108 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
zijn wat het goedkoopst ismaar wel wat het doelmatigst is.
Zijn ijzeren schermen voldoendedan zullen die gekozen wor
den maar zijn zij ongeschiktdan zal men ijzergaas nemen,
al moge dat ook wat duurder zijn.
Nadat de heer Bruinsma had bevestigd de meening van
den heer de la Failledat schermen van ijzergaas in de prac-
tijk best voldoen ook om hunne weinige zwaarte wordt zon
der hoofdelijke stemming conform het voorstel van burge-
meesser en wethouders beslotenmet magtiging als door den
voorzitter bedoeld.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot toekenning
eener toelage aan den gemeente-ontvanger voor bureaukosten.
De conclusie van dit voorstel luidtop de gemeentebegroo-
ting eene som van ƒ450 beschikbaar te stellen voor bureau
behoeften van den gemeente-ontvanger, met magtiging aan
burgemeester en wethoudersom die som in haar geheel aan
den ontvanger uit te keeren als tegemoetkoming in de bureau
kosten en de belooning zijner bedienden.
De heer Andreae ondersteunt ten sterkste het voorstel van
burgemeester en wethouders tot toekenning eener toelage aan
den gemeente-ontvanger voor bureaukosten.
De werkzaamheden niet alléénmaar ook de verantwoor
delijkheid aan die betrekking verbonden, zijn in de laatste
jaren aanmerkelijk vermeerderd. Waar de ontvanger vroeger
het werk uitstekend af kan met één bediendedaar is het
nuvooral met het oog op de inning van onderscheidene ont
vangsten niet anders mogelijk of hij moet daartoe meerdere
personen gebruiken.
Het verschil tusschen hetgeen door hem nu daaraan ten
koste wordt gelegd en datwat vroeger werd betaald zal
ongeveer gelijk zijn met het bedragnu door burgemeester
en wethouders voorgesteld. Spr. wenscht dat collegie echter wel
in overweging te geven het voorstel zoo te wijzigendat de voor
gestelde som alléén strekt, als toelage voor bureaukosten en
dus te laten vervallen de woorden aan het slot der conclusie
„en de belooning zijner bedienden"want deze woorden zou
den onwillekeurig in strijd zijn met art. 6 der instructie voor
den gemeente-ontvangerwaarin staat „dat de ontvanger zorgt
„voor een voldoend en geschikt personeel aan zijn kantoor",
hetgeen naar sprs. meening geen andere beteekenis heeftdan
dat bedoeld personeel door hem wordt betaald.
Overweging zou het evenwel verdienen genoemde instructie,
die dagteekent van het jaar 1868aan eene herziening te
onderwerpenvooral wat het bedoelde art. 6 betreft en ook
wat aangaat het voorgaande artikel, volgens hetwelk de ont
vanger heeft te zorgen voor een behoorlijk ingerigt locaal
want spr. gelooft, dat de raad met alle vrijmoedigheid zijne
adhaesie zou kunnen schenken aan een voorstel van burge
meester en wethouders te zijner tijd in te dienenom ge
noemde instructie zóó te wijzigen, dat het kantoor van den
gemeente-ontvanger zal worden gehouden in een van wege
de gemeente verstrekt locaal en dat ten behoeve van den ge
meente-ontvanger iemand als boekhouder door het gemeente
bestuur zal worden aangesteldwiens salaris uit de gemeen
tekas zal worden gekweten.
Het zal spr. aangenaam zijn te mogen vernemendat bur
gemeester en wethouders bereid zijn een en ander in overwe
ging te nemen.
Den heer V. d Scheer heeft het genoegen gedaan te zien
dat het verzoek van den gemeente-ontvanger goedgunstig door
te Leeuwarden van den 9 November 1882.
burgemeester en wethouders is opgenomen. Hij had echter
gehooptdat de som voor de te verleenen toelage voorgesteld,
grooter zou zijn. Uit het voorstel blijkt immers duidelijk
dat niet alleen de werkzaamheden belangrijk zijn toegenomen
maar ook de verantwoordelijkheid. Tevens zou ook met het
oog op den borgtogt er allezins reden bestaan voor eene hoo-
gere som.
Spr. veronderstelt, dat burgemeester en wethouders bij de
bepaling der som zijn afgegaan op de vraagwelken werk
kring heeft de ontvanger en tot welk resultaat komt men bij
vergelijking met andere gemeenten. Hij maakt dit hieruit
opomdat bij de stukken is overgelegd een staathoudende
opgaaf van de belooning der gemeente-ontvangers van 12 ver
schillende gemeentenmet vermelding daarbij van het aantal
inwoners. Spr. gelooft echter, dat het aantal inwoners in de
zen een minder goede maatstaf is. Immers, men kan groote
steden hebben met toch betrekkelijk geringe begrootingen. Hij
wil o. a. wijzen op Nijmegen, eene stad, waarvan het getal
inwoners gelijk is aan dat van Leeuwarden en toch be
dragen daar de ontvangsten en uitgaven maar ƒ150,000 a
160,000 per jaar.
Spr. is van oordeel, dat voor eene goede regeling van de
belooningen der gemeente-ontvangers eene betere basis wordt
gevonden in het bedrag der gemeentelijke ontvangsten en uit
gaven en treedt spr. met dien basis in eene vergelijking met
andere gemeentendan komt hij tot het resultaatdat de
ontvanger dezer gemeente bepaald meer inkomen moet hebben.
Hij heeft eene opgaaf voor zich van 6 gemeenten en daaruit
blijkt hemdat de ontvanger van Nijmegenwelke gemeente
zooals hij reeds gezegd heeft eene ontvang en eene uitgaaf
heeft van ƒ160,000 per jaareene jaarwedde heeft van
ƒ1800 ƒ500 voor bureaukosten; die van Groningen met
eene ontvang en uitgaaf ad ƒ1,875,000, eene jaarwedde
van ƒ3000 met drie klerken, die te zamen ƒ1500 tracte-
ment genieten en daarenboven nog ƒ200 voor bureaukosten
die van Arnhem met eene begrooting van ƒ840,000 in
ontvang en uitgaaf, eene jaarwedde van ƒ2500, ƒ1200 toe
lage voor bureaukosten en 600 als vergoeding van huur voor
de localiteit van het bureauEn vraagt men nuwat de
ontvanger hier genietwaar de gemeentelijke ontvangsten en
uitgaven 9 ton bedragen? slechts ƒ2200 en ƒ150 voor
bureaukostenNiets geniet hij voor huur van zijn kantoor
niets voor vuur of licht of belooning van zijn personeel.
Tengevolge dit laatste wordt de genoemde jaarwedde ad 2200
gereduceerd tot ƒ1400 en dit cijfer acht spr. bepaald te laag,
vooral met het oog op de tractementen van den gemeente
secretariscommissaris van policie en andere ambtenaren.
Daarom wenscht hij in overweging te geven om de toelage,
voorgesteld op 450 te verhoogen tot 800
De heer Troelstra heeft uit het adres van den gemeente
ontvanger geziendat deze ook nog zekere som moet uit-
keeren aan den gemeente-deurwaarder. Dit kan hij zich niet
begrijpenwaarom hij daaromtrent wel gaarne eenige inlich
ting zou willen ontvangen.
Ook blijkt niet uit het voorstel van burgemeester en wet
houders of zij het genot der door hen voorgestelde toelage
wenschen te doen ingaan met 1 Januarij 1883 dan wel ter
stond
Wat betreft de door den heer Andre» uitgesproken wensche-
lijkheidom de laatste woorden der conclusie te doen ver
vallen en de toelage alzoo uitsluitend te bestemmen voorbu
Verslag der handelingen van den- gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 November 1882.
109
reaukostenhij voor zich, gelooft wel dat daarvoor alle
zins redenen bestaan.
Hij zal zich echter niet spoedig kunnen vereenigen met het
door den heer Andreas aangegeven denkbeeld om ten behoeve
van den ontvanger van gemeentewege een boekhouder aan te
stellen en op zijn kantoor werkzaam te doen zijn. Door zoo
danige aanstelling zou de verantwoordelijkheidwelke alleen
op den ontvanger behoort te berustenworden verdeeld. Dit
is niet wenschelijk. Daarenboven zou ook bij benoeming van
burgemeester en wethoudersof van het gemeentebestuur, de
ontvanger belemmerd worden in de keuze van zijn kantoor
personeel en in dat opzigt moet ieder zooveel mogelijk vrij
blijven.
Overigens gelooft hij dat de vele werkzaamheden en de
groote verantwoordelijkheid van den gemeente-ontvanger vol
doenden grond opleveren voor verhooging der toelage.
De heer Duparc meentdat er een reeds herhaaldelijk
gesproken woord uit het débat behoort te worden verwijderd
n.l. het woord „verantwoordelijkheid". Acht men toch, met
het oog op de verantwoordelijkheid van den ontvanger ver
hooging zijner belooning wenschelijkdan zou men moeten
komen tot een voordragt aan gedstaten tot verhooging der
jaarwedde. Het betreft hier echter slechts de toelage voor
bureaukosten welke niets gemeen hebben kan met de verant
woordelijkheid
De Voorzitter deelt mede dat bij burgemeester en wet
houders geen bezwaar bestaat, om de door den heer Andreas
bedoelde woorden der conclusie te doen vervallen.
Spris het overigens met den heer Troelstra eensdat de
ontvanger zelf moet weten welk personeel hij wil kiezen
omdat hij toch ook voor de aan te stellen personen aanspra
kelijk is.
Dat evenwel art. 9 der instructie van den ontvanger het
gemeentebestuur zou beletten om ten behoeve van het bureau
personeel des ontvangers eene toelage te verleenen, kan spr.
niet toegeven
De heer van der Scheer heeft een terrein betredendat
burgemeester en wethouders liever wenschen te vermijdenn.l.
de verhouding van het tractemenfc tot de werkzaamheden.
Eene vergelijking met andere gemeenten is op dit gebied
zeer gevaarlijkdewijl de werkzaamheden der ambtenaren in
verschillende gemeenten soms zeer onderscheiden zijn. Zoo
vergete men niet, dat b.v. in Utrecht en Dordrecht de ont
vangers belast zijn met de werkzaamheden voor de opmaking
der kohieren van de hoofdelijke omslagen die hier door bur
gemeester en wethouders met de ambtenaren ter secretarie wor
den verrigt.
i
De heer v. d. Scheer heeft voor zich een staat van de
eindcijfers der gemeentebegrootingen over de jaren 1869 tot
en met 1872. Daaruit blijkt, dat de heer Simon en later de
heer Andreae eene jaarwedde genoot van ƒ1600. De ont
vangsten en uitgaven der gemeente bedroegen tijdens den heer
Simon ƒ300,000 en tijdens den heer Andreae een ton
meer. Thans wijst de gemeentebegrooting echter een ontvang
en een uitgaaf aan van 900,000dus 3 maal zooveel als
tijdens den heer Simon en wanneer hij nu het tractement van
dezen vergelijkt met dat van den tegenwoordigen ontvanger,
dan bevindt hij, dat de verhouding van het tractement tot de
begrooting veel ongunstiger is dan vroeger.
Spr. vreest, dat, wordt het voorstel van burgemeester en
wethouders aangenomen, men dan over 2 a 3 jaar weer voor
dezelfde zaak zal staan. Hij blijft er dus bijdat het wensche
lijk is de toelage te brengen in plaats op ƒ450 op ƒ800.
Wordt dit laatste bedrag aangenomen, dan zal de ontvanger
een zuiver tractement hebben van 2000een bedrag, dat
met het oog op zijne groote verantwoordelijkheid, zijne vele
werkzaamheden en den door hem gestelden borgtogt bepaald
niet te hoog is.
De Voorzitter zegt, dat de heer v. d. Scheer is getreden
in eene vergelijking der begrootingen van verschillende jaren
en daaruit heeft afgeleid dat de werkzaamheden van den ontvanger
belangrijk zijn vermeerderd, spr. zal dit laatste niet tegen
spreken maar gelooft, dat indien diezelfde argumentatie voor
andere ambtenaren in toepassing werd gebragt, men tot be
langrijke tracteruents verhoogingen zou moeten overgaan. Niet
slechts de werkzaamheden van den ontvanger, maar in de
eerste plaats die van het dagelijksch bestuur en die ter se
cretarie zijn belangrijk in omvang toegenomen en toch gaat
het niet aan steeds de bezoldigingen in verband met die meer
dere werkzaamheden te verhoogen.
De vergoeding aan den deurwaarder, waaromtrent de heer
Troelstra opheldering vroeg, betreft werkzaamheden door dien
ambtenaar buiten zijn ambtelijken werkkring voor den ont
vanger verrigt.
De heer Minnema Buma zoude het woord niet hebben
gevraagdzoo de voorzitter ook was teruggekomen op zeker
gezegde van den heer v. d. Scheer. Deze heeft een paralel
getrokken tusschen den vroegeren gemeente-ontvanger den
heer Simon en de opvolgende ontvangersdoch dit gaat toch
niet op. Zoodanige vergelijking geeft aanleiding tot eene ver
warde voorstelling van zaken en daardoor tot eene valsche
conclusie in de oogen van het publiek. Men moet niet ver
geten, dat de heer Simon vroeger was belast met de zoo
werkzame ontvangst der accijnsen, en dat toen dezen werden
afgeschaft, de publieke opinie van dien aard was, alsof het
ontvangerschap een gemakkelijk waar te nemen betrekking
eere soort van sinecure was. De ontvanger toch zou vervol
gens alleen maar te doen hebben met de inning van den
hoofdelijken omslag.
De heer v. d. Scheermet verlof der vergadering voor
de derde maal het woord bekomen hebbendezegt dat hij die
opmerking niet geheel kan beamen. Wel zijn door de afschaf
fing der accijns- en de werkzaamheden van den gemeente-ont
vanger vereenvoudigd, maar toch zijn ze nog zeer belangrijk.
Burgemeester en wethouders zeggen immers in hun voorstel
zelfdat niet alleen blijkens de gemeentebegrootingen en
rekeningen, de finantiele verantwoordelijkheid van den ont
vanger veel grooter is dau vroeger, maar dat de inning van
schoolgelden, het vergunningsregt voor den verkoop van
sterken drank in het kleinhuren van woningen enz.de
administratie veel uitgebreider en omslagtiger gemaakt hebben.
Het is juist op dien grond, dat spr. thans het voorstel doet
om de toelage voor den gemeente-ontvanger te bepalen in
plaats van op ƒ450 op ƒ800
Dit voorstel blijft echter als niet ondersteundbuiten be
handeling.
De beide onderdeelen der conclusie van het voorstel van
burgemeester en wethouders worden daarna achtereenvolgend
aangenomen, evenals later het voorstel in zijn geheel.