134
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881.
Bij volgno. 110, art. 2 van afd. V van hoofdst. III, .be
zoldiging van het personeel der gasfabriek merkt de Voor
zitter op dat bij deze post gevoegelijk kan worden behandeld
het voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging
van de jaarwedde van den boekhouder der gasfabriek.
Met goedvinden der vergadering wordt tot die behandeling
besloten.
Nadat de heer van Harinxma thoe Slooten had op
gemerkt dat hij zich voor dit voorstel zal verklarenalleen
omdat het thans geldt de uitvoering eener eens genomen beslis
sing niettegenstaande hij voor zich nog meentdat eene be
zoldiging van ƒ1500 voor den boekhouder der gasfabriek
voldoende iswordt conform het voorstel besloten de jaar
wedde van den boekhonder der gasfabriek te bepalen op 1800.
In verband hiermede wordt de som op de begrooting uit
getrokken voor bezoldiging van het personeel der gasfabriek
verhoogd en vastgesteld op ƒ31,000.
Volgnos. 117, 118, 119 en 120 worden onveranderd vast
gesteld.
Volgno. 121, „vergoeding van renten wegens kapitalen,
door de gemeente aan de gasfabriek in rekening-courant ver
strekt, ƒ19,700", waaromtrent rapporteurs eene verhooging
hebben voorgesteld leidt tot discussie.
De heer Troolstra kan zich niet met de voorgestelde wij
ziging vereenigen. Het is niet goed dat de winst der gas
fabriek grooter schijnt dan zij is, maar ook is het niet goed,
om een groot gedeelte der schuld van de fabriek, dat reeds
door de vroegere ingezetenen is afgelost nog te doen
drukken op de tegenwoordige ingezetenen. Het beweren, dat
men de rente moet berekenen van het geheele kapitaal dat
de fabriek gekost heeft, past misschien voor een particulier
industrieelmaar niet voor de gemeentezij het dan ook dat
volgens eene ministeriële missive de gasfabriek niet eene pu
bliek maar privaatregtelijke zaak is.
Wanneer men de rente der kapitalen door de gemeente
aan de gasfabriek in rekening-courant verstrekt bepaalt op
5 pet., dan zal hiervan het gevolg zijn, dat er minder over
blijft voor aflossing van schuld en dit kan spr. niet rijmen
met het feit, dat meermalen is aangedrongen op eene zoo
spoedig mogelijke aflossing der schulden van de gasfabriek.
Hij wenscht vast te houden aan dat stelseldat tevens van
invloed zal kunnen zijn bij de beraadslaging omtrent de te
wachten voorstellen tot verlaging van den gasprijs.
De heer Plantenga is van tegenovergestelde zienswijze
als de heer Troelstra. Hij meent, dat de te vergoeden ren
te moet betreffen het geheele kapitaal voor de gasfabriek
vereischt. Het gaat hier niet op de afgeloste kapitalen in
aanmerking te nemen, want dan zal er een tijd komen, dat
alles is afgelost en dat men dus in het geheel geen rente van
het kapitaal der gasfabriek in de berekening zal kunnen op-
nemeu. Dé gasfabriek vertegenwoordigt een kapitaals waarde
van ongeveer 4 ton, en van die 4 ton moet de rente in de
berekening worden opgenomen.
De heer Duparc gelooftdat de redenering van den ge-
achten laatsten spr. minder juist is.
De gemeente heeft ten behoeve der gasfabriek indertijd geld
geleend naar 5 pet. en 4V2 pet. Bij de plans der geldleenin-
gen is telkens eene verpligte aflossing gesteldSteeds is die
zoowel als de verschuldigde rente voldaan. Nu gaat het toch
niet op om nog de rente van het geheele kapitaaldat de
fabriek heeft gekost, in de berekening op te nemen? Dit
laatste behoort te geschieden alléén van het nog onafgeloste
kapitaal
De heer Troelstra wenscht aan het gesprokene door den
heer Duparc eene kleine opmerking toe te voegen. Op dit
oogenblik bedraagt de nog onafgeloste schuld der gasfabriek
ƒ250,000. Dat cijfer nu dient men in het oog te houden
en niet moet men gaan berekenenhetgeen de fabriek van
den beginne af der gemeente heeft gekost. Doet men dat
dan zal het tegenwoordig geslacht profiteren van de vroegere
aflossingen. De gemeente zal dan meerder winst der fabriek
bekomen en dus minder hoofdelijken omslag behoeven te heffeD,
Hij herhaaltdat het niet opgaatde gemeentelijke exploi
tatie geheel met eene particuliere gelijk te stellen.
De heer Bruinsma zegtdat de commissie aanvankelijk
de rente op 4 pet. had uitgetrokkenomdat de gemeente
die vroeger tegen 5 pet. leendenu na de conversie slechts
4 pet. zal betalen. Er is echter teregt op gewezen dat ook
nu nog van de kapitalen voor de gasfabriek geleend5 pet.
wordt geheven. Die fabriek werkt geheel op zich zelf. Zij
betaalt en ontvangt en het overschot wordt gestort in de
gemeentekas.
Men moet evenwel niet vergetendat de fabriek in reke
ning-courant staat met de gemeente; de gemeente-ontvanger
ontvangt van en betaalt voor haar. De fabriek leent van de
gemeente en nu meent spr.met het oog op de risico die
eene fabriek oplevertdat eene rente van 5 pet. voor dat
geleende geld niet te hoog is.
Hierna wordt het voorstel van rapporteurs om volgn. 121
te verhoogen met ƒ4911 aangenomen en dat volgn. vast
gesteld op ƒ24,611, zulks met 14 tegen 5 stemmendie van
de heeren C. W. A. BumaMinnema BumaDirksvan
Eijsinga en van Goens.
De heer van Sloterdijck wenscht bij het nu vastgestelde
volgn. nog eene vraag te doen, om meer licht. Toen het
punt der rente-berekening in de sectiën werd behandeld, wer
den daaromtrent enkele opmerkingen gemaakt. Dit heeft
rapporteurs aanleiding gegeven eens een onderzoek in te stel
len. Ook spr. heeft zich met dat onderzoek onledig gehou
den, maar het heeft hem vrij wat moeite gekost om tot eenig
resultaat te komen. Nu zou hij gaarnehetzij van burge
meester en wethoudershetzij van de commissie eenig meer
der licht ontvangen. Hij gelooftdat de leden van den raad
wel regt hebbenom op een meer duidelijk overzigt van het
financieel beheer der fabriek aan te dringen.
Er is spr. bij het door hem ingesteld onderzoek gebleken
dat men om te komen tot het juiste cijfer van het kapitaal
waarvan de renten hier zijn aangebragthet kapitaalzoo
genaamd in rekening-courant door de gemeente aan de gas
fabriek verstrektniet alleen moet nemen de onafgeloste
restanten van geldleeningen ten behoeve der fabriek geslo
ten maar ook de overwinsten die door de fabriek aan de
gemeente zijn uitgekeerd zoodat van reeds afgeloste schuld
nog rente wordt betaald. Nu behoeft het wel geen betoog
dat dit op zich zelf een dwaze figuur maakt. En al wil
hij nu wel aannemendat dit weer met iets anders in ver
band staat, waardoor misschien eene volledige oplossing aan
dat verschijnsel te beurt valttoch gelooft hij dat de vraag
mag worden gesteldof het niet mogelijk is dat de finan-
tiële berekening der fabriek zóó wordè ingerigt dat
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881.
ieder lid van den raad zich gemakkelijk kan op de hoogte
stellen.
De Voorzitter verklaartdat hij niet in staat is meerder
licht te verstrekken. Hij zelf en ook andere leden van het
dagelijksch bestuur hebben zich wel de vraag gesteldof de
finantiële berekeningen der gasfabriek niet eenvoudiger en
duidelijker zouden kunnen worden gemaakt.
Gaarne zullen burgemeester en wethouders tot een meer
eenvoudig finantieel overzigt der fabriek meêwerken.
De heer Duparc zal de eerste zijn om te erkennen dat
de verhouding van de gasfabriek tot de gemeente zeer gecom
pliceerd is te noemen. Het heeft zelfs meermalen moeite ge
kost om nieuwe leden der gascommissie goed op de hoogte
daarvan te brengen.
Die commissie is echter gaarne bereidspr. gelooft
dit ook uit naam van zijne medeleden te mogen verklaren,
een zoo duidelijk mogelijk exposé van den finantiëlen toestand
der fabriek aan den raad over te leggenopdat de leden vol
komen bekend met dien toestand worden.
In afwachting hiervan zij 't hem veroorloofd reeds een en
kel woordzoo mogelijk ter voorloopige inlichtingin het
midden te brengen.
De gemeente heeft ten behoeve der gasfabriek geldleenin
gen gesloten. Daarop is jaarlijks betaald niet alleen rente
maar ook zeker bedrag voor aflossing. Dit alles is geschied
uit de ontvangsten der fabriek. Intusschen leverde de fabriek
overwinsten op die steeds zijn gevloeid in de gemeentekas.
Een gedeelte van die overwinsten besteedde de raad vóór en
na mede tot aflossing der schuld, voor de fabriek aangegaan. Toch
werd de fabriek er niet door ontlast, de aflossingen gingen
buiten haar om. Dieutengevolge is het bedrag van haar schuld
jegens de gemeente veel grooter, dan het bedrag, waarmede
de gemeente zelve voor de fabriek is belasten hieruit vloeit
voortdat de fabriek aan de gemeente jaarlijks ook veel meer
aan rente betaalt dan deze aan de geldschieters heeft uit te
keeren. Er is echter nog meer. Van tijd tot tijd was er
voor de uitbreiding der fabriek geld noodigdat door leening
werd verkregen. Die leening werd ten haren laste gebragt
maar meer dan eens werd de leening, althans ten deele, door de
gemeente niet aangegaandaar de benoodigde som voor een
gedeelte werd verkregen uit de over het vorig jaar in de ge
meentekas gevloeide overwinst der fabriek zelve. Toch kreeg
zij ze op hare rekening. Voor het oogenblik wil spr. het
hierbij laten. Hij vleit zich, dat het toegezegd exposé den
raad alles zoo duidelijk mogelijk zal maken.
Hierna worden de discussiën omtrent het reeds vastgesteld
volgno. 121 gesloten.
De posten vermeld onder volgnos. 122 tot en met 131
worden achtereenvolgend goedgekeurdmet dien ver
stande evenwel dat die vermeld onder no. 127, n.l. de ver
betering aan den makelaar en het muurwerk van de Oldehoof
ƒ3000 als gevoegd bij en begrepen onder het artikel onder
houd van torens enz., wordt geroijeerd.
Volgno. 132, art. 6 van afd. VII van hoofdstuk III „het
maken van een walmuur van de Willemskade tot de Schaver-
neksbrug en het maken van een communicatieweg aldaar
ƒ5000" geeft aanleiding tot besprekingzulks in verband
met de daaromtrent door rapporteurs gemaakte opmerking.
De heer vau Sloterdijck zegt dat de meerderheid van
rapporteurs, het maken van den communicatieweg onnoodig
acht en waar nu uit de memorie van beantwoording blijkt
dat daarvoor ƒ1500 wordt vereischt, wenscht hij in overwe
ging te geven om het bedrag van volgno. 132 met die som
te verlagen.
De heer van Harinxma thoc Slooten heeft hiertegen
bedenking, omdat, wordt ƒ1500 afgetrokken, men dan ter
plaatse zelf geen pad naar de opslagplaats zal hebben.
De heer Wiersma zal zich niet met de voorgestelde ver
mindering vereenigen, omdat de door burgemeester en wet
houders voorgestelde communicatieweg geheel in overeenstem
ming is met het vroeger genomen besluit om den toestand
ter plaatse zoo te metamorphoseren dat men eene kade en
rijweg krijgt van de Willemskade naar het Ruiterskwartier
en Schavernek. De communicatiewegdie door de meerder
heid van rapporteurs niet wordt gewenscht, is in het vroeger
vastgesteld grondplan begrepen. Daarenboven acht hij het
maken van dien weg op zich zelf ook gewenscht. Hij wil
hier in navolging van hetgeen elders geschiedt, met het ma
ken der kade en straat beginnen ten einde de lust
om daaraan te bouwen, eenigzins aan te moedigen. Door
een verbeterden toestand zal men dat bouwen bevorderen en
de eigenaars van den Dwinger als het ware nopen om mede
werking te verleenen tot verbetering van den toestand aldaar.
Te meer vond hij daartoe aanleidingwaar het hier slechts
eene uitgaaf van ƒ1100 a ƒ1200 bedraagt.
De heer Minnema Buma zegtdat indien men bij het
sectie-onderzoek de gegevens had gehad welke men thans be
zit, men vrij zeker niet tot het betrekkelijk voorstel zou zijn
gekomen. Men was toen niet op de hoogte van hetgeen de
bedoelde weg zou kosten, men wist niet of daarvoor misschien
ƒ3000 of eene lagere of hoogere som moest worden gesteld.
Bij die onzekerheid en ook omdat er reeds tusschen het Scha
vernek en de Willemskade eene verbinding bestaat, kon men
zich niet bij den post neerleggen.
Thans echter is de commissie bereid haar voorstel in te
trekken.
Hierna wordt volgno. 132 onveranderd vastgesteld, evenals
ook volgnos, 133, 134 en 135.
Volgno. 136 betreffende de kosten van inrigting van een
gebouw voor de uitvoering der verordening op de prostitutie
wordt geroijeerdomdat die kosten zullen worden gehoed uit
de dienst 1881.
Volgno. 137 wordt vastgesteld zooals het door burgemeester
en wethouders is voorgedragen.
Bij volgnos. 138 en 139, hoofdstuk IV, kosten der brandweer
geeft de Voorzitter te kennen, dat burgemeester en wethouders
geen aanleiding hebben gevonden de omtrent dezen post in
het verslag voorkomende opmerking te beantwoorden. Hij
gelooftdatwaar er op gewezen is dat de werkelijke uit
gaven steeds verre beneden de raming zijn gebleven, dit een
feit isdat niet is te betreurenmaar waarover men zich
veeleer mag verheugen. Blijft er van de toegestane som door
zuinig beheer of tengevolge der gunstige omstandigheden al
wat over, welnu, dan is dit een voordeel, dat wel te pas
komt.
Daarenboven acht spr. voor zich het zeer wenschelijkdat
het collegie brandmeesters steeds de noodige middelen ter
zijner beschikking heeft.