22 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 Januarij 1884. vermelden, ook hier in plaats van „met eene boete van ƒ10 tot ƒ25, te lezen met eene boete van hoogstens 25 en in plaats van „met eene boete van ƒ3 tot ƒ12", met eene boete van hoogstens ƒ12. Met in achtneming van deze wijziging wordt art. 7 zonder hoofdelijke stemming vastgesteldevenals ook art 8, de con siderans en de verordening in haar geheel. Alleen de heer Troelstra verklaarde zich tegen de geheele verordeningdoch verlangde geen stemming. Dientengevolge is vastgesteld navolgende verordening De raad der gemeente Leeuwarden Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaat tot herzie ning der verordening van de policie op het verkoopen enz. van vleeschvisch en vruchten waarvan het gebruik voor de gezondheid schadelijk kan zijn Gezien art. 135 der gemeentewet Besluit Vast te stellen navolgende VERORDENING, regelende de policie op den in- en vervoerden verkoop enz. van dood vee en van vleesch, visch en vruchten, waar van het gebruik voor de gezondheid schadelijk kan zijn. Art. 1. Het is verboden, dood vee in de gemeente in te voeren of te vervoeren tenzij met vergunning van den com missaris van policie en met opvolging van de door dezen aan de vergunning verbonden voorwaarden. Art. 2. Het is verboden vleesch van tengevolge van ziekte gestorven of van gesmoord vee vischwaaraan eenig bederf is, onrijpe vruchten of, in het algemeen, vleesch, visch of vruchten waarvan het gebruik door de daartoe door burge meester en wethouders aangestelde keurmeesters ot den ge meentelijken veearts wordt geacht schadelijk voor de gezond heid te kunnen zijnin de gemeente in te voerente ver voeren te verkoopen af te slaan ter verkoop voorhanden te hebben of aan te bieden. Aan slagers of vleeschverkoopersvisschers vischverkoo- pers en verkoopers van vruchten is het bovendien verboden, vleesch, visch of vruchten, als in het le lid van dit art. zijn bedoeld in hunne winkels bergplaatsen woningen sche pen of op hunne erven voorhanden te hebben. Art. 3. Iederdie vleeschvisch of vruchten in de ge meente invoert of vervoertis verpligtdie voorwerpen aan de in art. 2 genoemde keurmeestersden gemeentelijken veeartsden commissarisde inspecteurs en de verdere be ambten van policie op hunne aanvraag te vertoonen en de keuring daarvan toe te laten. Gelijke verpligting rust op de in het laatste lid van art. 2 vermelde personen ten aanzien van het vleeschde visch en de vruchten, die zij in hunne winkels, bergplaatsen, wo ningen schepen of op hunne erven voorhanden hebben. Art. 4. Indien vee tengevolge van ziekte gestorven of ge dood isis de eigenaarhouder of hoeder van dat vee ver pligt, daarvan binnen vier en twintig uren aan den commis saris van policie kennis te geven en inmiddels het dier in zijn geheel te latentotdat de keuring daarvan door de in art. 2 genoemde keurmeesters of den gemeentelijken veearts heeft plaats gehad. Art. 5. In deze verordening wordt verstaan door o. veede eenhoevige en de herkaauwende dieren en de varkens b. vleesch: alle zachte bestanddeelenvan de genoemde dieren afkomstigonverschillig of zij al dan niet en hoe zij zijn bewerkt of vermengd mitsdien ook gezouten ingemaakt, gerookt en hoofdvleeschspek hammen worst enz. Art. 6. De zorg voor de naleving vaa deze verordening wordt opgedragen aan de in het le lid van art. 3 genoemde ambtenaren. Hun wordt de last verstrekttot dat einde de woningen van de ingezetenen huns ondanks binnen te treden mits daarbij worden in acht genomen de voorschriften der wet van 31 Augustus 1853 Staatsblad no. 83). De uitvoering van dien last mag ten allen tijde geschieden. Art. 7. De overtredingen van deze verordening worden gestraft: die van artt. 13 en 4 met eene boete van hoogstens ƒ25; die van art. 2 met eene boete van hoogstens ƒ12. De voorwerpen van de overtreding worden dadelijk in be slag genomen enbij veroordeelingdoor den regter ver beurd verklaard. Art. 8. Met het in werking treden van deze verordening is de verordening van policie op het verkoopen enz. van vleeschvisch en vruchtenwaarvan het gebruik voor de gezondheid schadelijk kan zijn vastgesteld bij raadsbesluit van 27 November 1879 vervallen. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening op de genees-heel- en vroedkundige behande ling en verzorging van behoeftigen en van het reglement op het bestuur van het stads ziekenhuis. (Zie bijlage no. 1 der bijlagen van het verslag van 's raads handelingen over 1884 en no. 1 der afzonderlijke bijlagen.) De heer Duparc stelt als motie van orde voorom de behandeling van beide verordeningen uit te stellen tot de volgende vergadering. Burgemeester en wethouders zeggen in hunne begeleidende missivedat zij de door hen van de commissie voor het ziekenhuis gevraagde ontwerpen naauw- gezet onderzocht en daarin slechts hier en daar eene geringe wijziging aangebragt hebben. Nadat spr. de ontwerpen eveneens naauwgezet had nage gaankwam hij tot de slotsom, dat niet „hier en daar eene geringe wijziging" had behooren te worden aangebragt, maar bijna al de ruim vijftig artikelendie beide ontwerpen be helzen min of meer belangrijk hadden moeten worden ver beterd. Het zijn nagenoeg geheel de oude verordeningen dagteekenende van 1856 en 1861 toen men er nog niet zoo zeer aan dacht, om aan de eischen van een goeden, wetge- venden stijl te voldoen en men ook in deze gemeente de verordeningen bleef opstellen in den alles behalven fraaijen, zoogenaamden kanselarij-stijl. Spr. heeft zich de moeite en den tijd getroostom beide verordeningen artikel voor ar tikel na te gaan en te verbeteren evenals hij dit deed met het heden behandelde ontwerp tot regeling der brandweer. In de eerstgemelde verordeningbevattende 26 artikelen vond spr. slechts een paar artikelenwaarbij niet was ge zondigd tegen de eischen van den goeden stijl In de tweede verordening kon spr. zelfs niet één van de 25 artikelen on veranderd laten. Spr. heeft de door hem gecorrigeerde ver ordeningen voor zich liggen en vertoont ze den leden op dat zij al dadelijk, zij het oppervlakkig, er óver kuuuen oordeelen. Zij zullen bemerken, dat het ongedrukt gelaten papier nagenoeg geheel vol is geworden door de gemaakte correctie. Dit is het echter niet alleen. Als men de twee verordeningen naast elkander legtzal men ontwaren dat Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 24 Januarij 1884. 23 de tweede verseheidene bepalingen bevatdie ook reeds in I de eerste voorkomen en dat, wat verder de eerste aangaat, ook de systematische behandeling vrij wat te wenschen over laat om niet te spreken van meer dan één leemte van an deren aard. Naar het spr. voorkomtkunnen de verordeningen onmo gelijk worden vastgesteldzooals ze liggen. Evenmin is het echter van de vergadering te vorderendat zij in den loop van het debataan al die artikelen eene andere redactie geve. Bijna ontelbaar zouden de amendementen zijndie spr. dan had voor te dragen. Het zou een onbegonnen werk z\jn al de noodige wijzigingen zoo voetstoots aan de kennisneming en het oordeel van de leden te onderwerpen Hiertoe is noo- digdat zij de stukken vóór zich hebben. Van daar de motie, die spr. deed. Hij biedt de door hem omgewerkte en gecor rigeerde ontwerpen en eene daarbij behoorende nota den voor zitter aan, om, indien zijne motie mogt worden aangenomen, die stukken tot de volgende vergadering voor de leden ter inzage neder te leggen. De Voorzitter heeft tegen deze motie wel eenig bezwaar. Het zijn slechts enkele artikelen die aan de oude verordening op de genees-heel- en vroedkuudige behandeling en ver zorging van behoeftigen zijn toegevoegd. Men heeft zich alleen tot die wijzigingen bepaaldwelke met het oog op het raadsbesluit van 22 November j.l. tot wijziging van den geneeskundigen dienst van behoeftigen noodzakelijk zijn te achten. De meeste artikelen zijn onveranderd gebleven. Eveneens is het gegaan met het reglement op het bestuur van het stads ziekenhuis. Nu spreekt het van zelfdat de vergadering met zeer veel belangstelling zal kennis ne men van de verbeteringenwelke door den heer Duparc noodig worden geachtvooral om een beteren stijl te krijgen, maar spr. moet toch tegen het door dat geachte lid voorge stelde uitstel der behandeling bezwaar opperen en wel met het oog op de benoeming in de eerstvolgende vergadering van een geneesheer-directeur van het stads ziekenhuis. Hij acht het van belang dat die benoeming niet wordt uitgesteld, vooral waar het niet is aan te nemen, dat de benoemde dadelijk in functie zal kunnen treden en toch zal men tot dat uitstel moeten komen wanneer de motie van den heer Duparc wordt aangenomen. Het is immers toch wenschelijk, dat de betrokken personen vóór de benoeming in de gelegenheid worden gesteld met eeiige juistheid te kunnen oordeelen over hunne verpligtingen en den omvang van hunnen werk kring. Wil men, dat er geen uitstel der benoeming zij dan dient de moiie van den heer Duparc niet te worden aangenomen. De heer Bruinsma is het met den voorzitter eensdat de benoeming urgent ismaar nu gelooft hijdat aan het door dezen geopperd bezwaar wel voor een groot gedeelte is tegemoet te komendoor n.l. aan de sollicitanten te zenden de bepalingen zooals ze den raad ter vaststelling zijn aan geboden. Dan kunnen zij toch een denkbeeld van hun werkkring krijgenterwijl tevens aan den wensch van den heer Duparc zal kunnen worden voldaan. Hierna heeft ter zake nog eenige discussie plaats tusschen den Voorzitter, en de heeren Duparc, Bruinsma, Troelstra en Reeling Brouwerwelke beide laatsten zich voor de motie verklaren, eerstgenoemde omdat het is te voorzien dat men de ver ordeningen toch niet geheel zal kunnen afhandelen en de laatste omdat daarin z. i. te veel zaken zijn, die verbeterd dienen te worden. De Voorzitter acht het niet wenschelijk de zaak aan te houden om de verbeteringen die volgens het gevoelen van den heer Duparc nog in de redactie moeten worden aange bragt. Die verbeteringen raken het beginsel der verorde ning in geen enkel opzigt en betreffen hoofdzakelijk de plaat sing van eenige komma's en de verandering van een er kel verouderd woord. Daarop zal na de vaststelling nog kun nen worden geletdoor burgemeester en wethouders te mag- tigen de redactie in dien zin te verbeteren. De heer Duparc gelooft, dat de voorzitter zich vergist. Ware het alleen te doen om eenige komma's of om een verouderd woord, spr. zou de motie niet hebben ingediend Hij refereert zich te dien opzigte geheel aan 'tgeen hij tot toelichting der motie heeft gezegd. De motie van den heer Duparc wordt hierop in stemming gebragt en aangenomen met 12 tegen 5 stemmen Tegen stemden de heeren Kuipersv. SloterdijckWiersma van Harinxma thoe Slooten en van der Scheer. In verband hiermede wordt de behandeling der beide ver ordeningen tot eene volgende vergadering uitgesteld. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van de verordeningregelende de zamenstelling enz. der com missie van toezigt op het lager onderwijs. Hierbij wordt voorgesteld Art. 1 van de veroidening regelende de zamenstelling enz. van de commissie van toezigt op het lager onderwijs {Gemreote- blad no. 23 van 1881) te wijzigen en te doen luiden als volgt: „De commissie van plaatselijk toezigt op het lager onder wijs bestaat uit acht leden. Zij kan zich voor het toezigt op het onderwijs in de nuttige en fraaije handwerken voor meisjes doen bijstaan door eene commissie van vijf dames. De benoeming van de leden dier commissie en de regeling van hare werkzaamheden geschieden door de in het le lid van dit artikel bedoelde commissie. Van een en ander geeft laatstgemelde commissie aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennis. De heer van Sloterdijck heeft tegen dit voorstel eenig bezwaar. Dat bezwaar is gerigt zoowel tegen de bedoeling als tegen de formulering. De bedoeling van de commissie van toezigt isom zich voor het toezigt op het onderwijs in de vrouwelijke handwerken te doen bijstaan door deskun digen, door een vijftal dames. Nu komt het spr voor, dat deze maatregel niet dat effect zal hebben, hetwelk de com missie zich voorstelt. Hij meent, dat bij de voorgestelde redactie der bepaling de verhouding tusschen die dames en de hoofden der scholen niet voldoende is geregeld. De be doelde dames zullen toch niet worden leden der commissie van toezigt op het lager onderwijsaan wie de toegang tot de scholen niet mag worden geweigerd. Nu zegt de com missie weldat de hoofden der scholen zich tot medewerking bereid hebben verklaardmaar is dat wel voldoende Hij zou het veel beter achtendat de schoolcommissie werd uit gebreid dat de vijf dameswier bijstand men wil inroepen leden der commissie werden. Dan zouden zij wettig toegang tot de verschillende scholen hebben. Het sterke art. 73 der onderwijswet zou hun dan ten dienste staan. Alle lokalen waarin lager onderwijs wordt gegevenzullen zij dan vrijelijk kunnen binnentreden. En nu gelooft spr. met de commissie gaarne aan de medewerking van de hoofden der scholen, maar waar art. 73 zoo pertinent is gesteld en zelfs met straf be dreigt het hoofd of de onderwijzeresdie aan de leden van het collegie van burgemeester en wethoudersof van de com- missie van plaatselijk toezigtof aan eenige andere school- autoriteit den toegang tot de school weigert, daar meent hij j dat eene dergelijke consideratie misplaatst en behoorlijke

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 7