138 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 3 November 1881. Harinxma thoe Slooten en den Voorzitter, dient eerst genoemde een amendement in, strekkende om onder de in behandeling zijnde afdeeling te vermelden navolgenden post „Belooning der schatters en herschatters van de huurwaarde bedoeld in art. 6 der wet van 28 Junij 1881, (Staatsblad no. 97). Memorie. Dit amendement blijft echterals niet ondersteundbuiten behandeling. Afd. VII van hoofdstuk VII wordt hierna onveranderd vast gesteld evenals ook alle posten van hoofdstukken VIIIIX X, volgnos. 208 tot en met 218. Hoofdstuk XI wordt aangehouden tot na de behandeling der ontvangsten. Alsnu wordt nader in stemming gebragt het voorstel van rapporteursom onder afd. II van hoofdstuk VII der uitga ven alsnog aan te brengen als art. 18a navolgenden post „Uitgaven tot bevordering van getrouw schoolbezoek 300". Met 10 tegen 9 stemmen wordt dit voorstel alsnu aan genomen. Tegen stemden de heeren Kuipers Brunger Hommes OosterhoffPlantenga Bruinsma RengersDirks en Wiersma. Hierna worden de nog onbehandelde artikels van afd. II van hoofdstuk VII onveranderd goedgekeurd en het totaal der afdeeling vastgesteldmet inachtneming van bovenvermeld nieuw artikel. Overgaande tot de behandeling der inkomstenworden de posten van hoofdstuk I en van afd. III en III van hoofd stuk IIvolgn. 14 onveranderd goedgekeurd. Op voorstel des Voorzitters wordt volgn. 5afd. IV van hoofdstuk IIbetreffende den hoofdelijken omslagals sluit post aangehouden tot na afdoening der andere posten. Afdeelingen VVI en VIIvolgnos. 6 en 7 worden vast gesteld zooals ze zijn voorgedragen. Bij afd. VIII, volgn. 7a, „opbrengst van het vergunnings- regt voor het verkoopen van sterken drank. Memorie" zegt de heer Troolstradat hier eigenlijk nog behoort een post voor het van belanghebbenden te ontvangen aandeel in de kosten van herschatting der huurwaarde van de localen waarin sterke drank in het klein wordt verkocht. De boven vermelde post betreft toch maar alleen het vergunningsregt. De heer Duparc is het met den heer Troelstra geheel eens. Heeft de vergadering zoo evendoor niet ondersteu ning van spr's. amendementuitgemaaktdat een afzonder lijke post voor de belooning der schatters en herschatters, met het oog op volgn. I(j4a der begrooting, minder noodig is, hier is het een geheel ander geval. Voor de terug te ont vangen helft der kosten van herschatting moet toch een post aangewezen zijn waarop de ontvangst zal kunnen worden geboekt. Die post zal hier zijne plaats moeten vinden of wel onder hoofdstuk IV „Ontvangsten van verschillenden aard en toevallige baten." De heer van Sloterdijck zou naar aauleiding van de plaats gehad hebbende gedachtenwisseling wel eens willen weten of het is uitgemaaktdat de gemeente de kosten der herschatting moet voorschieten. De verordening bepaalt bloot, dat de belooning der herschatters voor de eene helft komt ten laste der gemeente en voor de andere helft ten laste van hem, die de herschatting heeft gevraagd. Volgens deze bepaling zou het ook zeer goed kunnen wezendat hij die de her- schatting vraagt het geheel zou moeten voorschieten. De Voorzitter meent, dat volgens de verordening de kosten van herschatting door de gemeente worden voorgescho ten en dat de vergunning niet wordt uitgereikt, dan nadat de belanghebbende allesdus ook de helft der kosten van herschatting heeft betaald. De heer Duparc herinnert aan op de slotalinea van art. 13 van het heffingsbesluitbepalende dat de wegens de her schatting verschuldigde regten door den aanvrager terstond bij de indiening van het verzoek om herschatting moeten wor den voldaan. De heer Bruinsma merkt op dat de gemeente in dezen geheel zal handelen als het rijk ten opzigte der personele be lasting. Verlangt men daarbij schattingwelnu, het geschiedt de schatters worden door het rijk betaald en hij die de schat ting heeft gevraagdvindt de kosten der schatting op zijn aanslagbillet vermeld. De Voorzitter gelooftdat men wel in het oog moet houdendat men hier staat voor eene geheel nieuwe zaak. Hij is van meening, dat men misschien nog wel meer soort gelijke posten op de begrooting zou kunnen brengen doch dat er zeker niets onwettigs in is gelegendat die ontvang sten worden verantwoord op den post „ontvangsten van ver schillenden aardniet tot de vorenstaande behoorende." De heer Duparc zou toch den door den heer Troelstra bedoel den post, in plaats van onder volgno. 7a, liever willen aan brengen onde'r hoofdstuk IV en wel, vóór volgno. 49: „Alle andere ontvangsten, niet tot de vorenstaande behoorende". Wat betreft den wensch van den Voorzitter om geen afzon derlijken post uit te tiekken, maar een en ander te begrijpen onder het zooeven genoemd volgno. 49zoo gelooft spr., dat dit niet kan opgaan. Waar men staat voor eene wet en eene verordeningdie niet alleen herschatting kunnen, maar voor zeker ook zullen medebrengenen bepaald isdat de helft der kosten van herschatting door de belanghebbenden zullen moeten worden gerestitueerd, dient men ook een post te heb ben, waaronder de ontvanger die restitutie zal kunnen bren gen. Hij ondersteunt dus gaarne het denkbeeld van den heer Troelstra. Den heer Troelstra komt het bij nader inzien ook beter voor dat de door hem bedoelde post wordt gebragt onder hoofdstuk IVter plaatse als door den heer Duparc is bedoeld maar dan zal men daar tevens nog een post moeten opnemen voor teruggaaf van de kosten der zegelsdie ter zake der drankwet benoodigd zullen zijn. Hierna wordt afd. VIII van hoofstuk II onveranderd vast gesteld. Behoudens eenige wijziging van den post volgno. 10. „op brengst van schoolgelden", zulks in verband met de daarom trent in het verslag van rapporteurs voorkomende opmerking, worden alle posten van afd. IX, volgno. 8 tot en met 18 onveranderd vastgesteld; volgno. 19: „huur of pacht van land of landgoederen wordt eenigzins gewijzigd in verband met de onlangs gehouden verhuring van de zathe c. a. „de Magere Weide" en van 2 perceelen gardeniersland op Oldegalileën. Bij volgno. 20 huur van huizen vraagt de heer d6 la Faille of de huur van het huis in de Doelestraat ad 150 niet wat laag is in verhouding tot die van de andere gemeente eigendommen, b. v. van het huis in de Kruisstraat. Gaarne zou hij vernemen of hiervoor misschien een bijzondere reden bestaat. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1881. 139 De Voorzitter wil toegeven, dat bij publieke verhuring van bedoeld huis misschien een eenigzins hooger bedrag zou worden bedongen, maar men moet niet vergeten, dat dat per ceel kan worden beschouwd als te zijn bestemd voor den ln onderwijzer aan de gemeentelijke gymnastiekschool. De huur prijs staat althans eenigzins in verband met de traetements- regeling van dien ambtenaar. De heer de la Faille zou niet gaarne den bedoelden on derwijzer benadeelenmaar hem zou het dan toch meer re gelmatig voorkomenindien men de huur zijner woning bragt in verhouding tot die van andere gemeente-eigendom men en daarmede gepaard liet gaan eene evenredige verhoo ging van tractement. Nadat de Voorzitter nog had opgemerkt, dat waar om trent bedoelden post tot dusver nooit aanmerkingen werden vernomen burgemeester en wethouders geen aanleiding tot verandering hebben gevondenbetuigt de heer de la Faillo voor de bekomen inlichtingen zijn dank. Volgn. 20 wordt hierop onveranderd vastgesteld. Volgn. 21. Huur van den Stads- of Prinsentuin, leidt in verband met hetgeen daaromtrent is opgemerkt in het ver slag van rapporteurs tot eenige discussie. De heer Bruinsma moet op een punt van rapporteurs even terug komen en wel op datbetreffende de laatste mu ziekuitvoeringen en speciaal de matinee op den guren 2den October. Hij moet opmerken, dat het onmogelijk is voor uit te zeggenwelk weder het zal worden. Met den besten wil kan men niet altijd voorkomen dat concerten bij slecht weder plaats hebben. Wie kan er voor, wanneer men des zomers wordt overvallen door een donderbuizooveel moge lijk wordt de barometer geraadpleegd. Eu wat nu de be doelde matinee betreft, spr. wil bekennen, dat deze het niet gelukkig getroffen heeftmaar ook hiervan mag de schuld niet aan de commissie geweten worden. Hij wijst er o. a. ophoe de treindie des voormiddags van Harlingen moest komen bij de Sneekervaart is gederailleerd. Eenige perso nen van het muziekcorps werden alzoo verhinderd van daar te komen. De muziekuitvoering werd derhalve niet des mor gens maar des namiddags gehouden. Voorts moet hij in het algemeen nog opmerken dat het ook niet opgaat de muziek corpsen op het laatste oogenblik af te zeggen. De heer Duparc wil gaarne de eerste zijn om te erken nen hetgeen burgemeester en wethouders in hunne memorie van beantwoording zeggendat er in den laatsten tijd veel is gedaan tot verfraaijing van den Prinsentuinen dat die tuin door vreemdelingen als een der fraaiste publieke tuinen in ons land wordt geroemddoch moeijelijk is het toch te gen te sprekendat wat er ook wordt gedaan, om het kunst genot van de tuinbezoekers te veihoogendit weinig effect heeft. Burgemeester en wethouders hebben dit zelf ook zóó zeer ingeziendat ze ten vorigen jare op de programma's der muziekuitvoeringen in den tuin eene ernstige uitnoodiging en waarschuwing aan de ouders hebben doen plaatsenom gedurende de muziekuitvoeringen een voldoend toezigt op hunne kinderen te doen houden. Doch is de toestand er door verbeterd? Verre van dat, veel eer is hij sedert ver ergerd. Des Zondags namiddags is het in den tuin dik wijls wat men noemt een helsch spektakel. De tuin wordt dan letterlijk als kinderspeelplaats gebruikt. En zijn slechts enkele muziekuitvoeringen door regen in het water geval len, met veel meer is dit het geval geweest door het kin- dergeweld. Dat ook de ambitie der muziekkorpsen, om iets goeds te leverenhierdoor wordt uitgedoofdkan moeijelijk bevreemding wekken. Spr. gelooftdatafgescheiden van het beheer van den tuin in het algemeen, burgemeester en wet houders op dit punt op betere middelen behooren bedacht te zijn, op middelen, waardoor aan zekeren klasse van inge zetenen die Zondags namiddags in den tuin eene aangename verpozing zoeken, de gelegenheid daartoe niet worde be nomen. De heer de la Faille zegt, dat de klagten over het kin- derrumoer vooral bij de muziekuitvteringendie des Zondags in den tuin worden gegeven veeljarig zijn. Telkens worden ze weer op nieuw te berde gebragt. Nu heeft de geachte vorige spr. aangedrongen op het nemen van strenge maat regelen opdat de muziek beter tot haar regt zal komen. Ook hij acht eenige meerdere stilte wel gewenscht. Toch moet men ook deze zaak niet te veel van een kant beschouwen. Kan men aan de muziek, die des Zondags namiddags wordt gegeven niet al te hooge eischen stellen, men kan ook niet verwachten, dat daarbij de grootst mogelijke stilte worde in acht genomen. Men moet de Zondag namiddag uitvoerin gen onderscheidenvan diewelke wel in de week door het Groninger muziekkorps worden gegeven. De laatsten hebben een heel ander karakter dan de eersten. Daarbij treedt meer het muzikaal genot op den voorgrond. Men vergete niet, dat de tuin voor vele ouders eene wel kome gelegenheid is, om hunne kinderen des Zondags eenige ontspanning te bezorgen, dat daarin juist voor hen eene voor name reden ligt om zich te abonneren. Met dat doel voor oogenmeent spr. ofschoon ook tegen te luidruchtig alarm, het kindergenot tegen al te strenge maatregelen in bescherming te moeten nemen. De heer van Harinxma thoe Slooten zegt, dat zoo hij niet wist, dat het hier gesprokene wordt gedrukt, hij niet het woord zou hebben gevraagd. Er iszegt spr.meermalen een beroep gedaan op het pu bliek maar zoo ergensdan is hier zoodanig beroep op zijne plaats. Met geweld zou men misschien het rumoer in den tuin kunnen onderdrukken maar dat is hier minder gewenscht, omdat daardoorzooals de geachte vorige spreker reeds heeft opgemerktvoor een deel liet doel van den tuin zou worden verijdeld. Neenspr. is in dezen tegen geweld zoolang nog andere middelen beproefd kunnen wordenmaar zou gaarne ziendat door het publiek zooveel mogelijk werd medege werkt tot eenigen meerderen regelmaatdie niet de genoe gens der kinderen behoeft te schaden. Hij gelooft dat strenge maatregelen dit gevolg zouden hebbendat de tuin voor een groot deel der ingezetenen onbruikbaar zou worden. Daarbij is hij overtuigddatwil het publiek medewerkenveel zal kunnen worden voorkomen. De heer Bruinsma meent dat de hoofdoorzaak van het rumoer juist bij de zondag namiddag-uitvoeringen hierin zit dat de ouders hun kinderen van die uitvoeringen bijna voor niet kunnen laten profiteren. Bij concerten door het Bek- ker's orchest of door de Haagsche kapeldie eenige uitgaaf vorderen en waar entree gevorderd wordtmerkt men dat rumoer over het algemeen minder. Spr. zegt over het alge meen, omdat er ook al eens bij Bekkers-concert over geklaagd is,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 8