86 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 October 1883. gegaan. Vergelijkt men met andere gemeenten vanhoogeren en van gelijken rang dan is de verhouding verre van gunstig, pok wat betreft de percentage der belastingen. Bij de be handeling in de sectiën der gemeentebegrooting voor 1884 die dezer dagen aan de orde isis het spr. opgevallendat de op brengst der belasting op het inkomen, welke thans 150,000 bedraagt, in 1873, dus voor tien jaar, zich tot ƒ95,500 be paalde. Niet dat hem dit zal weerhouden tot het doen van verpligte uitgaven mede te werken, maar tegen niet bepaald noodzakelijke zal hij zich verzetten. Ook de rentelast der ge meente is in de laatste jaren belangrijk toegenomen. In 1873, toen spr. de eer had lid dezer vergadering te wordenbedroeg die last 46,850 en thans ƒ77,860. Eveneens zijn belangrijk toegenomen de jaarwedden, vermeld onder afd. lvanhoofdst. I der gemeentebegrootingSprdoelt hier niet op de bezol digingen der beambten en bedienden bij de reiniging of bij de gasfabriek, maar op hen, die meer met de gemeente-administratie zijn belast. In 1873 bedroegen de jaarwedden van de voor naamste ambtenaren ƒ4000 en voor 1884 zijn ze uitgetrokken op ƒ13,100, welke som tot ƒ15,000 zal stijgen als het voor stel der commissie wordt aangenomenwaarvan reeds een deeln.l. dat betreffende des burgemeesters jaarwedde is aan genomen. Dit is een veel te grooten sprong. Het geheele le hoofdstuk van de begrootingalleen jaarwedden, bedroeg in 1873 ƒ19,220, nu ƒ31,325. Men bedenke dat er voor de ge meentenaren reeds uit anderen hoofde vooruitzigt op verhoo ging van belasting bestaat. Het is immers nog onzeker hoe het verband tusschen rijks- engemeentefinanciënzal worden geregeld. Neemt het rijk 'f5 van het ty5 der personele belasting terug, wat spreker bijna niet kan denken, maar dat toch gebeuren kan, dan zal dit voor deze gemeente een verlies medebrengen van ƒ23,600, terwijl de gemeentenaren bovendien al met 20 opcenten ten behoeve van het rijk en ook reeds met eenige ten behoeve der provincie zullen worden belast. Dan is nog altijd hangende eene regterlijke organisatie, de verandering van gevangenissenwaarmede in verband staat verplaatsing of vermindering van garnizoen enz. Al deze zaken maken het hoogst wenschelijk, dat men zeer voorzigtig ten opzigte der gemeente-financiën is. Hij wil echter herhalen dat hij niet is tegen noodzakelijke uitgaven en in het alge meen wel wil medewerken om de tractementen in evenredig heid te brengen met de bewezen wordende diensten, maar hier betreft het geen tractementhet is hier een defroyement, omdat de betrekking zelf is eene eerepost. Ook de heer Troelstra zal zich niet vereenigen met het voorstel der commissie tot verhooging der jaarwedde van de wethoudersHem komt het voordatwaar het nog maar zoo kort is geleden dat men 'stond voor een advies in tegen- overgestelden ziner daar belangrijke redenen voor de veran dering van opinie moeten bestaan. En wat wordt nu door de commissie bijgebragt Haar hoofdargument is het ver band dat er tot dusver bestaat tusschen de jaarwedde van den burgemeester en die der wethouders. Spr. gelooft echter dat de bedragen dier jaarwedden geheel berusten op subjec tieve gevoelens en worden beheerscht door vraag en aanbod. Hij stelt zich voordathad Leeuwarden dadelijk weder een burgemeester gekregener geen sprake van zou zijn ge weest om de jaarwedde aan die betrekking verbpndente verhoogen. Met het oog hierop acht spr. het dienstig om ook ten opzigte der jaarwedden van de wethouders te wach ten tot dat liet blijkt, dat men voor de tegenwoordige geene geschikte en genegene personen meer kan vinden. Er kan immers ten allen tijde een voorstel tot verhooging worden gedaan De heer van Sloterdijck wenscht op de ingebagte be zwaren te antwoordenOm te beginnen met het grootste niet het gewigtigste maar schijnbaar het meeste in omvang, dan moet hij zich bepalen bij hetgeen laatstelijk door den heer Plantenga werd bijgebragt. Het komt spr. voor dat de buitengewoon pessimistische beschouwingen van dat geacht lid omtrent de gemeente-financiën hier niet mogen gelden waar het eene kwestie van slechts ƒ900 betreft. Indien de geleverde beschouwingen juist warenindien men zich ten opzigte der gemeente-financiën op alle gebeurlijkheden moest voorbereiden en deze als reeds gebeurd aannemenja dan zou ook spr. ontkennen dat men niet tot verhooging zou mogen overgaanmaar dan zou ook de geheele gemeente begrooting vicieus zijn. Dan zouden daarop tal van posten niet mogen voorkomen, die daarop thans zijn geplaatst. Dan zou de gemeente op lange na niet zoo veel mogen uitgeven voor bestrating, verlichting en onderwijs. Men kan zich wel allerlei schrikbeelden voorstellen en b.v. denkendat de regering er toe kan komen de 30 pet. ver goeding in de kosten van het lager onderwijs in te trekken of haar te ontnemenwat de gemeente van de personele be lasting geniet, ja, men kan wel aannemen, dat zij alle bron nen van inkomst voor de gemeenten kan willen doen opdro gen maar voor dergelijke onderstellingen bestaat waarlijk geen redelijken grond. De heer Plantenga heeft gesproken over eene regterlijke organisatie, die nog in de lucht zou hangen. Spr. weet niet, welke dat geachte lid daarmede bedoelt. In 1877 heeft er immers juist eene regterlijke organisatie plaats gehad en van eene nieuwe reorganisatie heeft hij tot dusver niet vernomen. Dan heeft de heer Plantenga gesproken van verandering in het gevangeniswezenmaar waarom zal dit een ongunstigeu invloed op de gemeente-financiën uitoefenen? Doch spr. zal niet over deze zaken meer uitweiden overtuigd als hij zich houdt, dat de heer Plantenga al deze bezwaren niet in ge- moede kan volhouden. Liever wil hij zich thans bepalen tot het verschil tusschen het adviesdat in 1882 door de betrokken raadscommissie werd uitgebragt en dat hetwelk door de meerderheid der te genwoordige commissie wordt ingediend. Dat verschil is niet zoo groot als men meent of zich voorstelt. Het is alsof .er sedert 1882 niets gebeurd waremaar men bedenkedat de jaarwedde van den burgemeester, zooveel van den raad afhangt, daar even is verhoogd van ƒ2500 tot ƒ3500. Men lette er op dat de commissie eerst het voorstel heeft gedaan tot deze verhooging en dat zij daarna is gekomen met een voorstel tot verhooging der jaarwedde van de wethouders. Dit laat ste is gedaan in de veronderstelling dat het eerste zou wor den aangenomen en spr. kan bepaald verzekeren, dat ware dit zoo even niet aangenomende commissie terstond haar voorstel tot verhooging der jaarwedde van de wethouders zou hebben ingetrokken. Het verband tusschen de jaarwedde van den burgemeester en die van de wethouders is het juist waarom men nu tot verhooging en in 1882 tot een negatief advies is gekomen. In 1882 werd over de jaarwedde van den burgemeester niet gesproken en daarom had men toen ook geen voldoende reden verhoogiug der jaarwedde van de wet houders voor te staan. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 October 1885. 87 Nu is er op gewezen, dat het bedoelde verband het eenige gangbare argument der commissie is en spr. wil erkennen dat vergelijking met andere gemeenten in dezen niet afdoende is, maar toch gelooft hij dat wel in dezen mag wegen de historie hieromtrent in deze gemeente, welke toont, dat er steeds zekere verhouding is geweest tusschen de jaarwedde van den burgemeester en die der wethouders. Die verhouding mag toch ook leiden tot de onderstellingdat zij is eene weerspiegeling van de verhouding der werkzaamheden. En waar men nu mag aannemen dat de manier van werken gelijk is geblevenmits in omvang toegenomendaar gelooft spr. dat die verhouding met haar historischen gang heenwijst naar de cijfers door de commissie voorgesteld. Eindelijk nog de vraag of de betrekking van wethouder moet gemaakt wor den tot eene bezoldigde betrekking of dat zij een eereambt moet blijven. Hij gelooft dat ook bij eene zoo bescheidene schadeloosstelling als 1200 isevenmin van eene bezoldigde betrekking sprake kan zijn als thansnu die schadeloosstel ling 900 bedraagt. Er is in dezen iets dat men wel in acht moet nemen. Het is ditdat de raadbij eventuële keuze van een wethouder nu in zijne keuze beperkt wordt tot diegenen die geen ambt of betrekking bekleeden en geen bedrijf uitoefenenin een woorddie volkomen ambteloos zijn want iemand die verpligte werkzaamheden van eenigen omvang heeft, heeft niet zooveel tijd beschikbaarals hier van een wethouder wordt gevraagden om in eigene bezigheden zich te doen vervangenhiervoor is zeker meer noodig dan het tegen woordige bedrag der schadeloosstelling. Verhoogt men nu het defroyement, dan komt het hem voor, dat voor den raad de keuze ruimer wordt. Ook met het oog hierop is eene verhooging tot 1200 dus zeer gewenscht. Twee redenen bestaan er alzoo die krachtig voor de voor gestelde verhooging pleitennl. deze laatste en de historisch geijkte verhouding tusschen de jaarwedde van den burgemees ter en die der wethouders, welke verhouding eene afspiege ling is van de mate der werkzaamheden van ieder hunner. Hierna worden de discussiën gesloten en het advies der commissie tot verhooging der jaarwedde van de wethouders met ƒ300 in stemming gebragt. Met 13 tegen 2 stemmen wordt dit advies verworpen. Voor stemden de heeren van Sloterdijck en de la Failleterwijl de heeren Bruinsma en Wiersma zich als wethouders van stemming onthielden. Over het zich onthouden van stemmen had nog eenige be spreking plaats tusschen den tijdelijken wethouder den heer Dirksen de heeren Plantenga en Wiersma. 4. Rapport eener raadscommissie omtrent het onderzoek van de begrooting van het stads ziekenhuisdienst 1884. Nadat de heer Kuipers eenige inlichtingen had verstrekt omtrent de oorzaak der late indiening van de begrooting, wordt conform het advies der raadscommissie besloten. a. de begrooting van het stads ziekenhuis voor het jaar 1884, sluitende in ontvang en in uitgaaf met een bedrag van 12,636.80 goed te keuren b. aan de commissie van bestuur over het stads ziekenhuis te berigtendat het den raad aangenaam zal zijn voortaan de begrooting volgens de reglementaire bepaling in de maand Julij te ontvangenen c. aan dezelfde commissie mede te deelen, dat de raad niet verder aandringt op het volgen van zijne, bij de goedkeuring van de rekeningen van het stads ziekenhuis over 1881 en 1882 gegevene wenken omtrent de plaatsing van den post van ontvang van verpleegkosten over vorige en afgeslotene dienstjaren. 2. Advies der commissie voor de reclames omtrent 14 bij gedeputeerde staten ingediende bezwaarschriften tegen aanslagen voorkomende op het primitief kohier der directe belasting op het inkomendienst 1883. In verband hiermede doet de Voorzitter de openbare ver gadering in eene met gesloten deuren overgaan. Bij heropening der openbare zitting niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 3