JA? K I 148 Verslag der handelingen van den gemeenteraa» De toelating geschiedt: op de school met driejarigen cur sus den 1 Aprilop de scholen met tweejarigen cursus den 1 October. Zijdie de kinderen verlangen te hebben toegelaten doen daartoe ten minste acht dagen te voren bij het hoofd der school aangifte. Van de toelating wordt hun een schriftelijk bewijs verstrekt. Voor deze scholen gelden mede de laatste drie leden van art. 2. Art 9 wordt gelezen als volgt: Jaarlijks wordt eene openbare les gehouden ten overstaan van eene commissie uit den gemeenteraad en de commissie van toezigt op het lager onderwijs op de scholen der eerste klasse en der tweede klasse a in den loop der twee weken voorafgaande aan de zomervacanlie, zoo die er isof anders in de maanden J unij of Julij op de scholen der tweede klasse b en der derde klasse in de maand April. Art. 10 wordt gelezen als volgt: Aan de leerlingendie het gewoon schoolonderwijs genoten en zich goed gedragen hebbenwordt bij het verlaten der school een getuigschrift uitgereikt, De beoordeeling hiervan geschiedt door de commissie van toezigt op het lager onderwijs, op voordragt van het hoofd der school. Op voorstel des Voorzitters wordt het mede gedaan voorstel om art. 18 van de verordeningregelende de zamenstelling inrigting en bevoegdheid van de commissie van toezigt op het lager onderwijs (Gemeenteblad no. 23 van 1881) te doen vervallen aangehouden Na de vaststelling van dit besluit vraagt de heer de la Faille nog eene kleine inlichting. Hij zou n.l. wel gaarne eens willen weten of de commissie van toezigt de bepaling dat de kinderen den 6 jarigen leeftijd moeten hebben bereikt alsvoreus op de school te worden toegelaten, onverbiddelijk streng handhaaft. Gaarne heeft hij zijne stem gegeven aan het voorsteldat de toelating slechts eens in het jaar plaats heeft; hij acht die bepaling in het belang van het onderwijs, maar het zou kunnen zijn dat een kind bij het verschijnen van het tijdstip van toelating slechts 2 a 3 dagen nog beneden den leeftijd van 6 jaar wasin welk geval het bij strenge toepassingnog 1 jaar zou moeten wachten om toegelaten te worden. Met het oog daarop zou hij een eenigzins milde toepassing wenschelijk achten. De Voorzitter meent de verlangde inlichting te kunnen verstrekken door lecture te geven van alinea 2 van art. 1 der verordeningluidendekinderendie binnen de eerst volgende drie maanden na de in het volgende artikel be paalde tijdstippen den leeftijd zullen hebben bereikt, kun nen onder goedkeuring der commissie van toezigt op het lager onderwijs mede worden toegelaten. De heer de la Faille betuigt zijn dank voor deze inlichting. 8. Verslag van rapporteurs uit de sectiën van den raad omtrent het voorstel van burgemeester en wethoudersbetreffende de demping van de gracht langs den Eewalhet Hof en het Heerenwaltje (Zie bijlagen uos. 17 en 21 van het verslag van 's raads handelingen over 1883.) De algemeene beraadslagingen geopend zijnde, zegt de heer Plantengadat wanneer men hier alleen behoefde te rade te gaan met de wenschelijkheid der voorgestelde dem- te Leeuwardenvan den 13 December 1883. ping, hij geen oogenblik zou aarzelen, zijne stem daaraan te geven. Bij een werk, zoo belangrijk als dit, moet echter ook wel degelijk worden gevraagd: is het noodzakelijk. Spr. nu is de noodzakelijkheid uit de gewisselde stukken niet ge bleken. Wenschelijk is de demping, want zij zal strekken niet alleen tot verfraaijing der stad, daargelaten eenige mis standen die men hier en daar door het verschil van helling zal krijgen maar men zal er ook een beteren weg door bekomen. Beide punten brengen echter niet de noodzake lijkheid van het werk mede. Door rapporteurs is nog al veel gewigt gehecht aan de verbeterde passage, maar hij verschilt in dezen met hen van opinie. De passage langs den Eewal is immers niet veel van beteekenisniet zoo belangrijk. Niet alleen door voetgangers wordt ze weinig druk gebruikt, maar ook het gebruik met rijtuigenis, naar het hem voor komt niet zoo druk dat daarom eene demping gewettigd zoude zijn. Misschien maakt de marktdag hierop wel wat eene uitzonderingmaar in het algemeen is het toch zoo Vroeger toen men de vermakelijkheden nog meer in de lo calen van den heer van der Wielen hadwerd de Eewal nog al eens als rijweg gekozenmaar in den laatsten tijd is dit ook niet meer het geval. Daarenboven zal men toch ook nooit een flinken rijweg krijgen. Naar het spr. althans voorkomt, zal de bogt, die men op den hoek van het Heerenwaltje en de Nieuwestad zal hebben te maken altijd een uiterst moeijelijke bogt zijn en zullen de koetsiers niet gaarne dien weg kiezen. Ook uit een oogpunt van hygiene acht spr. demping niet bepaald noodzakelijk. Volgens de stukken moet die demping gunstig werken op den gezondheidstoestand en spr. zal dit niet tegenspreken, want alles wat onaangenaam is, strijdt reeds met de regelen van hygienemaar toch moet hij er op wijzen dat de ziektetoestand hier niet van dien aard is ge weest, dat het met het oog daarop bepaald noodzakelijk is dat tot demping wordt overgegaan. In de maanden Augustus en September dezes jaarsdie toch voor de ziektetoestanden de meest ongunstige maanden waren was het sterftecijfer hier bijzonder gunstig. Terwijl eene sterfte van 20 op 1000 als normaal mag worden aan genomen had men hier 14 a 15 op 1000. Ook zal men wel zonder demping den toestand van den Eewal uit een hygiënisch oogpunt veel kunnen verbeteren, door b. v., zooals de vereeniging ter bevordering van de volksge zondheid blijkens haar heden morgen ter tafelgebragt adres wilhet tonnenstelsel verpligt in te voeren en waarop ook rapporteurs over de begrooting hebben aangedrongen. Ook zou de stank die de gracht dezen zomer verspreidde, minder zijn geweest indien men voor meerdere leiking had gezorgdmaar, naar spr. meent, heeft de laatste leiking van den Eewal voor ongeveer 10 jaar plaats gehad. En, zegt spr.betrof het hier nu nog eene productieve zaak, eene zaak waarvan de gemeente later weer vruchten kan plukken en die zou bijdragen tot de algemeene welvaarthij zou er geen bezwaar tegen hebben daarvoor eene belangrijke som te be steden. Hier betreft het echter hoofdzakelijk versiering en nu kan hij bij de tegenwoordige min gunstige omstandigheden geen vrijheid vinden daarvoor eene aanzienlijke som op te offeren. Dit, zegt spr. over de zaak zelve maar nu nog een enkel woord over het adres van den heer IJ. v. d. Meulen, waarop volgens het heden morgen genomen besluit zooveel mogelijk bij de behandeling van het onderwerpelijk punt zou Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 13 December 1883. 149 worden gelet. Het komt spr. voor, dat dit adres wat laateigenlijk te laat is ingediendom daarop veel regard te slaan maar toch is het hem opgevallen dat in de stuk ken zelfs in het voorstel van burgemeester en wet houders, met geen enkel woord is gesproken over hetgeen den heer v. d. Meulen wenschelijk voorkomt, n.l. overkruining in plaats van demping. Ofschoon zelf geen voorstander daar van, zou hij toch gaarne vernemen of ook dat denkbeeld bij het collegie in overweging geweest is en het is daarom dat hij wenscht te vragen of het misschien gebleken is dat over kruining niet mogelijk is. Te eerder komt hij tot deze vraagomdat, naar hij meent, in het indertijd ontvangen adres van de bewoners van den Eewal of demping öf overkruining wordt gevraagd. De heer ÜOSterhofi' wil in antwoord op hetgeen door den heer Plantenga is aangevoerdin de eerste plaats er op wij zen dat de Eewal juist de hoofdweg iswaarlangs de rij tuigen die van de Hoeksterpoort komen en een andere poort weer uit moeten en omgekeerd, gaan. De bewering, dat er weinig rijtuigen passeren, komt hem geheel onjuist voor. In de 2e plaats lette men er op hoe moeijelijk twee rij tuigen elkander op den Eewal kunnen passeren. Dit kan vooral in den winter, wanneer er sneeuw ligt, niet geschieden, dan met veel gevaar. Bij demping zal dit gevaar ophouden. Men zal dan een voldoenden rijweg verkrijgenwaardoor te vens het verkeer zal worden bevorderd. En wat nu het denkbeeld der overkruining betrefthij heeft heden morgen daarover nog den directeur der gemeentewer ken gesproken die hem mededeeldedat tegen overkruining groote technische bezwaren bestaanzoo ze niet geheel on mogelijk isSpris het voorgekomendat de directeur geenzin8 zou schroomen overkruining onuitvoerbaar te verklaren. In ieder geval heeft hij bepaald verzekerddat overkruining kostbaarder is dan demping. Ook zou men, indien daartoe werd overgegaan, den rijweg niet in het midden kunnen krijgenwat toch zeker wel de bedoeling zal zijn. Hetzelfde motief waarom men verbiedt met rijtuigen over het Hof te rijdenzou dan toch ook bestaan ten opzigte van de overkruining van den Eewal. Men zou beschadiging ook van dat gewelf moeten trachten te voorkomendoor het rijden daarover te erbieden. En werd nu de rijweg niet in het midden gelegd dan zou men zeker een wonderlijken, niet zeer behagelijken toestand in het leven roepen. Ook daarom is overkruining niet gewenscht, maar al waren het ook maar alleen de meerdere kosten, dan nog zou spr. dem ping prefereren Hij zal niet treden in eene weerlegging van hetgeen door den heer Plantenga in opzigt tot de hygiëne is gezegdom dat hij zijne beide mr'e-rapporteursbeter dan hem zelf in staat acht daarop te antwoorden. De heer v. d. Scheer zegt dat rapporteurs het voldoende hebben geacht met een enkel woord te wijzen op het hygiënisch belang dat bij de demping is betrokken, omdat dit als voor de hand ligt. De heer Plantenga is echter op die zaak teruggekomen en heeft g wezen op het gunstige sterfte cijfer in de maanden Augustus en September. Spr. meent echter dat uit een negatief feit geene gevolgtrekking mag worden gemaakt. Dat er weinig sterftegevallen in de bedoelde maanden zijn geweest, mag niet in verband worden gebragt met den toe stand van den Eewal. Het moet toch worden erkend, dnt de toestand van die gracht, zooals die dezen zomer was, tot na- deelige gevolgen had kunnen leiden. Is het nu niet beter nadeelige gevolgen te voorkomen en dus de put te dempen vóór dat het kalf verdronken is Over het algemeen was het sterftecijfer dit jaar guustig, niet alleen in deze gemeente en deze provincie, maar in ons geheel land. Wie waarborgt ons dat bij minder gunstigen gezondheidstoestand, bij't uitbreken eener epidemie, de toestand van den Eewal niet de schrome- lijkste gevolgen zal opleveren. De heer V. Sloterdijck zegt, dat de gronden en aanlei ding, die er bestaan om tot demping van de gracht langs den Eewal en het Heerenwaltje over te gaanvoor hem over wegend genoeg zijn om met groote ingenomenheid het voor stel dat door burgemeester en wethouders is gedaante be groeten. Ook in de sectiën heeft hij te kennen geveven, dat hij zich zeer wel met dat voorstel kan vereenigenToch had hij eene reservewaaraau uitdrukking is gegeven in het ver slag van rapporteurs met de woorden «Nog werd ia deze „sectie de opmerking gemaakt, dat als eene conditio sine „qua non op den voorgrond moest staan, dat de gemeente „eigenares werd van de straat en den ondergrond." Spr. beschouwt die beschikking nog als eene conditio sine qua non. Wel erkent hij, dat na de behandeling in de sectiën, nog veel in opzigt tot de beschikking over de kelders is gedaan maar voor hem nog niet genoeg. De gemeente behoort ge heel eigenares van het terrein te zijn en zoolang zij niet meesteres is van alle kelderszal hij zijne stem aan het voor stel onthouden hoe nuttig hij de demping anders ook acht. Hij gelooftdat zoolang de gemeente niet heeft de beschik king over de geheele straat en den ondergrondmen gevaar zal loopen van bij de demping van den eenen poel te vallen of te komen in eenen andereu poel. Hij bedoelt hiermede geen poel die uit een hygiënisch oogpunt schadelijk is, maar een poel die schadelijk voor de beurs der gemeente zal zijn. Het is een abnormalen toestand dat particulier eigendom loopt ondei de publieke straat. Dit wenscht spr. niet te be stendigen, nu er aanleiding en gelegenheid bestaatdaarmede te breken en terwijl de betrokken eigenarenwetende dat men wil dempenminder waarde aan hunne kelders kunnen hechten die daardoor weinig reden van bestaan zullen heb ben. Spr. gelooft, dat men het later zal betreuren, indien men nu niet van de gelegenheid gebruik maakt om eigenares van al de kelders te worden. Hij heeft hierbij vooral het oog op het onderhoud der kelders. Nu wordt daarover niet geredenmaar bij demping zal men dit niet altijd kun nen voorkomen. Wel zal men kunnen bepalen, dat niet langs de huizen mag worden geredenmaar evenmin als dit elders absoluut kan worden beletzal het ook hier kunnen worden voorkomen Alleen door het maken van irottoirs zou men het afdoende kunnen tegengaan maar deze trottoirs zou men toch nooit zooveel breedte kunnen geven, als nu de straat tot de gracht heeftwant dan zou de nieuwe rijweg slechts eene breedte krijgen als nu de gracht en deze komt spr. be paald te gering voor, terwijl bovendien ook nog daarin zouden moeten worden gelegd het braudrioolhet riool voor menage en hemelwater, de gasleidingen enz. Maar men zal z. i. den rijweg bepaald over een gedeelte van de kelders moeten doen loopen en nu ligt het voor de handdat aan die kel ders wel eens defect zal komen hetzij dan door het rijden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 4