema Buma Beucker Andrem en v. Eijsinga. De heeren Wiersma en Bruinsma waren bij deze stemming nog niet ter vergadering. Nadat art. 11, volgn. 64, onveranderd is vastgesteld, wordt met goedvinden der vergadering in behandeling genomen het heden aangebragte voorstel van burgemeester en wethouders strekkende omin afwachting van nader in te dienen voor stellen den directeur der gemeentewerken vergunning te ver leenen van den 12 November e.k. tot 12 Mei 1882, de voor hem bestemde woning niet te betrekkenonder toekenning van de vergoeding voor huishuur, berekend naar 600 in het jaar. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. In verband hiermede wordt besloten om te dezer zake het bedrag van afd. I van hoofdstuk I der uitgaven van de be grooting te verhoogen met ƒ300. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881. 129 Afd. II van hoofdstuk I en alle artikels van hoofdstuk II, volgnos. 65 tot en met 91 worden onveranderd vastgesteld. De heer Wiersma komt ter vergadering. Bij art. 1 van hoofdstuk III, volgn. 92, onderhoud van puin-, grind, schil- en straatwegen, 4775, vraagt de heer Dirksin verband met hetgeen omtrent dezen post voor komt in het verslag van rapporteurs en de memorie van be woording van burgemeester en wethouders of de straatweg naar de Bontekoe niet reeds voor een groot gedeelte is her steld. Meermalen heeft hij op dien wegook nog niet lang geledengeloopenmaar Hij meende dat de herstelling reeds tot Vi tot kort nabij de Bontekoegevorderd is. Men ruimde toen toch veel puin er van weg. De Voorzitter erkent dat de weg op sommige plaatsen reeds is hersteld. Toch valt het niet te ontkennen, dat hij over het algemeen nog zeer slecht is. Dit is vooral toe te schrijven aan de drukke passage met rij- en voertuigen langs dezen weg. Geen der overige toegangswegen tot deze ge meente heeft zoo veel te lijden als deze. Het is de groote communicatieweg in het noorden der pro vincie, een weg, die niet, zooals de andere rijkswegen, con currentie van het spoor heeft. De heer Minnema Buma zegt, dat bij het voorstel der commissie van rapporteurs om volgno. 92 te verminderen met het bedrag ad 2500benoodigd voor de bedoelde verbete ring van den weg naar de Bontekoevooral heeft gewogen de onzekerheid of de tram wel reeds in het volgend jaar langs dien weg zal worden gelegd. Zij vreesde datwerd in 1882 tot ophooging of andere verbetering van dien weg over gegaan die alligt bij of door eenigzins lateren aanleg der tram weer ongedaan zou worden gemaakt. Ook meende zij dat bedoelde verbetering niet die haast heeft, dat zij nog niet een jaar zou kannen wachten; zoodat alles zamengenomenhet haar voorkwamdat het beter was, den stand der begrooting in aanmerking genomen, de uitgaven niet met het voorgestelde bedrag te bezwaren. De heer Wiergma meent, dat men uit hetgeen omtrent dezen post in het midden is gebragtzou kunnen afleiden dat de door burgemeester en wethouders voorgedragen uitgaaf voor verbetering van den weg naar de Bontekoe haast een post van weelde is. Hij wil erkennen, dat het met deze verbete ring gaat als b.v. met het verwen van een huisdat men nl. nog wel een jaar zou kunnen wachten maar men zal dan een onvoldoenden toestand bestendigen. Hij moet der verga dering mededeelen dab de directeur der gemeentewerken hem bepaald heeft verzekerd, dat de geheele weg moet vernieuwd worden. Wil de raad nu die vernieuwing in eens of wel in plaats van in 4 a 5 gedeelten in 3 jarenspr. is het wel, doch bij zou vooral ook met het oog op den gunstigen stand der be grooting nu maar zachtens willen beginnenom het vervolg in volgende jaren te bewerkstelligen. Vernieuwing is behoefte en nu kan men deze nog wel wat verschuivenmaar men zal er toch eindelijk toe moeten overgaan. De heer van Harinxma thoe Slooten meent zich te herinneren dat ook ten vorigen jare ƒ2500 voor verbetering van den weg naar de Bontekoe is geschrapt en wel om den toenmaligen ongunstigen stand der begrooting. Waar men nu een gunstigen stand der begrooting heeft en men voor eene bepaalde behoefte aan algeheele vernieuwing staat, ston den burgemeester en wethouders slechts voor dit dilemna,zal men de vernieuwing in eensdan wel bij gedeelten doen plaats hebben en nu gelooft spr. dat het bepaald wenschelijk is, om een werk als dit niet in eens te bewerkstelligen, maar over eenige jaren te verdeelen. De heer Troelstra meent dat ten vorigen jare juist het tegenovergestelde heeft plaats gehad en dat de post voor ver betering van den weg naar de Bontekoe toen is aangenomen. Hij herinnert zich nog zeer goed de discussiën daaromtrent. Daarenboven heeft hij ook meermalenwanneer hij dien weg passeerde, daaraan werklieden bezig gezien. Hij gelooft dat de verbetering, waartoe toen is besloten, ook werkelijk is uit gevoerd en is dit zoo, dan is het raadzaam met de verbete ring stilletjes voort te gaan en daarmee geen jaar te wachten, ook op de gronden aangevoerd door den heer Wiersma. De heer van Sloterdijck meent buiten het verslag van rapporteurs om, nog eene opmerking te moeten maken. Wanneer hij nagaat, dat voor verbetering van den hier bedoelden weg in 1875 werd uitgetrokken 600in 1877 ƒ800, in 1880 ƒ2200, terwijl nu nog eene algeheele ver nieuwing noodig wordt geoordeeld, dan geeft hem die climax van uitgaven aanleiding tot de vraag, is de constructie van dezen weg wel goed. Andere wegen kosten op lange na niet zoo veel en zijn op lange na niet zoo slecht. Nu wordt dit voor een deel wel opgehelderd door hetgeen zoo even door den Voorzitter is opgemerkt, dat n.l. deze weg verreweg het meeste heeft te lijden, maar dit is ook toch zeker niet alleen daarvan de oorzaak. Hij heeft wel eens vernomen dat de primitieve aanleg minder gelukkig is geweest. Men heeft ter plaatse kleigrond en nu werd beweerd dat het zandbed te weinig diepte had. Het zou spr. genoegen doen, indien bur gemeester en wethouders deze bedenking eens aan het oor deel van den directeur der gemeentewerken onderwierpen, want als bij klimmende eischen voor onderhoud zich nog de noodzakelijkheid tot algeheele vernieuwing voordoet, dan moet er toch eene bepaalde oorzaak zijn. Hij zal zich overigens voor de vermindering van volgno. 92 verklaren en wel met het oog op den tramweg. De heer van Harinxma thoe Slooten moet verklaren, dat zijn geheugen zoo even hem heeft bedrogen. Er is ten vorigen jare werkelijk eene som voor verbetering van den weg naar de Bontekoe uitgetrokken. Intusschen heeft dit geens zins invloed op zijne zienswijze. Hij blijft van meening dat de stand der begrooting toelaat, om de toen aangevangen verbetering voort te zetten. De heer Wiersma kan mededeelen, dat er nu 500 meter met Waalklinkert is bevloerd, doch dat de geheele weg der gelijke bevloering moet hebben. Zoolang dit dus nog niet zoo is, dient men met de verbetering voort te gaan. De heer Brune;er wenscht behoud der som, uitgetrokken voor verbetering van den weg naar de Bontekoe. Hij gelooft met den Voorzitter, dat er geen toegangsweg naar deze ge meente isdie door drukker passage meer heeft te leiden maar dan ook slechter is dan deze. De heer van Sloterdijck heeft gevraagdis de constructie wel goed Hij gelooft met dien spr. van nietwant bij eenig nat weder bruist de modder als het ware tusschen de steenen weg. Hij vertrouwt echter, dat de directeur der gemeentewerken dezen weg, die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 3