132
Verslag der handelingen Tan den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 December 1882.
meenteschool no. 8, tot aanvulling van het onderwijzend per
soneel aan die school. Hierop zijn geplaatst: 1. Tjepke Na-
wijn te Wijtgaard2. Albert v. d. Schaaf te Imsumen 3
Johs. Jacs. Tuininga te Cornjum.
Wordt besloten: de stukken vermeld onder nos. 1 tot en
met 5710 en 11 ter visie te leggen om in eene volgende
vergadering tot behandeling er van over te gaan en om de
voorstellenomschreven onder nos. 6 8 en 9 te doen drukken
als bijlage tot het raadsverslag.
III. Wordt medegedeeld
1. dat de heeeren H. Koppenol, ds. J. W. Kramers en
dr. J. Baart de la Faille hebben aangenomen de op hen uitge-
bragte benoemingen respectievelijk tot lid der commissie van
toezigt op de scholen voor lager en voor middelbaar onder
wijs en tot curator over het gymnasium.
2. Dat de hoofden der gemeente-bewaarscholen nos. 1, 2 en 3
dank hebben betuigd voor de toegekende verhooging van
jaarwedde.
3. Dat bij openbare aanbestedingverpachting of verhu
ring is gegund:
a. de levering van bureaubehoeften voor 3 jaar aan den heer
I. Nauta Andreie Jr., voor 20 pet. beneden het tarief en de
levering van bindwerken aan den heer C. B. Bretschneider
voor 25 pet. beneden het tarief
b. het tolhek te Koetille voor een jaar aan H. Hoekstra
aldaar voor 496.
c. dat te Ritsumazijl aan I'. A. Atema aldaar voor ƒ426.
cl. dat te Kingmatille aan K. Boorsma aldaar voor ƒ545.
e. het perceel grond ten westen van het nieuwe schoolge
bouw op het Zuidvliet aan R. H. Hoekstra voor ƒ51 per
jaar en gedurende vijf jaar.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van een lid der commissie van toezigt op het
lager onderwijs.
Op de aanbeveling komen voor de heeren 1. dr. H. A.
Middelburg, 2. F. O. Bloembergen, en 3. mr. A. Telting.
Eerstgenoemde wordt met 18 van de 19 stemmen tot de
bovenvermelde betrekking benoemd.
Een stem werd uitgebragt op den heer mr. A. Telting.
De heer mr. W. J. v. Weideren baron Rengers was tijdens
deze stemming nog niet ter vergadering.
Op voorstel des voorzitters wordt de behandeling van de
twee volgende punten van den oproepingsbrief, beide betref
fende reclames tegen den hoofdelijken omslag tot nader aan
gehouden en thans in behandeling genomen
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
van het reglement voor de commissie van administratie der stads
bank van leening.
Burgemeester en wethouders stellen voor: de door de com
missie van administratie voorgedragen wijzigingen goed te
keuren en het reglement daarna op nieuw in zijn geheel vast
te stellen.
De heer van Sloterdijck verwacht geen artikelsgewijze
behandeling en acht deze ook niet noodig. Toch heeft hij
eene opmerking omtrent een paar artikelswelke wijziging
zullen ondergaan. De stijl daarvan is zoo onduidelijk, dat
niet behoorlijk de bedoeling wordt uitgedrukt.
In de eerste plaats betreft dit de 2e alinea van art. 29.
Die alinea luidt: „In het algemeen zal bij de ter beleening
aangeboden goederen door de beambten gelet moeten worden
op het bepaalde bij art. 27 van het reglement voor de bank
van leening, ter zake van gestolen aangegeven voorwerpen
enz. kennelijk wordt hier gedoeld op „als gestolen aange
geven goederen, of op goederen, die zijn aangegeven alsge-
Btolen. Spr. stelt daarom voor, om tusschen de woorden
„van" en „gestolen" het woordje „als" te voegen.
In de tweede plaats vestigt hij de aandacht op de slot
alinea van art. 59. Terwijl de eerste alinea's handelen over
de orde op de magazijnen en de bepalingen bevatten, dat daar
niet gerookt mag wordendat daar geen ander licht mag
worden gebruikt dan een goed gesloten lantaarn voorzien van
patentolie en dat daar geen werklieden mogen komen dan
onder toezigt van een der beambtenluidt de laatste alinea
„De boekhouder zal iedere maand den opvolgenden maand
commissaris schriftelijk kennis geven". Niet alleen staat deze
alinea in geenerlei verband met de vorigemaar ook blijkt
niet, waarvan de boekhouder kennis moet geven. Spr. vat
de bedoeling dezer alinea niet en kan dus hier ook geen be
paalde wijziging aangeven. Hij zal zich daarom bepalen tot
een voorstel om burgemeester en wethouders uit te noodigen
na bekomen inlichtingen van de commissie van administratie
der bank van leeningde betrokken bepaling zóó te wijzigen,
dat behoorlijk de bedoeling er van blijkt.
De heer van Harinxma thoe Slooten moet toegeven,
dat de stijl van het reglement veel te wenschen overlaat.
Daaromtrent wil hij niets op hetgeen door den heer van Slo
terdijck is gezegdafdingen. Echter meent hij dat de be
doeling der slot alinea van art. 59 geene andere kan zijn
dan dat de boekhouder telken maand aan den opvolgenden
maand commissaris zendt eene memorie, eene herinnering,
dat hij aan de beurt is, om als maand-commissaris op te treden.
De heer van Sloterdijck wil gaarne aannemendat de
aangegeven bedoeling de juiste is, maar blijft er bij, dat de
betrokken bepaling dan toch geheel misplaatst is. Z. i. zou
het wenschelijk zijn er een nieuw artikel van te maken dit
beter te redigeren en het een gepaste plaats te geven.
De heer Troelstra vestigt de aandacht op art. 48 1
bepalende dat de voorschotten uit de stadskas eene rente zul
len doen berekend naar 4Vs pet. Die bepaling behoort z. i.
niet in het reglement. Wanneer de bank geld noodig is
leent zij maar dan moet zij afwachten tegen welke rente zij
dit zal kunnen doenDe rente bij het reglement te bepalen
is niet goed, ook met het oog op de gemeente. Men moet vrij zijn.
Hij doet daarom het voorstel de bedoelde bepaling te roijeren.
Dit voorstel wordt ondersteund en dientengevolge in be
handeling gebragt.
De heer V. Sloterdijck gelooftdat het niet opgaat deze
bepaling uit het reglement te ligten. Men moet niet verge
ten dat zij is de eerste van eene reeks bepalingen omtrent
de comptabiliteit der stadsbank van leening met den stede
lijken ontvanger en dat het voorafgaande aan 1 van art.
48 luidt: „De aanvragen om fondsen geschieden volgens de
bepalingen vastgesteld bij resolutie van gedeputeerde staten
van den 19 February 1835, no. -tjuluidende als volgt: En
nu zegt spr.volgt die resolutie. 1 betreffende de rente
der op te nemen voorschotten maakt dus deel daarvan uit.
Het gaat dus niet op de bedoelde bepaling, als deeluitmakende
van eene geinserreerde resolutie van gedeputeerde staten te
wijzigen. Wel heeft men vroeger de 5 pet. in 41/2 pet. ver
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 December 1882. 133
anderd maar het komt hem voordat dit besluit voor het regle
ment moet worden beschouwd als geen effect te hebben. Men
kan toch in eene resolutie van gedeputeerde staten geene wijzi
ging brengen. Het is hier niet de Traag: wat wil de raad, maar
wat zegt de resolutie van ged. staten wat is de inhoud daarvan.
De Voorzitter merkt op, dat het vroeger besluit tot vermin
dering der rente toch door gedeputeerde staten is goedgekeurd.
De heer Duparc is het geheel eens met den heer van
Sloterdijck. De vraag is echterof het besluit van gedepu
teerde staten dd. 19 February 1835 nog kracht heeft. On
tegenzeggelijk had het dit in 1837 toen het reglement werd
vastgestelddoch men vergete nietmen leefde toen onder
eene geheel andere wetgeving Maarhoe dit ook zij het
gaat niet opom in een besluit van gedeputeerde staten ver
andering te brengen. Men heeft hier bloot met een citaat
te doen. In het onderwerpelijke reglement n.l. is de resolu
tie van gedeputeerde staten in der tijd opgenomen, om zoodoende
al de bepalingen omtrent de bank van leening in één geheel te
hebben. De raad heeft in 1837 het reglement vastgesteldnadat
gedeputeerde 9taten in 1835 het een en ander hadden bepaald.
De heer Troelstra moet erkennendat als men hier slechts
met een citaat te doen heeftverandering dan niet opgaat
maar dan had men ook vroeger niet de rente van 5 op 4]/s
pet. moeten brengen.
De heer Duparc wees er zooeven reeds opdat het re
glement is van 1837 doch dat men daarin heeft overgeno
men de resolutie van gedeputeerde staten van 1835. Hoe
de zaak echter eigenlijk zit, weet spr. niet regt. De bepa
lingen omtrent de banken van leening zijn wat onbestemd.
Terwijl deze instellingen volgens de wet van 1826 zijn instellin
gen van weldadigheid zijn ze later door de regering bij het vast
stellen der voorschriften omtrent de statistiek van het armwezen
gerangschikt onder de instellingen tot voorkoming van armoede.
Het komt hem voordat het wenschelijk iszich nu alleen
te bepalen tot de wijzigingendoor de commissie van admi
nistratie voorgesteld als noodig in het belang der instelling.
Nadat ter zake nog eenige bepreking had plaats gehad
tusschen den heer Troelstra en den Voorzitter, wordt door
den heer van Sloterdijck lecture gedaan van het raads
besluit van 23 Januarij 1879, luidende:
1. Voorbehoudens goedkeuring van heeren ged. staten met
ingang van 1 Januarij 1879 de rente der door de bank van
leening van de gemeente geleende of nog op te nemen gel
den vast te stellen op 4Vs pet.
2. 1 alinea 2 der bepalingen opgenomen in art. 46 van
het reglement voor de commissie van administratie der stads
bank van leeningzooals ze door ged. staten bij resolutie van
den 19 February 1835, no. zijn goedgekeurd, te wijzigen
in dier voegedat in 1 alinea 2 dier bepalingen in plaats
van 5 pet.worde gelezen 4 Vs pet.
Men heeft destijds dus de bepaling van art 48 beschouwd
als eigen werk als werk van den raadmaar kennelijk is het
dit niethet is eene overgenomen resolutie van ged. staten.
Wil men bij het reglement de rente van 41/, pet. bepaald heb
ben, dan zal men een besluit van ged. staten moeten uitlok-
lokken tot wijziging hunner resolutie van 19 February 1835,
waarbij de rente op 5 pet. werd vastgesteld. De wijziging
van het reglementwaartoe in 1879 besloten werdzal dan
als buiten effect moeten worden beschouwd.
Nadat de Voorzitter had opgemerkt, dat eventueel dan
de aanhef van art. 48 zal moeten worden gewijzigd in dier
voegedat melding gemaakt wordt van de resolutie van ged.
statenwaarbij die van 1835 wordt veranderdwordt
1. aangenomen het voorstel van den heer van Sloterdijck
om tusschen de woorden „van" en „gestolen" van alinea 2
van art. 29 nog te voegen het woordje „als"
2. vastgesteld de overige door de commissie van admini
stratie voorgedragen wijzigingenmet dien verstande even
wel dat burgemeester en wethouders worden gemagtigd ten
opzigte der slotalinea van art. 59 zoodanige wijziging aan te
brengenals henna verhoor der commissie van administra
tie dienstig zal voorkomen
3. burgemeester en wethouders uitgenoodigd met gedepu
teerde staten in correspondentie te treden over eene wijziging
harer resolutie dd. 19 February 1835 en van den uitslag
daarvan den raad mededeeling te doen onder aanbieding van
zoodanige voorstellenals zij zullen vermeenen te behooren
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
der verordening op de heffing van beursregten.
Conform dit voorstel wordt vastgesteld navolgend besluit
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat het wenschelijk is, art. 5 der verordening
tot heflÏDg van regten voor het gebruik van de beursvan
den 9 December 1880goedgekeurd bij Koninklijk besluit
van den 5 Januarij 1881, no. 4, te wijzigen
Gezien art. 232 en 233 der gemeentewet
Besluitonder 's konings goedkeuring
Art. 5 der verordening bovengenoemd, te wijzigen als volgt:
Art. 5. Voor het gebruik van aanplakborden en muurvlakten
wordt het volgend regt per vierkante decimeter geheven:
a. per week 2 V2 cent.
b. drie maanden 5 en
c. jaar 10
De aanwijzing van aanplakborden en muurvlakten geschiedt
door de beurscommissie
Dit besluit treedt in werking den 1 Januarij 1883.
Wordt opgemerkt, dat de heer mr. W. J. v. Weideren
baron Rengers tijdens dit besluit ter vergadering komt en
het presidium van den heer J. J. Bruiusma overneemt.
Alsnu wordt overgegaan tot
4. Behandeling der bij gedeputeerde staten ingediende re
clames tegen aanslagen op het primitief kohier der directe be
lasting op het inkomendienst 1882 en van
5. De reclames bij den raad ingediend tegen het 2e supple
toir kohier dier belasting.
De Voorzitter doet in verband met deze behandeling de
openbare zitting in eene met gesloten deuren overgaan.
Bij heropening der eerste, stelt de Voorzitter voor om
met het oog op het vergevorderd uur en een door hem in
te dienen den leden tijdig mede te deelen amendementtot
eene volgende zitting aan te houden de behandeling van het
rapport eener raadscommissie omtrent den staat van water
staatswerken en de daartegen ingediende reclames
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De vergadering wordt hierna gesloten.
VERBETERING.
In het verslag van 9 Nov. j.l. moet op pag. 112 le kolom,
onder de heerendie voor de motie van den heer van Slo
terdijck hebben gestemd, nog worden vermeld de heer van Goens.