152
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 December 1883.
lijk verklaard, dat zij zeer voor de zaak der demping waren,
maar dat zij toch tegen het voorstel zullen stemmenom dat
voor hen het bezit van al de kelders door de gemeente is
eene conditio sine qua non. Spr. zouindien mogelijk
gaarne eene zuivere stemming omtrent het beginsel hebben.
En nu spr. toch over het bezwaar der kelders spreekt, meent
hij daaromtrent nog een enkel woord te moeten zeggen. Hij
meent, dat zij, die wenschen dat de gemeente volkomen
meester zij van den grond onder den weg, wat te veel eischen.
Wij hebben hier te doen met een toestand, die niet bestaat
sedert enkele jaren, maar die dateert sedert eeuwen. De
huizen lang» den Eewal stonden er, hetzij in hun tegenwoor-
digen hetzij in anderen vorm ook reeds voor 100 jaren. Zij
zijn er geheel op ingerigt dat de kelders tot berging kunnen
dienen en met het oog daarop is het niet te verwachten, dat
zij, die tot dusver tegen afstand bezwaar hadden, daarover
zullen heen stappen.
Daarenboven, men heeft die kelders ook niet bepaald noodig
Bedriegt spr. zich niet, dan komt de rijweg ter plaatse waar
nu de gracht is. Deze nu heeft eene breedte van iets minder
dan 7 meter. Voegt men daar nog bij de breedte der be
staande wal muren, die toch ook vaste grond ziju, dan kan
men er zeker van zijndat menzelfs zonder de kelders, een
beteren toestand en een goeden rijweg zal kunnen er
langen.
Bovendien zal men, als men zich toch in het bezit van al
de kelders wil stellen, eene belangrijk hoogere uitgaat zich
moeten getroosten. Het spreekt van zelf dat men de zaak
met geld zal moeten goedmaken en dan zouden de kosten
van het geheele werk ook zoo hoog kunnen wordendat men
met het oog op de financiële zijde der zaak daartoe moeijelijk
zou kunnen besluiten.
Uit de stukken blijkt bovendien, dat het ook nog maar
enkele kelders zijnwaarvan men geen afstand heeft kunnen
bedingen en vrij zeker zal men het wel buiten die kelders
kunnen redden. Misschien heeft men voor den rijweg vol
doende aan de met zand aan te plempen gracht.
En nu de vraag van den heer Plantengawaarom men niet
aan overkruining heeft gedacht, althans daarvan geheel heeft
gezwegen. Het denkbeeld der overkruining is wel in het
indertijd ingekomen adres genoémdmaar door het bekende
adres van den heer IJ. v. d. Meulen is het opnieuw op den
voorgrond getreden. Daargelaten dat het een feit schijnt te
zijn dat overkruinen duurder is dan dempen, zal er door
overkruining een toestand in het leven worden geroepenveel
slechter dan die welke men niet wenscht te bestendigen.
Daarenboven moet men er op letten, dat, zooals den raad zeker
bekend zal zijnde overkruining van het Hof spoedig eene
belangrijke voorziening zal eischen Gewelven zooals zij door
onze voorouders werden gemaakt, zijn wel sterk, maar toch
komt er eens een tijd dat herstelling noodig is en die herstelling
is dan ook meestal zeer kostbaarDe directeur der gemeente
werken is daaromtrent geraadpleegd en bedriegt spr zich niet,
dan is er bij de stukken een stukwaaruit kan blijken welke
offers voor eene eventuele herstelling zullen worden geëischt.
Het is een veelomvattende arbeiddie wegens de duisternis
op sommige plaatsen ook verre van gemakkelijk zal zijn.
De kwestie der hygiëne zou spr. na hetgeen daaromtrent
door de heeren de la Faille, Reeling Brouwer en van der
Scheer reeds is gezegd, wel kunnen voorbijgaan. Teregt is
er op gewezen, dat men bij de beoordeeling van den toestand,
niet alleen moet letten op het sterftecijfer, maar ook wel
degelijk op de ziektegevallenwaaronder dikwijls de zoo-
danigen zijn, die zelfs voor enn deskundige moeijelijk zijn
te onderkennen.
Spr. herinnert zich hierbij eene legende, n.l. deze, dat
men beweerde dat vroeger te Amsterdamdat nog al als
eene gezonde stad werd beschouwd het water ging roeren
wanneer cholera in aantocht was. Nu moge ieder die daartoe
roeping gevoeltgelooven, dat daardoor de gezondheidstoestand
beter kan worden, spr. houdt dergelijke verhalen voor sprookjes.
Hij gelooft echter dat, als men nu niet tot demping overgaat,
men na verloop van jaren daartoe toch vrij zeker zal moeten
besluiten.
De heer Plantenga heeft gezegd dat de passage op den
Eewal niet druk ismaar spr. gelooft dat het moeijelijk is dit
te beoordeelen. Daarenboven is het geheel juist wat de heer
Oosterhoff opmerkte dat de Eewal de eenige hoofdweg door
de stad is voor de rijtuigendie zich van het oosten naar het
westen en zuiden der gemeente moeten begeven. De passage
door de Koningstraatof door de Korfmakerstraat en door
de Peperstraat is toch op lauge na niet zoo verkieselijk.
Daar ondervindt men alligt belemmering.
De heer Plantenga heeft voorts nog gezegd, dat hij niet zou
aarzelen zijne stem aan het voorstel te geven indien het hier
eene productieve zaak gold, maar spr. wenscht te vragen of
het op den weg der gemeente ligt alleen zich voor die zaken
uitgaven te getroosten welke vruchten afwerpenDoch ook
al was dit het gevaldan nog zou de hier te doene uitgaaf
allezins gewettigd zijn. De demping is indirect eene pro
ductieve zaak. Alleen laat het productieve zich niet onder
cijfers brengen. Door de demping zullen immers de verkeers
wegen worden verbeterd en die verbetering brengt indirect
voordeel voor de gemeente mede. Dit is ni< t te weerspreken,
maar al was ook dat het gevaldan nog zou de bevordering
van den welstand en de hygiëne alleen de uitgaaf volkomen
wettigen. Men staat hier immers toch voor een toestand, die
bepaald ónhoudbaar is. De tegenwoordige toestand is niet
alleen gevaarlijk en in strijd met de hygiënemaar ook is
hij niet te verbeteren door meerdere waterpersing. Daaren
boven is de tegenwoordige rijweg, althans wat sommige ge
deelten betreft, bij uitnemendheid gevaarlijk Een en ander
leidt spr. tot de conclusiedat de gemeente zich de uitgaaf
der demping niet alleen mag maar ook moet getroosten.
De heer Brunger meent naar aanleiding van de gevoerde
discussiede door hem uit te brengen stem te moeten moti
veren. Bij die discussie is het door den heer v. Sloterdijck
op zoo breede wijze ontwikkelde bezwaaromtrent het niet
bezitten van nog enkele keldersniet opgelost geworden
althans niet op voldoende wijze. Hijdie zich geheel met
het door den heer v. Sloterdijck gesprokene kan vereenigen
blijft bij dat bezwaar
De heer v. Harinxma thoe Slooten heeft gezegd dat men
ter wille der wenschelijkheid van de demping over sommige
bezwaren moet heenstappen spr. erkent dit. Er zijn dan
ook omstandigheden, die hij wel over het hoofd wil zien, zoo -
als b. v. de onevenredigheid der stoepen en den zeker vrij
ongelukkigen toestand op den hoek van de Nieuwestad en
het Heeren wal tjemaar het niet bezitten van enkele kelders
is z. i. eene zaak die niet over het hoofd kan en mag wor
den gezienmet het oog op de moeijelijkhedendie uit dat
niet bezit kunnen voortvloeijen. Hij zal dus tegen de anders
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 December 1883,
zoo wenschelijke demping stemmenindien het bedoelde be
zwaar niet voldoende wordt opgelost.
De Voorzitter meent te moeten doen opmerken, dat het
bezwaar der kelders z. i. meer behoort ter sprake te komen
bij het 2e onderdeel der conclusie en minder bij de thans
gevoerde algemeene beraadslagingen. Gaarne zal hij de bij
punt 2 bedoelde contracten één voor één in behandeling
brengen
De heer Dirks heeft bij het onderzoek in de sectiën van
dit belangrijk voorstel zich een groote voorstander der dem
ping betoond en er op gewezen, dat er eene zaak iswaarop
z. iniet genoeg in de stukken is gewezenen die niet vol
doende daarin is ontwikkeld. Zij betreft een groot toekomstig
voordeel dat aan demping is verbondeneen voordeeldat
als hoofdargument, althans als een der hoofdargumenten voor
de demping had behooren in aanmerking te komen. Nader
hand is het wel ter sprake gekomen, maar bestreden eu wel
door een geacht ingezeten. Deze wenscht overkruining van
de geheele hier bedoelde gracht. Hij wil dus één groote sluis
maken en nu meent spr. juist dat het door hem bedoelde
groote voordeel zit in eene zooveel mogelijk algemeene op
ruiming van alle sluizen of zoogenaamde pijpen. Hij
zou het alhier bestaand sluizen-systeemzooals dat b. v.
wordt toegepast bij den Wortelhaven de Minnemapijp enz
juist in den grond willen genezen. Terwijl de heer v. d. Meulen
het aantal sluizen wil uitbreiden wenscht spr. het sluizen-
systeem als het ware den kop in te knijpen. Waarom hij dit
wenscht Niet alleen om de belangrijke kosten die zooals
de heer v. Harinxma thoe Slooten teregt opmerkte, de sluizen
medebrengen maar ook om het gevaardat zij opleveren.
Om dit laatste wordt niet veel gedachtmaar toch bestaat
het. Spr. herinnert eens aan den intogt van Z. M. koning
Willem II hier ter stede. Zijne Majesteit logeerde toen op
het Hof.
De toeloop van mensclien was toen zóó grootdat het Hof
zwart was van menschen, zooals men dat noemt. In den
regel denkt men bij zoodanige gelegenheid niet aan mogelijke
ongevallentoen is er echter wel aan gedachtmaar nu
moest het Hof eens zijn ingestort met al die menschen. Men
zou dan een ongeluk hebben waarbij de ramp van het Wee-
ner theater nog maar eene kleinigheid zou zijn. Men moet
niet rneenendat instorting geheel onmogelijk is. Men be
denke dat de bogen van het Hofplein zeer oud zijn. Vol
gens de beschrijving vau Eekhoff, deel II bladz. 299 werd de
gracht voor het Hof in 1688 en 1689 overkruind en voor
zooverre spr. heeft kunnen nagaan is die overkruining sedert
niet vernieuwd. Die van de Wortelhaven is van nog ouderen
datum. Deze werd volgens Eehoff, deel IIbladz. 37 en 1609
gemaakt en bestaat dus bijna al 3 eeuwen. Ook hiervan heeft,
naar spr. heeft kunnen nagaannooit vernieuwing plaats
gehad.
Het Gouvernementsplein is echter van veel jonger datum.
Spr.die op een na het oudste lid dezer vergadering is, heugt
het nog best dat het zich daaronder bevindend gedeelte gracht
was overkruind.
De slotsomwaartoe spr. komtis dezedat demping van
den Eewal verre is te verkiezen boven overkruiningvooral
ter voorkoming van ongelukken en verder om de groote on
kosten in de toekomst.
Gaat men tot demping over, dan is men er in eens en voor
altijd af. Men heeft dan niets met onderhoud van die massa
gewelven en wallen te doen en is bevrijd van alle gevaar
De heer v. Eij si liga wenscht zijne stem ook te motive
ren. Ook hij is in principe zeer voor demping. Hij acht
de daaraan verbonden voordeelen zóó grootdat de gemeente
zich wel de groote finantiële offers mag getroosten die er
voor zullen worden vereischt. Maar waar nu de gemeente
zooveel zal moeten opofferen daar meent hij dat men toch
ook wel van de omwonenden, die toch het meeste belang bij
de demping hebben eenige opoffering raag vragen. Hij ver
beeldt zichdat men met alle regt den afstand van alle kel
ders mag vragenwant het bezit daarvan is voor de ge
meente bepaald noodzakelijk. Hij is het in dezen geheel eens
met den heer v. Sloterdijck. Ook hij meent dat de kwestie
omtrent de kelders geheel moet zijn opgelostalvorens tot
demping wordt overgegaan.
Nu heeft de heer Reeling Brouwer gezegd, dat het jammer
zou zijndat, om die enkele kelders, waarvan men tot dusver
nog geen afstand heeft kunnen bedingen, van de geheele zaak
niets zou komenmaar spr. gelooftdat dit niet het geval
zal zijn. Hij toch is overtuigd, dat, als de raad zegt, er zal tot
demping worden overgegaan zoodra al de kelders aan de ge
meente worden afgestaande tot dusver nog onwillige eige
naren wel over de brug zullen komen. Zij zullen het bepaald
inziendat afstand der kelders in hun eigen belang isBij
demping van den Eewal zal de waarde der daar langs staande
panden toch aanmerkelijk verbeteren. De huizen zullen bepaald
20 a 25 pet in waarde winnen. Zij zullen bij eventuëlen ver
koop bepaald meer opbrengen zonder keldermaar bij dem
ping van den Eewaldan met kelder wanneer die gracht niet
is gedempt.
Spr. is bepaald overtuigd dat het eigenbelang de thans nog
onwillige eigenaren tot afstand zal nopen. Het moge 1 a 2
jaar duren, maar over de brug komen zij zeker.
Het tweede bezwaardat spr. heeftis tegen de manier
waarop men de demping zal bewerkstelligen. Men wenscht
den benoodigden grond te krijgen door afgraving van den
dwinger, genaamd het Klein Fentje. Met genoegen heeft hij
gezien de voordragt om gelden aan te wijzen om het ter
rein bij de Huidenmarkt door plantsoen een beter aanzien te
geven. Daardoor zal de gemeente worden verfraaid en alles
wat kan dienen om deze gemeente, die al zoo weinig lommer
en schoone wandelingen aanbiedt, in dat opzigt aantrekkelij
ker te maken, zal hij van harte toejuichen. Geheel in strijd
daarmede is echter de afgraving van het Klein Fentje. Het
zou hem ontzettend spijtendat men dien ja bijna eenig
fraaijen aanleg dezer gemeente door afgraving voor eenige
jaren ging bederven.
Nu heeft de heer v. Harinxma thoe Slooten wel gesproken
over aanplemping met zand, is dat het geval, dan is spr.'s
bezwaar in dit opzigt opgeheven, maar aanplemping met zand
ligt geenzins in het plan van den directeur der gemeente
werken. Het spreekt ook van zelf, dat dit meer geld zou
kostenmaar spr. gelooft dat, waar men hier toch in ieder
geval voor zulk eene belangrijke uitgaaf staat, men over dat
meerdere ook gerust ter wille van de thans bestaande fraaije
wandeling mag heen stappen.
De lieer Troelstra merkt opdat onder de vele sprekers
die reeds het woord hebben gevoerd, er slechts een is, die
principiële bezwaren tegen de demping heeft. Die eene spre
ker brengt dat werk in verband piet de finantiën en heeft