30
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 February 1884.
ders tegen deze wijziging geen bezwaar bestaatwaarom hij
voorstelt en de vergadering besluit het onderwerpelijk ^artikel
dus gewijzigd vast te stellen.
Artt. 9, 10 en 11 worden onveranderd vastgesteld.
Bij art. 12 stelt de heer Reeling Brouwer voor om
het woord .zieken" te doen vervangen door .verpleegden".
Dienovereenkomstig wordt besloten en het artikel daarna
vastgesteld.
Bij art. 13 doet de heer Reeling Brouwer het voorstel,
om in de le alinea van dit artikel tusschen de woorden „de
vaste mannelijke en vrouwelijke dienstbodenbenevens de
tijdelijke mannelijke en vrouwelijke oppassers en de werksters
worden door de commissie" en .op door haar vast te stel
len voorwaarden benoemd en mede door haar ontslagen" te
voegen: .den geneesheer-directeur gehoord".
De voorsteller acht deze tusschenvoeging noodzakelijkom
dat naar zijne meening de geneesheer-directeur meer ten aan
zien van de aanstelling van zieken-oppassers enz. op de hoogte
is dan de commissie. Hij toch moet dagelijks met die
menschen omgaan.
Hierna wordt de voorgestelde wijziging en daarna het ge-
heele artikel aangenomen.
Artt. 14, 15, 1G en 17 worden onveranderd goedgekeurd.
Art. 18 leidt tot eenige discussie.
Bij dit artikel wordt door den heer Troelstra gevraagd of
de publieke vrouwendie aan venerische ziekten zijn lijdende,
in afzonderlijke vertrekken worden verpleegdof dat die ver
pleging plaats vindt op de algemeene ziekenzalen
Deze vraag wordt door den Voorzitter en den heer
Bruinsma beantwoord. Beide wijzen er opdat de ver
pleging der bedoelde patiënten in afzonderlijke localen ge
schiedt. Zij zijn geheel geisoleerd. Terwijl de gewone pa-
tienten op de le verdieping zijnzijn de beneden-localen
voor de publieke vrouwen bestemd.
Hierna wordt ook art. 18 onveranderd aangenomen.
Alsnu wordt art. 19 aan de orde gesteld. Dat artikel is
luidende: ,De zieken, zwangere vrouwen en kraamvrouwen
in het vorig artikel omschrevenworden in het ziekenhuis
niet opgenomendan nadat daartoe door den burgemeester
magtiging is verleend.
In spoedeischende gevallen zijn de voorzitter-voogd van de
armenkamer en de secretaris-boekhouder bevoegdvoorloopig
lijders in het ziekenhuis te doen opnemen.
Zij geven daarvan binnen vier en twintig uren kennis aan
den burgemeester.
De heer Plantenga meentdat volgens de oude veror
dening ook de stads geneeskundigen bevoegd waren personen
voorloopig in het ziekenhuis te doen opnemen. Volgens de
nieuwe bepaling zullen dezen die bevoegdheid niet meer heb
ben. Nu wordt dit wel in de memorie toegelicht, men is
n.l. bevreesd dat te veel patiënten zullen worden gezonden
maar toch komt het spr. wenschelijk voordat behalve de
voorzitter-voogd en de secretaris-boekhouder der stads armen
kamer ook de stads geneeskundigen voorloopige opname
moeten kunnen bevelen. Hij verbeeldt zich dat men aan hen,
die door den raad met de gewigtige betrekking van stads
geneeskundige zijn belast, gerust die bevoegdheid kan toe
vertrouwen*
In verband hiermede stelt hij voor het artikel zóó te wij
zigen dat ook de stads geneeskundigen de bedoelde bevoegd
heid erlangen.
Hij zal echter niet meer op de zaak aandringenals het
blijktdat er overwegende bezwaren tegen bestaan.
Het amendement van den heer Plantenga wordt voldoende
ondersteund en dientengevolge in behandeling gebragt.
De heer van Harmxma thoe Slooten gelooft, dat de
raad niet goed zal handelenwanneer hij het amendement
aanneemt. Spr. meentdat men het oog hierop moet vesti
gen dat de stads geneeskundigen geen ambtenaren zijn die
belast zijn met de administratie. Dat zijn de voorzitter-voogd
en de secretaris-boekhouder der stads armenkamer wel. Zij
maken deel uit van het groote raderwerk waardoor de ad
ministratie gaande blijft. Dit is niet het geval met de ge
neeskundigen en daarom vindt hij het niet goedaan de
zen een magt toe te kennenwaardoor zij treden op een
ander gebied, dan waarop zij behooren. Daarenboven meent
spr.dat het ook overbodig is om aan de stads geneeskun
digen de bedoelde bevoegdheid te verleenen. Is dadelijke
opname in het ziekenhuis noodigdan kan men zich wenden
tot den voorzitter-voogd der stads armenkamer of tot den
secretaris-boekhouderen deze zullen wel geene magtiging
verleenen dan op advies van de geneeskundigen.
De wegdien men moet bewandelenis dus behoorlijk
voorgeschreven.
Aanneming van het amendement van den heer Plantenga
zou alleen tot eenige bespoediging kunnen leidenmaar nu
kan spreker verzekerendat ook bij de bepalingzooals zij
door burgemeester en wethouders is voorgesteld den meest
mogelijken spoed wordt in acht genomen
De heer Bruinsma kan aan het door den heer van Ha-
rinxma thoe Slooten gesprokene nog dit toevoegendat de
vader van het ziekenhuis gemagtigd isin urgente geval
len, zooals er zich soms wel voordoen, b. v. wanneer iemand
een been breektieder patient voorloopig op te nemen van
welke opname hij zoo spoedig mogelijk moet kennis geven
aan den maand-commissaris.
De V oorzitter zegtdat de vroegere bepalingkrachtens
welke ook de stads geneesheeren bevoegd waren voorloopige
opname in het stads ziekenhuis toe te staanexpres uit de
nieuwe verordening is gelatenen wel omdat de verhouding
tusschen de verschillende geneeskundige ambtenaren thans ge
heel anders is. Vroeger had ieder geneesheer een zeker ge
deelte van de gemeente en een zeker gedeelte van de dienst
in het ziekenhuis voor zijne rekeningterwijl nu één genees
kundige met den geheelen dienst in het ziekenhuis zal worden
belast. Onder de toekomstige regeling der dienst zou de
verlangde bevoegdheid aanleiding kunnen geven tot misbruik.
Wanneer ieder der geneeskundigen de bevoegdheid heeft de
patiënten in het stads ziekenhuis te doen opnemenzouden
soms onnoodig lijders naar dat gesticht kunnen worden ge-
evacueerd en dit wenscht men te voorkomen.
De heer Plantenga vindt in de verklaring van den heer
Bruinsma, dat de vader bevoegd is in urgente gevallen pa-
tienten voorloopig op te nemen aanleiding zijn amendement
in te trekken.
Den heer de la Faille heeft de door den heer Bruinsma
gedane mededeeling genoegen gedaan. Hij juicht het toe, dat
de vader in spoedeischende gevallen opname kan toelaten
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 14 February 1884.
maar toch moet hij opmerkendat dit niet uit de schrifturen j
blijkt. Is den vader van het ziekenhuis werkelijk de bedoelde
bevoegdheid toegekend dan dient dit z. i ook in de veror
dening te worden opgenomenopdat het publiek het zal kun
nen weten.
Hij is het overigens eens met den heer van Harinxma thoe
Sleotendat aan geen andere personen dan de administra
tieve ambtenaren het regt van voorloopige opname moet wor
den verleend.
De heer van Harinxma thoe slooten merkt opdat
er is gezegddat de vader slechts bevoegd is tot voorloopige
opname. Dit sluit, in, dat de opname aan de goedkeuring
van anderen is onderworpen. Het is om die redendat men
heeft gemeend die bevoegdhtid van den vader niet in de ver
ordening te moeten omschrijven. Men kan toch alle moge
lijke zaken eigener autoriteit doen maar waar de goedkeu
ring van anderen wordt vereischtzal men wei wat voorzig-
tig zijn. De vader zal z i. er wél voor zorgendat geen
andere patiënten voorloopig worden toegelatendan die later
toch definitief moeten worden opgenomen.
De heer Bruinsma wijst den heer de la Faille op art. 9,
waarin gesproken wordt van eene instructie voor den vader
en de moeder en het verdere personeel. In die instructie
door de commissie vast te stellen en door burgemeester en
wethouders goed te keuren zal zeker wel eene bepaling als
de heer de la Faille wil, worden opgenomen, terwijl ook nog in
de instructie voor deu geneesheer-directeur eene dergelijke
bepaling zou kunnen worden geplaatst.
De heer Troelstra vestigt de aandacht op de woorden
van de 2e alinea van art 19. Die alinea luidt: „In spoed
eischende gevallen zijn de voorzitter-voogd van de armen
kamer en de secretaris boekhouder bevoegd, voorloopig lijders
in het ziekenhuis te doen opnemen.
Zij geven daarvan binnen vier en twintig uren kennis aan
den burgemeester. Nu meent spr.dat bij de discussie niet
genoegzaam op dat woord „voorloopig" is gelet. Hij meent
zich te herinneren dat voor enke e jaren eene vrouw op
straat is bevallen In zoodanig geval is onmiddellijke opname
in het ziekenhuis bepaald noodigmaar nu zou het toch zeer
goed kunnen gebeuren, dat de vader van dat gesticht de op
name ging weigeren op grond dat hij volgens de bepalingen
niet bevoegd was tot die opname. Hoe dan De vader zou
toch geheel in zijn regt zijn wanneer het niet in de veror
dening was bepaalddat hij in spoedeischende gevallen pa-
tienten voorloopig kan opnemen. Nu meent de heer Bruin
sma, dat men hem die bevoegdheid zou kunnen geven bij de
in art. 9 bedoelde instructie maar spr. gelooftdat het thans
in behandeling zijnde artikel de bevoegdheid tot voorloopige
opname behoorlijk afbakent.
Het komt hem voordat eene toevoeging als de heer Plan
tenga wildebepaald gewenscht is. Het spijt hem dat die
spreker zijn amendement heeft ingetrokken. Hij meent dat
amendement te moeten overnemen. Wel zijn daartegen be
zwaren ingebragt door den heer van Harinxma thoe Slooten,
maar deze acht hij geenzins overwegend.
Spr. stelt dus voor om tusschen de woorden„secretaris
boekhouder" en „bevoegd" te voegen: „alsmede de stads ge
nees- en heelkundigen."
De heer van der Scheer meent nog iets verder te moeten
gaan dan de heeren Troelstra en Plantenga willenen stelt
voor om alinea 2 van art. 19 te lezen als volgt: „In spoed
eischende gevallen kunnen voorloopig lijders in het ziekenhuis
worden opgenomen.
De vader geeft van deze opneming ten spoedigste kennis
aan den geueesheer-directeur."
De voorsteller meentdat er gelegenheid moet bestaan om
ieder lijder terstond op te nemenomdat somtijds tijd en
middelen ontbreken om die maatregelen te nemen die voor
het behoud van den lijder noodig zijn. Spr. denkt hierbij
aan een gevaldat zich nog voor korten tijd in deze ge
meente heeft voorgedaan en waarvan de gevolgen misschien
minder noodlottig zouden zijn geweestindien men geweten
haddat de deuren van het militair hospitaal ten allen tijde
voor de patiënten als de bedoelde openstaan.
Ook in het stads ziekenhuis moet in spoedeischende gevallen
ieder kunnen worden opgenomen en het is dienstig dit bij
verordening te bepalen opdat ieder hiervan kennis drage.
Het voorstel van den heer van der Scheer wordt voldoende
ondersteund en als van de verste strekkinghet eerst in be
handeling genomen.
De heer Dirks kan het voorstel van den heer v. d. Scheer
zeer goed ondersteunen. Voor eenige jaren is hij zelf in de
droevige gelegenheid geweest te ziendat een kind overreden
werd. Onmiddellijk werd de patient naar het ziekenhuis ver
voerd. Hetzelfde heeft plaats gehad met den man die niet
lang geleden het ongeluk had van de trappen van het beurs
gebouw te vallen en die aan de gevolgen van dien val is
overleden.
Ook ziet menals men de couranten leestdat, als er b.v.
te Amsterdam iemand een ongeluk is overkomen de patient
meest altijd dadelijk naar het binnengasthuis is overgebragt.
De omstandigheden brengen de noodzakelijkheid van zoodanige
onverwijlde overbrenging vaak meê.
Het is daarom dat spr. zich zeer goed kan vereenigen met
eene magtiging van den vader om in spoedeischende gevallen
iederen patient voorloopig op te nemen. Hij is het echter
niet eens met den heer Bruinsma, die deze magtiging in de
bij art. 8 bedoelde instructie wil hebben omschrevenneen
hij gelooftdat het de voorkeur verdientde bedoelde be
paling in de thans behandeld wordende verordening op te
nemen.
De heer Bruinsma merkt op, dat het le amendement,
ingediend door den heer Troelstraniet ver genoeg gaat.
Men zal dan toch nog het verlof tot opname eerst moeten
gaan vragen en nu gebeurt het dikwijls dat bij een ongeval
noch de burgemeester, noch een docter, noch een der andere
autoriteiten die verlof kunnen verleenenaanwezig is Toch
is directe opname vaak noodzakelijk en geschiedt zij ook
meestalomdat ieder arbeider wel weetdat de deur van het
stads ziekenhuis in zoodanige gevallen niet gesloten blijft.
De heer Wiersma kan zich met de door den heer v. d.
Scheer voorgestelde bepaling voor spoedeischende gevallen wel
vereenigen, als zij maar practisch uitvoerbaar is. Daarentegen
kan hij zich niet vereenigeu met dat van den heer Troelstra.
Hij acht dit onvoldoende. Het zal alleen de personen, waar
heen men in spoedeischende gevallen zal moeten loopen om
vergunning tot opname te erlangenmet een paar vermeer
deren. Wanneer de burgemeester, noch de president-voogd,
noch de secretaris-boekhouder der stads armenkamer is te
vindenzal men ook naar een der stads genees- of heelkun-