12 Verslag der handelingen van den gemeenten
paaltdat geen belasting behoeft te worden betaalddaar
kan ook van geen kwitantie sprake zijn. Eisckte men be
paalde overlegging daarvandan zou afschrijving voor per
sonen als hier bedoeldtot de onmogelijkheden behooren.
Spr. blijft alzoo het voorstel van burgemeester en wethou
ders aanbevelen.
De heer Beucker Andreao wenscht kortelijk den geachten
vorigen spr. te beantwoorden. Deze bepaalt zich vooral tot
het beweren dat personen, die geen 3 maanden in de gemeente
verblijventot geen betaling van belasting verpligt zijn. Spr.
gelooft dat men deze zaak van eenigzins andere zijde moet
beschouwen. Het kohier is eenmaal opgemaakt en executoir
verklaard en daarop komt voor de reclamant, die werd geacht
op 1 January 1881 in de gemeente te verblijven. Nu kan
ieder belastingschuldigedie met reclamant geen 3 maanden
in de gemeente verbleef, afschrijving erlangenmaar hij moet
beginnen met zijn aanslagalthans een gedeelte daarvan naar
gelang de termijnen zijn verloopente betalen. Ieder die op
het kohier is geplaatst is verpligt tot betaling. Blijft hij
nalatig, dan dient hij vervolgd te worden. In verband hier
mede bevreemdt het spr. dat adressant al niet eerder heeft
betaald of daartoe is aangemaand doch hoe dit ook zij be
talen is vereischte kan dan later bewijs worden geleverd
dat men geen 3 maanden in de gemeente heeft verbleven
welnudan kan op grond van art. 245 der gemeentewet af
schrijving worden verleend.
De heer Dirks zou, in verband met hetgeen laatstelijk door
den geachten vorigen spr. is in het midden gebragt
gaarne eens vernemenwanneer bij het dagelijksch bestuur
inkomt de staat van nalatigen in de betaling der belasting.
Hij weet weldat er altijd nog al nabetalers zijnmaar hij
gelooftdat men hier staat voor een gevaldat nog in het
geheel niets is betaald.
De heer Wiersma kan geen bepaald antwoord aan den
heer Dirks geven. Hij kan echter wel verzekerendat de
termijnen voor de betaling der plaatselijke belastingen in den
regel nog al eens cum granosalis moeten worden opgevat en
datindien ze door den ontvanger eens wat strenger worden
inachtgenomendit meestal tot onaangename opmerkingen
van den kant der belastingschuldigen leidt. Intusschen zal
zooveel mogelijk op de termijnen worden geletechter zonder
dat men zich met de mogelijkheid van strikte toepassing der
voorschriften mag vleijen.
Hierna worden de discussiën gesloten en met goedvinden
der vergadering het voorstel van den heer Duparc in stem
ming gebragt.
Het le lidstrekkende om aan den adressant te kennen te
geven„dat de raad niet bevoegd ishem de gevraagde ont
heffing te verleenen", wordt aangenomen met 17 tegen 3
stemmendie van de heeren Bruinsmavan Harinxma thoe
Slooten en Wiersma.
Het 2e lidstrekkende om aan den adressant verder te
kennen te geven: „dat, indien hij vermeent regt te hebben
„op afschrijving van de door hem verschuldigde belasting
„hij zich daartoe, ingevolge art. 7 der verordening op de in
vordering dier belasting en met inachtneming van het daarbij
„voorgeschrevene, tot burgemeester en wethouders zal hebben
te wenden", wordt aangenomen met 10 tegen 4 stemmen,
die van de heeren BrungerMinnema Bumavan Goens en
Troelstra.
id te Leeuwarden, van den 9 February 1882.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aanstelling
een opzigter der beplantingen.
De conclusie van dit voorstel luidtte besluiten
I. Tot aanstelling van een opzigter der beplantingen
eene jaarwedde van 600in het bijzonder belast met
snoeijen van boomen en heesters binnen deze gemeente.
II. Te bepalen dat de benoeming van den beambte su
zal geschieden door burgemeester en wethouders.
Op voorstel des Voorzitters wordt tot dadelijke beliat
ling van dit niet in eene vorige vergadering aangeboden v
stel overgegaan.
De heer Plantenga zou gaarne eene kleine inlicht
ontvangen en wel omtrent den rang van den te benoer
beambte. Volgens het voorstel zal het een opzigter zijn i
eene jaarwedde van ƒ600, doch dit kan hij niet regt rijn
met het feitdat men reeds een hovenier heeftdie ee
jaarwedde van ƒ450 geniet. Volgens de benaming zal
nieuwe beambte z. i. onder den hovenier staandoch
volgens de bezoldiging.
In verband hiermede zou hij gaarne vernemen, welke wen
zaamheden de hovenier vervolgens dan zal hebben. Bij
behandeling van de gemeente-begrooting in de sectiënt'
de verhoogde uitgaven voor de plantsoenen behandeld werd
was er nog in het geheel geen sprake van een te benoea
opzigter. Volgens den Voorzitter zijner sectie werden
meerdere onkosten gemotiveerd door het grooter aantal wer
volk dat men noodig hadtengevolge de uitbreiding van
plantsoen.
De Voorzitter zegt, dat het, zooals ook blijkt u)td>
overgelegde missive van den directeur der gemeentewerto
in de bedoeling ligt den hovenier met een werkman m'
speciaal te belasten met de werkzaamheden in den prinsen
en om het overige plantsoen te verdeel en in 4 sectiënot
ieder waarvan één tuinman het opzigt en de zorg voor 1
onderhoud zal hebben. En, terwijl de directeur der gemee
tewerken de chef van allen zal zijn, zal de opzigter bij c
voorstel bedoeld, voornamelijk belast zijn met het aanlegg
van plantsoenhet snoeijen van boomen en heestergewas
verder met de surveillance over de tuinlieden.
Nadat de heer Plantenga voor de bekomen inlichting
dank had betuigden er verder nog eenige bespreking hl
plaats gehad tusschen dezen en den Voorzitter, worden
beide onderdeden der conclusie en daarna het voorstel in z:
geheel aangenomen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot stichting r
een schoolgebouw ter vervanging van gemeenteschool no. 8
inrigting van eene woning voor het hoofd dier school.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te besluite
I. Tot stichting van een schoolgebouw op het daarvo
aangewezen terrein in den Arendstuin, volgens de teekeninge
en het bestek ingezonden door den directeur der gemeen!
werken, bij missive van den 3 Januarij 1882, no. 2/1, goet
gekeurd door den districts-schoolopzienerbij missive vs
den 13 Januarij d. a. v.no. 22 en dat schoolgebouw
bestemmen voor gemeenteschool no. 8.
II. Het benedengedeelte der woning van den voormalige
directeur der gemeentewerken in te rigten tot woning voc
het hoofd der gemeenteschool no. 8 en het bovengedeelte (li
woningom te worden verhuurd.
III. Burgemeester en wethouders te magtigen ter zijn*
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 February 1882.
13
tijd de noodige finantiële voorstellen te doen tot bestrijding
der kosten van de sub I en II bedoelde werken.
De heer Dirks zegt, dat deze zaak in de vorige zitting
op voorstel van den heer Troelstra is aangehouden ten einde
gelegenheid te hebben haar alsnog ter sprake te brengen bij
de commissie voor de bouwzaken. Burgemeester en wethou
ders zijn zoo goed geweest van die gelegenheid gebruik te
maken. Als lid der bedoelde commissie kan spr. nu mede-
deelendat er door de leden eene conferentie is gehouden en
wel met den directeur der gemeentewerken. Uitvoerig is de
zaak besproken en het resultaat daarvan is vervat in het bij
de stukken gevoegd rapport. Niets heeft hij daaraan toe te
voegen. Alleen wil hij een paar punten releverenwelker
beantwoording hem minder juist voorkomt.
Die punten betreffen de steen.
De commissie heeft de vraag gedaan of het niet wensche-
lijk is ter bevordering der belangen van de industriëlen in
deze gemeente of provincieom voor de stichting van ge
meente-gebouwen zooveel mogelijk gebruik te maken van
/•Friesche steen in plaats van machinale gladde waalsteen
welke laatste naar hij meent ook, doch zonder dat de
bouwcommissie daaaraan schuld heeftis gebruikt voor het
gymnasium. Voor zoover hij deskundige is en bij eigen on
dervinding heeft, prefereert hij de Friesche steen. De ma
chinale waalsteen toch is gladhoudt daardoor minder kalk
maar geeft daardoor ook een minder sterk verband. De
directeur der gemeentewerken heeft deze opmerking toege
stemd en de toezegging gegeven daaraan tegemoet te zullen
komen door te bezigen waalsteen in zandvorm. De steen is
dan meer ruig en zal sterker verband geven. Niet alleen
ter bevordering van de belangen van sommige industriëlen
der gemeente of der provincie is dus Friesche steen te prefe
reren boven machinale gladde waaksteenmaar ook voor de
soliditeit van de te stichten gebouwen.
Verder kan spr.die de verhouding aangeeft waarin de
bedoelde steensoortenzoo in opzigt tot de grootte als tot
den prijs er vantot elkander staanniet regt begrijpen de
zinsnede in het voorstel van burgemeester en wethouders
welke luidt„Indien de fabriekanten van Friesche steen niet
zoo vasthoudend waren aan den eens aangenomen vorm en
in dezen zich voegden naar de eischen van den tegenwoordi-
gen tijddan zouden er onzes inziens geene termen bestaan
Waalsteen boven de Friesche te stellen".
Spr. heeft voor zich een prijscourant van een ingezeten de
zer gemeente en daarop telt hij 18 verschillende steensoorten
van Waalvorm. Dit is toch wel niet te rijmen met de bo
venbedoelde vasthoudendheid. Daarenboven zijn er in deze
provincie nog 3 fabrieken, waar Friesche steen met Waal-
vorm wordt gemaakt. Dat is echter geen machinaleneen
die wordt op de gewone wijze gefabriceerdmaar daartegen
over staat dan ookdat zij niet zoo glad is. Steen van Waal-
vorm kan men dus in deze provincie wel krijgen en nu zou
hij gaarne ziendat men zoo veel mogelijk ook voor de Frie
sche steenfabriekanten de gelegenheid tot concurrentie open
stelde. Waar het mogelijk iswenscht hij toch zooveel mo
gelijk de belangen der stad- of gewestgenooten te behartigen.
In verband hiermede moet hij dan ook tot lof van den direc
teur der gemeentewerken opmerkendat voor de school op
het Vliet alleen Friesche steen is voorgeschreven. Ook weet
hij weldat die ambtenaar nu tot Waalsteen is gekomen
omdat hij die steen uit een pathetisch oogpunt prefereert voor
een groot gebouwdatzooals het hierbedoelde aan den
openbaren weg komt te staanmaar hij kan niet inzien dat
het motief van den welstand in dezen meer weegt dan de
belangen van stad- of gewestgenootenals de kosten van een
gebouw dezelfde zijnhetzij men Waal- of Friesche steen ge
bruikt en dit is hier het geval. Overigens moet hij verkla
ren dat de commissie zich geheel neerlegt bij de groote som
van ƒ31,800, ook al wat ter wille van den welstand.
De heer Troolstra wil beginnen met het collegie van da
gelijksch bestuur dank te betuigen voor de wijze waarop het
in dezen heeft gehandeld.
Verder wil hij gulweg bekennendat het hooge cijfer van
ƒ31,800, dat bij hem de vrees deed ontstaan als zou te
weelderig, te luxurious gehandeld zijnbij pertinent onder
zoek der boirwcommissiegesteund door den directeur der
gemeentewerken eti de toelichting van een lid van het dage
lijksch bestuuris gebleken voor geen vermindering van
eenige beteekenis vatbaar te zijn. Het is vooral de inrigting
der urinoirs der geheime gemakken welke vooral daar, waar
men zooals hier in de hoogte gaat bouwen, belangrijke uitgaven
eischen.
Spr. is bij het onderzoek tot dit resultaat gekomendat
met het oog op het koninklijk besluit betreffende den bouw van
scholenhet geprojecteerde gebouw 1 meter lager en 1 meter
kleiner zou kunnen worden gemaakt. Hij heeft dit denk
beeld geopperdmaar daarop zoo voldoende inlichtingen be
komen dat hij heeft gemeend er niet verder op te moeten
aandringen. De verlaging zou het licht schadenterwijl de
verkleining, zou moeten gevonden worden in verkleining der
vestibulehetgeen ook nog al bezwaren zou medebrengen.
Ofschoon geen technicus is hij door overleg met den directeur
der gemeentewerken tot de overtuiging gekomendat erja
misschien wel enkele kleine bezuinigingen zouden kunnen
worden aangebragtmaar geene de moeite waard om daarom
eenige verandering in het bestek aan te brengen.
Thans kan hij dus met overtuiging zijne stem geven aan
het voorstel van burgemeester en wethouders.
Intusschen wenscht hij nog wel te vragenof het niet zóó
zou kunnen worden geschiktdat vooralsnog niet begonnen
werd met de inrigting van de huizinge van den vroegeren
directeur der gemeentewerken. Hij doet die vraag, omdat hij
vreestdat het ondergedeelte dier huizinge, dat men voor den
onderwijzer, hoofd der gemeenteschool no. 8, zou willen be
stemmen voor het groot gezin van deze te klein zal zijn.
Hij zou gaarne ziendat men vooraf met dien onderwijzer
eens in overleg trad. Misschien zou deze de geheele huizinge,
mits dan tegen eenige vergoeding zijnerzijdswel in gebruik
willen hebben. Voor de gemeente zouden dan ook de kosten
van verbouwing of veranderde inrigting bespaard blijven.
Nadat verder nog eenige bespreking omtrent de verhouding
van waal- tot Friesche steen had plaats gehad tusschen de
heeren van Sloterdijck Dirks v. Harinxma thoe Slooten
C. W. A. Buma en Wiersmavraagt de heer Brunger nog
eenige inlichting omtrent de reservoirs voor de urine. Hij
begrijpt dat deze de bakkenwelke hij wildezullen ver
vangen maar gaarne zou hij vernemenof die reservoirs dan
zullen uitloopen of monden in de Dockumer Ee.
De heer van Harinxma thoe Slooten geeft hierop te
kennendat het in de bedoeling ligt de bedoelde reservoirs
te maken onmiddelijk achter den walmuur aan de Dockumer