136 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 3 November 1881. Hoofdstuk IV wordt hierna onveranderd vaststeld. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt onder deel a.van art. 1van hoofdst. V volgno. 140 onder houd van huizen 2850"verminderd met 500 en onder deel b. onderhoud van de gebouwen in den stads- of prin sentuin" met 600 zulks naar aanleiding van het daartoe door rapporteurs gedaan voorstel. Naar aanleiding der opmerking omtrent het stichten in den Prinsentuin van een gebouw voor muziekuitvoeringen bij on gunstig weder, zegt de Voorzitter, dat hij voor zich bij de oede gelegenheiddie thans voor uitspanning bestaatgeen ringende noodzakelijkheid zietom ook dit denkbeeld nog te verwezenlijken. Hij is indertijd een groot voorstander geweest van de stich ting van een Harmonie-gebouw in den Prinsentuin, zij het dan ook niet tot die grootte als het tegenwoordig gebouw maar nu dat denkbeeld niet meer is te verwezenlijken en het Harmonie-gebouw op eene andere plaats is verrezen nu ziet hij er bepaald bezwaar in, om nog eene belangrijke uitgaaf te doen voor het stichten van een kostbaar gebouw in den Prinsentuin. De heer Duparc meentdatindien bij burgemeester en wethouders tegen de stichting van een gebouw in den Prin sentuin bezwaren bestaanzij zich dan toch deswege belmo ren te verklaren. De heer van. Sloterdijck zegtdat wanneer de Raad wordt geroepenom bij de behandeling der gemeentebegroo- ting te beslissen of er in den Prinsentuin al of niet een gebouw zal behooren te worden gestichthij bij gebreke van nadere inlichtingen in eene moeijelijke positie wordt gebragt. Hij beschouwt echter de door burgemeester en wethouders ten dezen gedane vraag niet als eene vraag. Het hier be doelde punt staat nog altijd op de lijst van de bij den Raad aanhangige puntende behandeling er van is op verzoek van burgemeester en wethouders uitgesteldom hun collegie in staat te stellen eenige wijzigingen in zijne voordragt aan te brengenen hoe zal de raad nu eene beslissing nemennu hij de zienswijze van burgemeester en wethouders nog niet kent en de stukken door dat collegie zijn teruggenomen Naar het spr. voorkomt, bestaat er na de gehouden wis seling van gedachten voor burgemeester en wethouders ge noegzame aanleiding tot het indienen van hunne gewijzigde voorstellen. Nadat de heer Duparc had verklaard zich geheel bij den heer van Sloterdijck te kunnen aansluiten en de Voorzitter voorstellen had toegezegd tot beëindiging dezer zaak, worden de verschillende posten van hoofdstuk V, volgnos. 141145, achtereenvolgend onveranderd goedgekeurd. Eveneens worden goedgekeurd de verschillende posten van afd. I en II van hoofdstuk VI, volgnos. 146 tot en met 152. Bij afd. IIIkosten der zorg voor de openbare veiligheid rigt de heer van Dijsinga eene vraag aan burgemeester en wethouders en wel deze of het niet goed zou zijn, om tot be teugeling der verregaande baldadigheid, waaraan zich de straat jeugd bij toeneming schuldig maaktpolitiedienaren in burgerkleeding dienst te laten doen. Spr. meent dat deze maatregel in der tijd met succes is toegepastvooral in op- zigt tot het spelen met geld. De Voorzitter deelt mededat de bedoelde maatregel reeds met succes wordt toegepast. Nog zeer onlangs zijn daardoor een 7-tal knapen die er hun werk van maakten om goederen uit banketwinkels te ontvreemdenin handen der politie geraakt. Overigens moet spr. tot zijn leedwezen verklarendat de overtredingen hier zoo talrijk zijn en de geest tot medewerking zoo gering isdat het niet doenlijk isom alle baldadigheden tegen te gaan. Dit neemt echter niet wegdat hij gaarne met den heer commissaris van po litie zal medewerkenom zooveel mogelijk het kwaad te keeren. Hierna worden de verschillende artikels van afd. IIIeven als die van afd. IVvolgnos. 153 tot en met 164a onveran derd vastgesteld. Van de posten vermeld onder afd. I van hoofdstuk VIIvolgnos. 165 tot en met 173 wordt op voor stel der commissie van rapporteursdie betreffende de kosten van het stads ziekenhuis verminderd met 293.20. De overigen worden allen onveranderd vastgesteld. Artt. 1 en 2 van afd. II van hoofdstuk VII, volgnos. 174 en 175 worden gewijzigd overeenkomstig de voorstellen van rappor teurs, terwijl art. 2 volgno. 175 nog wordt verminderd met ƒ200, met het oog op 's raadsbesluit om met den cursus 1882/83 dehygiène niet meer te doen onderwijzen aan de middelbare school voor meisjes. Volgnos. 176 tot en met 190 worden allen vastgesteld zooals ze door burgemeester en wethouders zijn voorgedragen, met uitzondering van volgno. 181, kosten van het herhalings- onderwijs, waarvoor wordt uitgetrokken een bedrag ad 1100. Bij volgno. 191, art. 18 van afd. II van hoofdstuk VII, kosten van belooningen en eereblijken, komt in behandeling het voorstel van rapporteurs om in deze afdeeling nog op te nemen een nieuw artikel 18a luidende.Uitgaven tot be vordering van getrouw schoolbezoek ƒ300. De heer Duparc gelooft, dat wel niemand zal kunnen tegenspreken het beweren van burgemeester en wethouders, dat het gemeentebestuur op onbekrompene wijze de gelegen heid tot het verkrijgen van onderwijs voor alle standen be- schikbaar stelt. Toch meent hij, dat burgemeester en wet houders de zaak minder juist inzien als zij de bevordering van het schoolbezoek en het bestrijden van het schoolverzuim eheel aan particuliere krachten meenen te moeten overlaten, pr. moet wijzen op art. 82 der onderwijswet, waarin o. a. duidelijk is bepaald, dat het gemeentebestuur door het uitlo ven van belooningen en eereblijken het getrouw schoolbezoek kan aanmoedigen. In beginsel ligt die aanmoediging dus naar spr.'s meening, op den weg van het gemeentebestuur. Al is het nu volkomen waar, dat voldoende gelegenheid tot het verkrijgen van onderwijs bestaat, men moet letten op den feitelijken toestanden deze is, dat er nog altijd op de scho len voor kosteloos onderwijs en óp die der 2e klasse b een belangrijk schoolverzuim bestaat. Wel werden vroeger door de afdeeling Leeuwarden van het Ned. schoolverbond en wor den thans door de alhier gevestigde afdeeling van de vereeni- ging .Volksonderwijs" pogingen gedaan om het schoolver zuim te bestrijdenèn door morele middelen èn soms door het organiseren van feesten voor die kinderen, die zich ge durende zekeren tijd niet aan willekeurig schoolverzuim hebben schuldig gemaakt, doch dit sluit geenszins medewerking van de zijde der gemeente uit. Spr. doet een beroep, zoowel op den Voorzitter zei venals op het geacht lid van het dage- lijksch bestuur, den heer Wiersma, die beiden eens met spr. een schoolfeest hielpen organiserenom hun te vragenof Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881. 137 zij niet den besten indruk daarvan hebben meegenomen En de i hoofden der scholen zouden het kunnen getuigen hoe de bewuste feesten niet alleen de trouwe schoolbezoekers aan spoorden tot volharding in hun ijvermaar ook een prikkel waren voor de buitengesloten leerlingenom het goede voor beeld der anderen te volgen. Door de welwillendheid van het hoofd van een der scholen is spr. in de gelegenheid ge steld den Raad voor te leggen een boekjegeheel er op ingerigt, om, ter uitvoering van de aangehaalde wetsbepaling, de noodige aanteekeningen te maken. Burgemeester en wethouders zeggen wel in hunne memorie van beantwoording, dat voor het beoogde doel dan ƒ300 toch niet genoeg ismaar spr. gelooft, dat die som reeds eene belangrijke bijdrage zal zijndaar ook de welwillendheid der particulieren zich ook verder wel niet zal verloochenen. Men bedenke bovendiendat steeds alleen de leerlingen die het meest getrouw de school bezoeken, en zij die haar geheel door- loopenvoor belooning in aanmerking worden gebragt. In derdaad wie maar éénmaal, gelijk met spr. meermalen het geval is geweest, er getuige van was, hoe inzonderheid zoo'n schoolfeest de kinderen en dikwijls ook hunne oudersgelukkig maakte, hij zou geen o ogenblik aarzelen het luttele bedragdat thans wordt gevraagd, uit te trekken, een bedrag waarvoor het rijk bovendien ingevolge art. 45 der onderwijswet30 pet. aan de gemeente teruggeeft. De Voorzitter zegt, dat het hier natuurlijk niet het be drag maar het beginsel betreft. Hoe aanneöielijk de heer Duparc de zaak ook heeft voorgedragenhij zal er zich toch niet mede vereenigen. Ilij gelooft werkelijk, dat het voor eene gemeente als deze al zeer weinig geeftdat men het school bezoek door middel van lelooningen en eereblijken van ge meentewege tracht te bevorderen. Daarenboven ligt dat ook niet op den weg van het gemeentebestuur en is het daartoe althans niet verpligt. De bepaling van art. 82 is facultatief. De raad kan verbodsbepalingen vaststellen omtrent het arbei den van kinderen beneden de 12 jaren en kanindien hij dit noodig oordeeltook door het uitloven van openbare be looningen en eereblijkenhet schoolbezoek aanmoedigen. Geenszins kan hieruit worden afgeleiddat het de bedoeling der regering isdat het gemeentebestuur zich hiermede moet inlaten. Zijn openbare belooningen of kinderfeesten al wen- schelijk te achtendan wenscht spr. die over te laten aan particuliere bemoeijingen en hij meent, dat dan ook nooit te vergeefs een beroep op de hulp der ingezetenen is of zal worden gedaan. Spr. voor zich heeft echter omtrent kinder feesten enz. in dezen gcene groote verwachting. De ervaring toch heeft geleerd, dat, ja wel kort vóór het feest het school bezoek iets beter isdoch dat ditals het feest over is ook al weer spoeding verflaauwt. Betere verwachting heeft hij dan nog van den door leden van de afdeeling Volksonderwijs toegepasten maatregelnl. het huisbezoek. Hij zal zich op de aangevoerde motieven niet met het voorstel van rapporteurs vereenigen. Wil het gemeentebestuur nog meer voor het onderwijs be steden gaarne zal hij daartoe medewerken bv. door het be drag voor de schoolbibliotheken toegestaan te verhoogen maar voor geldelijke bijdragen ter bevordering van getrouw schoolbezoek, wenscht hij geen uitgaaf van gemeentewege te doen. Hierna wordt het voorstel van rapporteurs om voor uit gaven tot bevordering van getrouw schoolbezoek ƒ300 uit te trekken in stemming gebragt. Het resultaat der stemming isdat 9 leden zich voor en 9 leden zich tegen verklaren. Tegen stemden de heeren Oosterhoff, Plantenga Dirks, Kuipers Hommes Brunger Rengers, Bruinsma en Wiersma. Wegens het vergevorderd uur wordt de verdere behandeling der begrooting uitgesteld tot eene heden avond te houden vergadering en de morgenzitting gesloten. Vergadering van Donderdag 3 November 1881 's avonds. Tegenwoordig 19 leden. Afwezig met kennisgeving de heeren G. T. N. Suringar en mr. C. W. A. Buma. Voorzitter de burgemeester. I. De resumtie der notulen van de heden morgen gehou den vergadering wordt tot nader aangehouden. II. Wordt overgegaan tot voortzetting der behandeling van de ontwerp-gemeentebegrootingdienst 1882(zie bijlagen nos. 5 6 9 en 10 van het verslag van 's ltaads handelingen). Met goedvinden der vergadering wordt de behandeling van de nog niet vastgestelde artikels 1821 van afd. IIvan hoofdst. VII, der uitgaven, volgnos. 191, 192, 193, 194 en het voorstel van rapporteurs om onder die artikels nog op te nemen eene som van 300ter bevordering van getrouw schoolbezoekover welk voorstel de stemmen staaktentij delijk aangehouden en aangevangen met de posten van afd. III. .Militie". Al deze postenbenevens die van afdeelingen IVV en VI, volgno. 195 tot en met 207 worden onveranderd vast gesteld. Bij afd. VII.andere uitgaven niet tot de vorige afdee lingen behoorende", zegt de heer Duparc, dat zijns inziens onder deze afd. een post zal moeten worden aangebragt, in verband met de met 1 November jl. in werking getreden drankwet. In art. 13 van het onlangs door den Raad vastgestelde heffingsbesluit is bepaald, dat het bedrag der belooning voor de schatters en herschatters door den Raad wordt vastgesteld, dat de belooning der schatters ten laste der gemeentekas komt en die der herschatters voor de eene helft ten laste der ge meentekas en voor de andere helft ten laste van hem, die de herschatting heeft gevraagd. In verband hiermede zal bepaald een uitgaafpost op de be grooting moeten worden geplaatst. Gedeputeerde staten van eene der provinciën hebben zelfs bij de mededeeling van de ter zake de drankwet bij hen ontvangen ministeriële missive de aandacht der gemeentebesturen hierop gevestigd. De Voorzitter verklaartdat dit punt ook reeds door burgemeester en wethouders is overwogen doch dat zij zijn gestuit op de moeijelijkheid, om eene bepaalde som voor den bedoelden post uit te trekken. Wil men echter een memo* riepostdan zal het collegie zich daarmede kunnen vereenigen. Nadat omtrent de juiste plaats den aard en het onnoodige van den bedoelden postdit laatste met het oog op volgn. 164a der begrooting, luidende: .kosten vallende op de hef fing en invordering van het vergunningsregt voor den klein handel in sterken drank", nog eenige bespreking had plaats ge had tusschen de heeren Duparcvan Sloterdijckvan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 7