104 Verslag der handelingen van den gemeenteraad hetgeen de heer van Sloterdijck wilmaar dat de raad zich heeft vereenigd met het voorstel van den heer Duparcom het adres te behandelen bij het desbetreffend voorstel van burgemeester en wethouders. Nadat de heer van Sloterdijck had verklaard v dat dit laatste hem is ontgaan en hij thans niet meer op verdaging der beslissing wil aandringenwordt conform het voorstel van den Voorzitter besloten aan mej. Buijs hoofd der gemeente school no. 3 mede te deelen dat de raad geene termen heeft gevonden tot inwilliging van haar verzoek. 3. Ontwerp gemeente-begrootingdienst 1884. (Zie bijlagen nos. 12, 13, 18 en 19 van het verslag van 'sraads handelingen over 1883.) Geen der leden het woord verlangende voor het voeren van algemeene beschouwingen, wordt, met goedvinden der verga deringhet eerst in behandeliug genomen de verschillende posten van UITGAAF. De posten vermeld onder volgnos. 59 tot en met 64 der ontwerp-begrooting worden onveranderd vastgesteld. Bij volgno. 65, art- 7 van afd. I van hoofdst. 1, jaarwedde van den directeurde opzigters der gemeentewerkenden beambte op het bureau der fabricage, den opzigter der beplan tingen enz., uitgetrokken op ƒ8975, stelt de Voor/ittervoor dezen post met 600 te verlagenmet het oog op het raads besluit waarbij de betrekking van schrijver op het bureau der gemeentewerken is opgeheven. De heer Troelstra zegtdat rapporteurs omtrent volgno. 65 hebben opgemerktdat niet is toegelicht waarom deze post met ƒ150 hooger is uitgetrokken en dat men die toe lichting speciaal ook met het oog op de jaarwedde, die blij kens de bijlagen voor den opzigter der beplantingen is uitge trokken alsnog gaarne zoude ontvangen. Burgemeester en wethouders hebben in verband daarmede den post nader ge specificeerd. Het blijkt daaruit, dat aan den hoofdopzigter ƒ200 en aan 2 opzigters der gemeentewerken ieder 100 verhooging is toegekend en dat het tractement van den opzigter der beplantingen door burgemeester en wethouders van 600 op ƒ800 is gebragt. Nu meent spr. dat vóór deze laatste trac- tement8verhooging de instructie voor den bedoelden ambtenaar had behooren te worden gewijzigd. Hij heeft geen bezwaar tegen de verhooging zelvemaar vindt het minder regelmatig dat tot verhooging wordt overgegaan, zonder dat de raad de instructie of verordening heeft gewijzigd. De heer Wiersma zegtdat geene wijziging der verorde ning noodig wasomdat bij de verordening een minimum en een maximum is gesteldwaartusschen burgemeester en wet houders zijn gebleven. De heer Duparc gelooft, dat vele leden zich zullen her inneren, dat vóór twee jaar een langdurig debat is gehouden over de vraag of men principiële zaken wel incidenteel, bij de behandeling der gemeente-begrooting, kan afdoen. Die vraag op zich zelve betrof intusschen ook weer een principieel punt, dat men toen ook schroomde incidenteel af te doen. Spr. is echter van oordeel, dat waar een cijferpost zich grondt op eene verordening, men, zoo men verhocging van dien post wil, eerst de betrokken verordening moet wijzigen. Hij zou ten bewijze hiervan verscheidene voorbeelden kunnen bij brengen. Is er bij de verordening echter een minimum en te Leeuwarden van den 17 November 1883. eeu maximum gestelddan wordt de zaak anders ln dat geval alleen behoeft geen wijziging der verordening vooraf te gaan. De heer Wiersma heeft voor zich de verordening rege lende den ranghet getalde bezoldiging en de wijze van benoeming der ambtenaren bij de gemeentewerkenen nu luidt art. 3 daarvan: „De bezoldiging van het overige personeel wordt geregeld „voor de beambten in art. 1 lett, b en c genoemd, bjj het „in werking treden dezer verordening en vervolgens bij elke „benoeming door den raad „voor de beambten in art. 1 lett. e aangeduidbij elke „benoeming door burgemeester en wethouders binnen degren- „zen vastgesteld bij de volgende tabel -hoofdopzigter van ƒ1200 tot ƒ1600; „opzigters ieder van ƒ600 tot 1000 enz." De jaarwedde der opzigters beweegt zich dus tusschen een minimum en een maximumen nu is het toch waardat de hovenierdie vroeger reeds onder de bevelen van den direc teur der gemeentewerken stond, thans, nu hij opzigter der beplantingen is gewordenook behoort tot die opzigters waarvoor bij het zooeven aangehaald artikel een minimum van 600 en een maximum van 1000 is aangegeven. De raad had slechts bij de benoeming zijne jaarwedde te regelen. De heer Troelstra gelooft wel, dat het in het reine is voor zooveel betreft de verhooging van bezoldiging van den hoofdopzigter en van 2 opzigters, maar heeft die overtuiging nog niet ten aanzien van den opzigter der beplantingen. De raad heeft eenmaal de bezoldiging van dien ambtenaar op 600 gestelden nu is naar spr. meent ook weer een raadsbesluit noodig om wijziging in die jaarwedde te brengen. De heer Wiersma blijft er bij dat geen wijziging der verordening, zooals de heer Troelstra beweert, noodig is; wel een raadsbesluit tot verhooging der jaarwedde tot op ƒ800, maar dat besluit wordt genomen door de vaststelling van den ui-getrokkea begrootingspost. De heer Minnema Buma moet den heer Wiersma op merken, dat het nog pas ruim een jaar geleden is, dat de jaarwedde van den opzigter der beplantingen door den raad bij afzonderlijk raadsbesluit werd vastgesteld op 600 en nu gaat het toch niet aan om die jaarwedde incidenteel bij de gemeentebegrooting op ƒ800 te brengen. Wel is het waar, dat er geen verordening behoeft te worden gewijzigd maar de reden, die den raad, bij afzonderlijk besluit, het tracte ment van dezen opzigter deed vaststellen verzet zich tegen eene incidenteele verhooging. De heer Wiersma acht het bezwaar van den heer Minnema Buma van geheel anderen aarddan dat van den heer Troel- stra. De laatste wenscht wijziging der verordening op dit punt en dat behoeft niet. Het bezwaar van den heer Buma, n.l. dat het niet gewenscht is zoo incidenteel bij de behandeling der gemeente-begrooting tot de bedoelde verhooging te besluiten, kan spr. evenmin deelen. Waar de begrootingspost toch moet vertegenwoordigen liet bedrag der jaarwedde, dat in een volgend jaar zal worden genoten, daar vindt hij het eigenaardig dat juist daarbij de verhooging ter sprake komtte meer waar er gelegenheid wordt gegeven vooraf alles behoorlijk te bekijken en na te gaan. Had er geen sectie-onderzoek plaatsdan zou het Verslag der handeling j van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 17 November 1883. 105 geopperd bezwaar eenige kracht hebben, maar bij dat onder zoek heeft men alles behoorlijk kunnen nagaan en overwegen. Spr. komt het voor dat juist de begrooting de beste gelegen heid is, om tot verhooging over te gaan. Ook de raad heeft dit vroeger wel gemeendimmers hij heeft wel adressen van verhooging afgewezenmet te kennengevingdat op die adressen nader zou worden gelet bij de behandeling der ge meente-begrooting. De heer Minnema Buma moet er op wijzen, dat de zaak in de sectiën niet besproken is, omdat de onderdeelen van den voorgestelden verhoogden post toen nog niet bekend waren en eerst bekend zijn geworden uit het antwoord van burgemeester en wethouders op het sectie rapport. De heer Troelstra heeft er zoo straks van gesproken dat de jaarwedde van den opzigter der beplantingen is gere geld bij verordeningterwijl het blijkt dat zij bij raadsbesluit is bepaald. Welnu een raadsbesluit is ook eene verordening. In ieder geval komt het bier op hetzelfde neervóór de ver hooging moet toch het raadsbesluit of de verordening gewij zigd wordentenzij er een minimum en een maximum is bepaald en de verhooging zich daartusscben beweegt. De heer v. Harinxma thoe Slooten schaart zich geheel aan de zijde van den heer Wiersma. Is de opzigter der be plantingen een zoodanigedie bij het bureau der gemeente werken behoort, dan laat de verordening, ten opzigte der jaarwedde van dezen, eene speelruimte van ƒ400. Men heeft hier niet te doen met een ambtenaar zooals b. v. de archi varis dienaar hij meentis benoemd op een gefixeerd tractementneen het betreft hier de jaarwedde van een gemeente- opzigterdie zichvolgens de verordening beweegt tusschen ƒ600 en ƒ1000. Wel dient de raad bij de benoe ming de jaarwedde te bepalen maar later kunnen burge meester en wethouders dit doen voor zoover het maximum niet behoeft te worden overschreden. De Voorzitter merkt op, dat bij de begrooting heeft ter visie gelegen een staat, waarop de traetementen der bij den onderwerpelijken post bedoelde ambtenaren zijn gespecifieerd. De jaarwedde van den opzigter der beplantingen is daarop uilgetrokken tot een bedrag van ƒ800 Men had daarvan bij het sectieonderzoek kunnen profiteren. Doch dit daargelaten, tegen de verhooging der jaarwedde van den hoofd-opzigter en de opzigters van Nimwegen en Faber schijnt geen bezwaar te bestaan. Daarom zal hij deze verhooging en die van de jaar wedde van den opzigter der beplantingen afzonderlijk in rond vraag brengen. De heer Troelstra acht dit minder noodig; hij is niet tegen de verhooging der jaarwedde van den opzigter der beplantin gen maar hij is niet overtuigd dat die verhooging op regel matige wijze is geschied. Hierna stelt de Voorzitter voor en besluit de vergadering volgno. 65 onverandsrd goed te keuren. Bij volgno. 66 Jaarwedden der beambten ter secretarie en der hedienden bij het gemeentebestuur, ƒ8300, deelt de Voorzitter mede, dat deze post met ƒ800 zal moeten wor den versterkten wel met 300 voor den te benoemen com mies met 400 voor den aan te stellen 5eu kier op het hoofdbureau en met ƒ100 voor aan den klerk Boomsma toe gekende verhoogingtot welke verbooging uit kracht der verordening door burgemeester en wethouders kon worden overgegaan. Volgno. 66 wordt in verband met deze mededeeling uitge trokken tot een bedrag van ƒ9100. Volgnos. 67 68 en 69 worden onveranderd goedgekeurd Het totaal van hoofdstuk I wordt uitgetrokken op ƒ81,088. Alle posten van hoofdstuk IIvolgnos. 70 tot en met 96a worden onveranderd gelatenwordende het totaal van dat hoofdstuk vastgesteld op ƒ13,954. Art. 1 van hoofdstuk IIIvolgno. 97 wordt onveranderd goedgekeurd. Bij volgno. 98, ari. 2, van afd. I, hoofdstuk III, „onder houd van straten, pTeinen enz. ƒ9300", zegt de heer v. d. Scheer dat in het verslag van rapporteurs bij dezen post wordt gesproken van den toegang tot de Romkeslaan het was misschien beter geweest te spreken van dat gedeelte gemeente-eigendomdat gelegen is tusschen het trottoir van den Grachtswal en de brugwachterswouing. Vroeger was dit gedeeltelijk eene sloot, doch deze is bij het maken van de tweede laan gedempt. Het gevolg hiervan isdat al het waterwaarmede de brug en hare omgeving wordt schoon gemaakt of dat daarop valtvloeit naar het bedoelde ge deelte weg en daar staan blijft. Wel is men gisteren begon nen er weder geklopte steenen op te brengendoch hiermede wordt geene afdoende verbetering verkregen Het opbrei gen van grind geeft daar ter plaatse niets. De ondervinding heeft geleerd dat het verzakt en de toestand spoedig weer dezelfde is. Afdoende verbetering kan alleen worden verkregen door het verlengen van het trottoir. Dat alleen is het raiddel om voetgangers niet te noodzaken over den rijweg te loopen En nu de Romkeslaan door burgemeester en wethouders toch ter sprake is gebragtzou spr. wel gaarne eens verne men sedert wanneer door het gemeentebestuur onderhande lingen met de eigenaren van die laan zijn gevoerd om ver betering te kunnen aanbrengen. Hij vraagt ditomdat hij meent te wetendat die eigenaren wel zich willen laten vinden om mede te werken tot verbeteringmits geen gel delijke bijdrage in de kosten van hen wordt gevraagd. Spr. meeat op het nemen van afdoende maatregelen te mos-ten aandringen, omdat de toestand, zooals die thans is. onhoud baar is Nog onlangs werd eene vrouw daarvan de dupe en viel in een modderige kuil. Er zijn huishoudingen, waarvan de kinderen bij ongunstig weer niet ter school gaanomdat zij die modderige laan niet kunnen passeren. De Voorzitter kan verklaren, dat de toestand der Rom keslaan al sedert lang de aandacht van het dagelijksch be stuur heeft getrokken. Hij kan gerust verzekeren, dat zoodra er gelegenheid zal bestaan om verbetering aan te brengen burgemeester en wethouders niet ten achteren zullen blijven daarvan te profiteren. Echter kan voor het tegenwoordige de toegang niet anders worden verbeterd dan door geleidelijke aansluiting. Zoolang de eigenaren der Romkeslaan geen afstand van het pad heb ben gedaankan men niet anders. Spr. hoopt echter, dat de zaak spoedig tot een gewenscht resultaat zal komen. De heer Miïinema Buma heeft het woord gevraagd niet om te spreken over den slechten toestand der Romkes- l& '.n maar om te herhalen den wenschdien hij ook vroeger reeds bij de behandeling der gemeente-begrooting heeft uit gesproken n.l. om bij aanleg van nieuwe straten de klin-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 3