Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 28 December 1882. Old burger weeshuisal betaalde de gemeente intredegeld want dezen missen het burgerregt. Maar dan blijft nog altijd overdat de voogdij van het Old burger weeshuis uit vrije beweging eenige weezen uit het nieuwe stads weeshuis overneemtzooals voor eenige jaren met een tiental heeft plaats gehad. Spr. meent te hebben aangetoonddat de voordeelen uit de betaling van het intredegeldverschuldigd voor de opname in het Old burger weeshuis zijn voor het nieuwe stads weeshuis en dat het dus billijk is dat zij waar zij voor het tegen woordige daartoe ook allezins in sfaat isdie betaling ook be werkstelligt. Het is der gemeente geheel onverschillig in welk weeshuis de weezen worden opgenomen en waar dit zoo ismag de gemeente geen gelden voor intredegelden meer besteden. Men zal dus wel doen den op de begrooting voor memorie aange- bragten post te schrappen. Z. i. is dit veel juisterdan om dien memoriepost te behouden. Eene schrapping kan ook niet strijdig zijn met de belangen der betrokken weezen. Deze zullen immers in ieder geval worden verzorgdhetzij dan in het nieuwe stads weeshuis hetzij in het Old burger weeshuis. Spr. kan zich dus niet met het door burgemeester en wet houders gedaan voorstelstrekkende om den bedoelden me moriepost te behoudenvereenigen De heer v. Harinxma thoe Slooten kan zich wel ver eenigen met de conclusiewaartoe de heer van Eijsinga is gekomen. Ook aan hem heeft zich de vraag opgedrongen of het niet beter isom eenvoudig den p03t te roijerenen alzoo geen memoriepost te behouden. Tot een bevestigend antwoord is ook hij gekomenechter op andere grondendan die welke door den heer van Eijsinga zijn bijgebragt. Zijn gedachtengang is ongeveer de navolgende geweest Het Old burger weeshuis wordt z. i. geregeerd door zijn stichtingsbrief en die dateert van het jaar 1534. Van dat jaar is het bekende testament van Auck Peters dochterwelk testament 4 jaar laterin 1538door den dood der testatrice is bevestigd. Bij dat testament, waarvan de inhoud is te vinden in Eekhoffs beschrijving van Leeuwarden is o. a. voor geschreven dat in het gesticht zullen moeten worden onder houden 8 of 10 min of meer arme weezen. Verder wordt in dat testament in het breede omschreven hoe of dat onder houd zal moeten plaats hebbenja het daalt zelfs in de ge ringste détails af. Men vindt er o. a. in bepaaldwelk la ken door de weezen zal moeten worden gedragenhoe duur en van welke soort dat laken moet zijndoch geen enkele bepaling wordt aangetroffen omtrent het intredegeld. Inte gendeel het is bij lezing van het testamentdadelijk te zien, dat de testatrice geen enkele bezwarende bepaling voor de opname der weezen heeft willen stellen. Alleen heeft zij be paald dat de op te nemen weezen bij voorkeur uit haar bloed moeten worden gekozenmaar dat anders arme weezen van burgers uit deze stad moeten worden opgenomen. Op dien grond komt men tot het besluitdat het bestuur van het Old burger weeshuis ingevolge den stichtingsbrief verpligt is om althans een tiental arme weezen zonder intredegeld op te nemen. Spr. zou zelfs verder willen gaan en zeggendat alle wezen, die overigens aan de vastgestelde eischen voldoen, en niet op grond van andere schenkingen worden opgenomen, voor zoover er opname plaats heeft, zonder intredegeld moeten worden opgenomen. In den loop der tijden heeft het gesticht nieuwe schenkin gen en legaten bekomen waaronder vele. waaraan bezwarende bepalingen zijn verbondenals b. v. de bepalingdat het collatieregt der weezeu uitsluitend berust bij de familie van den testatoreen regtdat echter voor het meerendeel berust bij voogden. In geen der schenkingsbrieven ia echtervoor zoover spr. bekend, sprake van een intredegeld. Wat is ech ter gebeurd? Omstreeks 1677 is door voogden zelf het besluit genomen om een intredegeld te heffen. Vóór dat besluit en wel in 1009was evenwel nog een ander hoogst belangrijk legaat aan het gesticht gemaakt door Pieter Hendriks Hijsop. Onder de bezwarende voorwaardenwaaronder dat legaat werd aanvaardwas o. a. dezedat ten allen tijde zes arme weezen in het gesticht moesten worden verpleegd. Wanneer men nu dit getal voegt bij dat van zoo even dan kan men zeggen, dat het bestuur van het Old burger weeshifis in elk geval 16 weezen zonder intredegeld moet toelaten. Het ligt toch voor de hand dat voor dit getal niet verbindend kon zijn het eerst in 1677 door voogden genomen besluit tot hef fing van een intredegeld. Het is mogelijkdat dat besluit voor de later gemaakte schenkingen regtskracht heeftomdat de legatarissen mogten geacht worden bekend te zijn met de door voogden in het leven geroepen bepaling en dat deze althansvertrouwende op dat besluithet legaat aanvaard hebbenmaar voor de beide hiervoren bedoelde belangrijke legaten heeft het geen kracht. Wat voogden geleid heeft tot het besluit om een intrede geld van iederen wees te heffen is spr. niet met zekerheid bekend. Waarschijnlijk is het den minder gunstigen finan- tielen toestand der instelling geweestwelke daartoe aanlei ding heeft gegeven. Naar het schijntstaat de heffing in verband met de aan de weezenbij hun vertrek uit het ge sticht te verstrekken uitzet Omstreeks 1677 schijnt een som van ƒ50 of ƒ60 fcenoodigd te zijn geweest voor een behoor lijken uitzet. Wanneer men nu nagaatdat de plaatsing der weezen ge schiedt van 7 tot 14-jarigen leeftijd en dat de meesten met hun 20e jaar het gesticht verlaten dan is het zekerdat het bedrag als intredegeldgestort bij de opnameeen vrij be langrijk accres heeft ondergaan. De som voor intredegeld gesteld is in ieder geval belangrijk te noemenvooral wan neer men in aanmerking neemt, dat enkele weezenvóór dat de tijd van hunne verpleging is geëindigddoor den dood aan verdere verpleging worden onttrokken Maar hoe dit ook zijtot de vraag of de aangebragte me moriepost moet behouden blijvendoet dit minder af. Deze wordt geheel beheerscht door eene andere vrrag en wel of er werkelijk in het algemeen een grondslag voor de heffing van intredegelden bestaat. Waar spr. nu meent te mogen aannemendatalthans voor zestien arme weezen elke grond tot heffing van intredegelden ontbreektdaar isnaar zijne opvattinghet gemeentebestuur niet geregtigd een som voor de betaling van die onregtmatige vordering op de begrooting te brengen. Dwaalt spr. echter in die meeningdan zou de zienswijzedat er voor de gemeente geen aanleiding bestaat om de intredegelden te betalen tot op zekere hoogte waar zijn. Zoolang het nieuwe stads weeshuis die betaling deed, bestond er geen aanleiding toe voor de gemeente. Blijkt die instelling echter onmagtig te zijndan zou op nieuw moeten worden overwogen of het niet wenschelijk is dat de gemeente de intredegelden op nieuw betaalde en besohouwde als een deel Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 December 1882. 137 der geheele armenzorg. Daaraan is echterzooals de heer van Eijsinga teregt opmerktegelukkig vooreerst niet te denken. Naar spr. meentzal men wel doen den hierbedoelden me moriepost te schrappen. Enwanneer dan enkele weezen niet in het Old burger weeshuis worden opgenomen die daarop anders wel aanspraak zouden hebben heeft de voogdij van dat weeshuis te overwegen of voor de heffing van het intrede geld wel voldoenden grond bestaat en berustnaar sprekers stellige overtuiging, bij haar en niet bij het gemeentebestuur de verantwoordelijkheid voor eene mogelijke weigering. Hij kan niet medewerken tot behoud van een post, die z.i. niet verschuldigd is. Indien er dus door een der leden een voorstel tot schrap ping van den post wordt gedaanzal spr. dat gaarne onder steunen. De heer van Sloterdijck verschilt in meening van de beide vorige sprekers. Hij acht aanneming van het voorstel van burgemeester eri wethouders wenschelijk. Dè heer van Eijsinga is van oordeel dat de memoriepost voor intredegel den behoort geroijeerd te wordenomdatindien er intrede gelden verschuldigd zijn deze moeten worden betaald door het nieuwe stads weeshuis. Spr. moet ten dezen observeren, dat het bestuur van deze instelling alleen aansprakelijk is voor de weezen die in het gesticht zijn opgenomen. Zoolang de weezen nog niet in het gesticht zijnkomen deze ten laste van de gemeente of bever nog van het armbestuur. Was dit niet het gevaldan zou men even goed kunnen beweren, dat zij zijn ten laste van het Old burger weeshuis. Op dien grond is dus schrapping van den memoriepost niet aan te bevelen. En wat nu betreft de argumenten van den heer van Harinxma thoe Slootenspr. heeft alle respect voor het grondig onderzoek dat deze van de '/aak heeft gemaakt. Daardoor is het den raad vergund geworden een blik te slaan iu de wording van het Old burger weeshuismaar indien uit dat historisch resumé de stelling moet worden geputdat het bestuur van het Old burger weeshuis niet geregtigd is een intredegeld te heffendan vraagt hij aan wien dan de aan spraak om een wees in het Old burger weeshuis te plaatsen zonder betaling van intredegeld Wie zou in dezen regt van aanspraak tegen het weeshuisbestuur kunnen doen gelden Al bestond er geen grond tot betaling van intredegelddan nog zou de persoon niet zijn aan te wijzendie de verplig- ting tot verpleging zonder dat intredegeld tot eene wettelijke tot eene verbindende zou maken. Maar er is voor die heffing een andere grond dan uit de geschiedenis valt aan te wijzen de wil namelijk van het be stuur. Men vergete nietdat men hier te doen heeft met eene instelling door geenerlei gezag gereglementeerd. De voogden zijn volkomen bevoegd voor de opname van weezen zekere voorwaarden te stellen en zij houden eenvoudig de deuien vau het weeshuis gesloten, zoo lang niet aan de door hen gestelde voorwaarden is voldaan. En nu moge men eene bepaling als die tot heffing van intredegelden hardonbillijk en niet 8trookende met den bloei en met den finantiëlen toe stand der instelling noemendit doet niets ter zakede wil van voogden is in dezen wet. Geen historisch resumé over het regt der heffing van een intredegeld kan helpenzoodra men stuit op den wil van voogden die in dezen afdoende is. Eu ofschoon het numet het oog op het beetuur van het nieuwe stads weeshuis ontvangen berigtdat er nog ul be schikbare ruimte in dat gesticht isniet zeer waarschijnlijk isdat er in den eersten tijd een verzoek tot plaatsing in het Old burger weeshuis zal behoeven te worden gedaan acht hij het toch wenschelijk den memoriepost te behouden. Dan is men voor een mogelijk geval gedekt. De heer van Eijsinga zal de beide vorige sprekers niet volgen op het terreindat zij hebben betredennl. in eene bestrijding of weêrlegging van de wettigheid der heffing van intredegelden. Dat is hier de kwestie niet. Aan de orde is het voorstel van burgemeester en wethouders, nl. om den memoriepost te behouden op de bcgrooting en nu stelt spr. zich de vraag: is het behoud van dien post een gemeentebe lang. Hij meent aangetoond te hebben, dat dit niet het ge val is en dat het nieuwe stads weeshuisdat de lusten in dezen heeftook de lasten behoort te dragen. Spr. heeft nog eene opmerking naar aanleiding van het gesprokene door den heer van Sloterdijck. Deze heeft het doen óitkomen als of spr. zou hebben gezegd, dat het nieuwe stads weeshuis verpligt. zou zijn om de intredegelden te be kostigendit is in ieder geval zijne bedoeling niet geweest. Verpligt is de voogdij van het nieuw stads weeshuis geen- zins doch zij kan ten alle tijde door betaling van de entree gelden zich ontlasten van het onderhoud van dusdanigen wees. Voor die voogdij is de overplaatsing een aanmerkelijk finan- tieel belang, maar voor de gemeente niet. De heer van Harinxma thoe Slooten wil de beide vorige sprekers kortelijlc beantwoorden. Wat betreft de vraag van den heer van Sloterdijck, wie, wanneer geen post voor intredegelden op de begroot ing wordt gestelddan eene actie tegen voogden van het Old burger weeshuis zal instellen om hen te dwingen arme weezen zon der intredegeld op te nemen daartegenover wenscht spr. de wedervraag te stellen, of men bij behoud van den memorie post voogden dan wel zou kunneu verpligten Hij is hot met den heer van Sloterdijck echter eensdat de wil van voogden in dezen sterker is, dan die van het gemeentebestuur. Zoolang geen intredegelden betaald zijn, zal men voogden van het Old burger weeshuis nooit in regten kunnen vervolgen. Heeft er eenmaal betaling plaats gehad dan bestaat er mis schien een contract en zal men eene actie kunnen instellen maar voogden zullen wel oppassen geen intredegelden in ont vangst te nemen, indien zij bezwaar hebben tegen opname van den wees waarop die gelden betrekking hebben. De vraag is maarwillen voogden den wees ontvangenwant het regt van collatie der weezen schijnt bij de voogdij te berusten En wanneer de heer van Eijsinga beweert, dat hier de kwestie niet is of de heffing van intredegeld op wettel ijken grondslag berustdan verkeert deze in dwaling Wat is toch de vraagdie de kwestie beheerschtniet de vordering door voogden van intredegeld maar deze vraag is de gemeente schuldig? en nu kent spr. geen vordering dan die, welke berust op een wettelijken grondslag. Bestond deze dan zou spr. geenszins bezwaar hebben tegen behoud van den aangebragten memoriepost. Hij zou, zooals hij zoo even reeds zei, de betaling door de gemeente van de intrede gelden voor arme weezen dan beschouwen als een deel van de algemeen e armenzorg. Nog zoual ware er geen regt van vorderen, de billijkheid gewigt in de schaal kunnen leggen. Maarde fiuautiële positie van het weeshuis is geheel au-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1882 | | pagina 2