Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 8 Junij 1882.
thans is gehoordhetzij regtstreeks door burgemeester en
wethoudershetzij door de commissie van toezigt op het mid
delbaar onderwijs.
En wat nu de zaak zelve betreftzij is eigenlijk geheel
geëmbrouilleerd geworden. Spr. wil echter gaarne erkennen,
dat hij daaraan evenzeer schuld heeft als ieder ander lid, maar
het feit bestaat. Een principieel besluit is eigenlijk nog niet
genomen. Wat toch is het geval? In October van het vorige
jaar werd door burgemeester en wethouders aangeboden een
voorstel tot nadere regeling van de jaarwedden der leeraressen
en leeraren aan de middelbare school voor meisjes. Bij die
gelegenheid werd voorgesteldniet om de gezondheidsleer als
leervak te doen vervallenmaar om het onderwijs in dat vak
met den nieuwen cursus 1882,83 op te dragen aan de nieuw
benoemde leerares in de plant- en dierkundevooral ook om
dat dan tegenover de hoogere geldelijke eischen der inrigting,
tengevolge van de nadere regeling der jaarwedden, eene kleine
bezuiniging zou staan. Zoowel burgemeester en wethouders
als de commissie van toezigt wilden het leervak zeiven be
houden. De groote meerderheid van den raadmet den heer
Bruinsma aan het hoofdkonden zich echter met de bedoelde
opdragt aan de leerares in de plant- en dierkunde niet ver
eenigen. Dat geachte liden met hem vooral de heeren de
la Faille, v. d. Scheer en spreker, vonden het dan maar veel
beterom den leeraar in de gezondheidsleer in het geheel
niet in de verordening regelende de jaarwedden der docenten te
noemen. Zij gaven hieraan de voorkeur boven de opdragt
van het onderwijs in het bedoelde leervak aan iemand die
hoe bekwaam overigens ooktoch niet kon worden geacht
daarvoor de noodige bekwaamheid te bezitten. De leeraar
voor de gezondheidsleer is dan ook geschrapt in de verordening
regelende de jaarwedden maar meer is er niet gebeurd. Het
leerplan of programma is geheel intact gebleven entenzij
het alsnog worde gewijzigdzal het ook in den nieuwen cursus
uitvoering moeten erlangen.
Spr. is intusschen nog steeds voor het behoud van het
vak der gezondheidsleer. Het advies der commissie van toe
zigt heeft hem niet van meening doen veranderen. Die com
missie oordeelt zeer ongunstig vooral over de wijze, waarop de
gezondheidsleer aan de middelbare school alhier wordt onder
wezen. Het zij spr. echter vergund, op dat ongunstig oordeel
af te dingen. Hij heeft allen eerbied voor de veelzijdige
bekwaamheden en talenten van de leden dier commissie, maar
hij kan haar de bevoegdheid niet toekennen om zoo apodic
tisch als zij het in haar advies aan burgemeester en wethou
ders doette oordeelen over de resultaten van het bedoelde
onderwijs. Vroeger was een geneeskundige lid van de com
missie thans echter telt zjj geen enkel liddie als deskun
dige de noodige voorlichting kan verstrekken. De leden
moeten hun oordeel dus alleen gronden op hetgeen zij hebben
gezien en gehoord bij gelegenheid van het jaarlijksch examen
en wanneer ze van tijd tot tijd eens het lesuur voor het on
derwijs in de gezondheidsleer bijwoonden. Is dat echter ge
noeg om met volkomen kennis van zaken een oordeel te
kunnen vellen De directrice daarentegen is steeds in de
school en uit den aard der zaak ook veel meer dan de com
missieleden in de les aanwezig. Bovendien spreekt zij dage
lijks de leerlingen. Door een en ander moet zij wel in de
eerste plaats en veel meer dan de commissie op de hoogte
der zaak zijn. En toch blijft de raad ook nu weder verstoken
van het lichtdat zij hier had kunnen aanbrengen
Spr. is sedert verscheidene jaren ook lid eener commissie
van toezigt op het onderwijs alhier. Zooveel mogelijk bezoekt
hij van tijd tot tijd de scholendie meer in het bijzonder aan
zijn commissoriaat zijn opgedragen. Maar, ofschoon het lager
onderwijswaarvan bij die scholen de rede isveel meer valt
onder het algemeen bevattingsvermogen dan met het middel
baar onderwijs het geval isvermeet hij zich niet te be
weren dat het volgen der lessen van tijd tot tijd hem in
staat zou stellenalthans eenigzins grondig te oordeelen
over de resultaten van het onderwijsen hij meent dit dan ook
in den regel geheel te moeten overlaten aan het hoofd der
school. Te meer klemt dit z. i. bij het middelbaar onderwijs.
Hij acht het dan ook van de commissie zeer gewaagdover
een zoo belangrijk en speciaal leervak als de gezondheidsleer
zulk een oordeel uit te spreken als in het rapport is vervat.
Bij gemis van andere inlichtingenwaarop hij met eenigen
grond zou kunnen afgaan kan hij dan ook geen vrijheid vinden
voor het voorstel van burgemeester en wethouders te stemmen'
De heer Bruinsma heeft met den heer Duparc allen eer
bied voor de commissie van toezigt en ook voor den raad
als hij het gedane voorstel meent te moeten aannemenmaar
toch wil hij op een paar punten van het door de commissie
ingediend advieswaaraan burgemeester en wethouders zich
referereneens de aandacht vestigen.
De commissie zegt o. a. dat al hare leden diehetzij bij
de lessen in de gezondheidsleer zelvehetzij bij het jaarlijks
afgenomen examen aan het einde van den cursusin de ge
legenheid waren de resultaten te beoordeelen eenstemmig van
meening zijn dat daarbij niet bleek dat deze van dien aard wa
ren dat het behoud der gezondheidsleer als afzonderlijk leer
vak op de tot nog toe gevolgde wijze wenschelijk scheen.
Integendeel, zegt zij verder, zijn zij het ook daarover eens,
dat èn kennis èn ontwikkeling geheel gebukt gingen onder
de oppervlakkigheidwaarmede dit leervak te worstelen had.
Wanneer men nuzegt spr.in aanmerking neemt dat het
examen slechts een korten tijd duurtjadat soms in een
uur vele vakken moeten worden behandeld hoe kan men dan
met kennis van zaken een bepaald oordeel uitspreken en zeg
gen dat het een of ander leervak niet wenschelijk en te op
pervlakkig is. Het is waarmisschien krijgt ieder leerling
maar slechts 1 vraagmaar dit is ook het geval met' vele
andere leervakken. Daarenboven bevreemdt het hem, dat ten
vorigen jare het examen voor de hygiëne is achterwege ge
bleven zoodat men toen zelfs niet in de gelegenheid was om
de resultaten van het onderwijs in dat leervak te beoordeelen.
Op de bewering van de vereeniging ter bevordering van
volksgezondheid dat, als men de nog niet zeer talrijke jonge
dames raadpleegtdie de middelbare school geheel hebben
doorloopenmen dan zal bevinden dat van de enkele uren
aan de gezondheidsleer gewijd, meer kennis is blijven hangen,
meer practische voor het leven bruikbare kennisdan van
menig ander vakzegt de commissie van toezigt dat zij niet
weet, welke jonge dames zijn geraadpleegd, doch dat zij ge
negen is om aan te nemen dat met de zoodanigen is ge
sproken die na het verlaten der school van de gezondheids
leer eene grondige studie hebben gemaakt.
Enzegt spr.nu weet ieder wel dat van de gezondheids
leer geen grondige studie wordt gemaakt. De vereeniging ter
bevordering van volksgezondheid spreekt dan ook in haar
adres niet van resultaten van grondig onderwijsneenzij
zegt alleendat men bij onderzoek zal bevindendat van de
Wl :v'
Verslag der handelingen van den gemeentel
I enkele uren aan het onderwijs in de gezondheidsleer gewijd
I vrij wat meer kennis is blijven hangendan van menig ander
I vak. Hij kan hiermede ten volle instemmen. Van het on
derwijs in de gezondheidsleer moet bepaald meer kennis blij
ven hangen als van dat b. v. in wiskunde enz.Men ver-
gete niet, dat de gezondheidsleer meer toepassing vindt in
i het dagehjksch leven en dat het onontbeerlijk is om van de
4 vele geschriften, die in den tegenwoordigen tijd op dat ge-
I bied verschijnen behoorlijk partij te trekken. Grondig wordt
J de gezondheidsleer niet onderwezen maar men vergete hierbij
1 niet, dat van zoo vele vakken geene grondige studie wordt
gemaakt.
De commissie van toezigt doet op verschillende plaatsen
I van haar advies blijken dat zij niet tegen de gezondheidsleer
I zelve is, maar dat haar te weinig uren aan het onderwijs in
I dat leervak worden besteed. Spr. wil gaarne toestemmen
I dat de tijddie er aan wordt besteedniet veel ismaar is
I dit ook met andere vakkeu, als b. v. de dier-en plantkunde
I de staathuishoudkunde, het boekhouden en het zingen niet
I het geval Ook daaraan wordt slechts maar 1 uur per week
I gewijd en dan werken die vakken veel minder op het gemoed
der leerlingen als de gezondheidsleer. De commissie van toe
zigt beschouwt het uur, dat wekelijks aan het onderwijs in
dit leervak wordt gewijd als het ware als een artikel van
weelde. Zij rekent dat 1 uur veel te gering is, om eenige
vrucht van dat onderwijs te erlangen en wil daarom dat uur
bij de veelheid van lesurenwelke men toch heeft, maar laten
vervallen. Iiij kan in dezen in het geheel niet met de com
missie medegaan. Hij is overtuigd, dat het bedoelde uur
bepaald voldoende is en nut sticht. Daarenboven, wanneer
de commissiedie zelve het nut der gezondheidsleer erkent
rekent dat 1 uur voor het onderwijs in dat leervak te weinig
is, waarom neemt men dan niet wat af van de vele uren,
die wekelijks aan de 4 talen worden besteed
De litteratuur eischt te veel en het is juist ook voor de
talen, dat de leerlingen met zooveel huiswerkals het maken
van thema's worden belast.
Hij zal niet in herhaling treden van hetgeen hij bij de
vroegere gelegenheden reeds uitvoerig heeft gezegd en daarom
nog eene laatste opmerking. Al is het zegt spr. dat het uit
voerig adres van de vereeniging voor volksgezondheid en dat
van adhaesie van bestuurderessen en de directrice van liet
diaconessenhuisen van ouders van tegenwoordige en vroe
gere leerlingen der middelbare school worden weggerekend
dan blijft er nog een adres over, dat spr. genoegzaam vrij
heid geeft om tegen het voorstel van burgemeester en wet
houders te stemmen. Het is dat van het bestuur der Frie-
sche geneeskundigenwaarvan door de leden van den raad
zeker kennis is genomen. Dat stuk zoo met kennis van za
ken gesteldis bepaald voortreffelijk en hij wil eindigen met
de verklaringdat hij met den inhoud daarvan ook als leek
geheel instemt en alzoo voor het behoud van de gezondheids
leer is.
De heer van Sloterdijck. zal zich voor het voorstel van
burgemeester en wethouders verklaren en meent de overwe
gingen die hem tot dit resultaat hebbeu geleid, kortelijk te
moeten mededeelen.
Den heer Duparc volgendewil hij beginnen met de er
kenning dat men hier werkelijk min of meer voor eenen
abuorraalen toestand staat.
De gezoudheidsleér is ofschoon voor het onderwijzen daar-
lad te Leeuwarden, van den 8 Junij 1882. 47
van geen docent meer is aangewezentoch nog niet als leer
vak geschrapt.
Hij gelooft echterdat in het ten vorigen jare genomen
besluit om geen leeraar voor dat vak te noemen in de ver
ordening regelende de bezoldiging der docenten aan de mid
delbare school voor meisjesgenoeg ligt opgesloten dat de
raad de gezondheidsleer niet meer als afzonderlijk leervak
wenscht aangemerkt te zien.
Tot die gevolgtrekking zijn althans ook adressanten geko
men. Ware dit niet het gevaldan bestond er voor hunne
adressen geen aanleiding. En waar nu uit het advies der
commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs blijkt
dat er eerlang van die commissie voorstellen zijn te wachten
tot inkrimping niet alleen van het aantal lesuren, maar ook
van het aantal leervakken, omdat zij de overtuiging heeft,
dat de veelheid daarvan nadeelig op de leerlingen werkt
daar vraagt hij of niet te verwachten staat, dat die wettelijke
abnormaliteit spoedig zal worden weggenomen. Hij is het
overigens met de commissie eensdat indien er slechts wei
nig tijd aan de gezondheidsleer besteed kan worden, het dan
beter is haar niet te doen onderwijzen als afzonderlijk leervak.
Het komt hem voordat de commissie van toezigt op zeer
overtuigende wijze heeft aangetoond datwordt er slechts
één uur per week aan de gezondheidsleer besteeddat on
derwijs niet anders dan zeer oppervlakkig kan zijn. Wegens
den geringen tijd moet het meer tot schijn dan tc4 degelijke
kennis leiden.
De heer Duparc heeft beweerddat de commissie niet be
voegd is om over de resultaten van dit onderwijs te oordee
len maar hij vraagtaan wien dan het oordeel. De bedoelde
spreker noemde de directrice der school of wel de leeraar in
het bedoelde vakmaar zou deze dan geen regter over eigen
zaak zijn Daarenboven meent spr.dat het zelfs wel door
dezen zou worden erkenddat het onderwijs in eenig leer
vak waaraan slechts 1 uur per week wordt gewijdniet an
ders dan oppervlakkig kan zijn.
Er is opgemerktdat het niet wel opgaat, om op grond
van hetgeen men gezien of gehoord heeft bij gelegenheid
der jaarlijksche examens conclusies te maken en ook dat
ten vorigen jare geen examen in de gezondheidsleer is ge
houden maar hij herinnert zich het voorvorig jaar.
Toen werd bepaald niets van de leerlingen gevraagd. De
leeraar hield eene voordragt en zoo af en toe mogten de
leerlingen eens met ja of neen antwoorden. En geen wonder
ooker kan billijkerwijs niet veel gevraagd worden. De
tijd die voor bedoeld leervak is toegestaan is te kort om
eenige grondige kennis op te doenterwijl vermeerdering
van dien tijd niet wel opgaatwaar men vermindering
van het geheel getal lesuren beoogt. En waar nu bij het
adres van Friesche geneeskundigen zoo wordt aangedron
gen op behoud van het onderwijs in de gezondheidsleer,
daar kan geen ander dan grondig onderwijs zijn bedoeld
en dit is zonder vermeerdering van lesuren eene onmogelijk
heid, tenzij men andere vakken schaadt, waartoe spr. niet
gaarne zou willen medewerken. Het komt hem voor, dat
het oppervlakkig onderwijs, zooals dat thans wordt gegeven,
meer schade dan voordeel geeft. Men stelt zich voor, dat
het onderwijs in de gezondheidsleer de toekomstige vrouwen
ook meer geschikt zal maken voor ziekenverpleging. Hij
wil aannemendat grondig onderwijs hiertoe moet leiden
maar hij gelooft dat een medicus veeleer reden zal hebben