34 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 Februarij 1884. Voor het gebruik van den brancard wordt vijftig cent in rekening gebragt. Art. 22. Deze verordening treedt in werking den 1 Mei 1884. Met dit tijdstip vervalt het reglement op het bestuur van het stads ziekenhuis te Leeuwardenvastgesteld bij raads besluit van 11 December 1856. gewijzigd bij raadsbesluiten van 27 October 1864, 12 Januarij 1865 en 24 November 1870. 5. Ontwerp~verordening op de genees-, heel- en verloskun dige behandeling en verzorging van behoeftigen. (Zie de ontwerp-verordeningopgenomen in no. 1 der af zonderlijke bijlagen tot het raadsverslag over 1884zooals zij door den heer Duparc herzienin de voiige vergadering gewijzigd aangeboden en dienovereenkomstig op nieuw gedrukt aan de leden is toegezonden.) Omtrent deze verordening hebben geene algemeene beraad slagingen plaatswaarom art. 1 aan de orde gesteld wordt. Dit art. luidt„Voor de geneeskundige behandeling van behoeftigen die door de stads armenkamer in onderstand zijn opgenomenvan verpleegden in het stads ziekenhuisvan behoeftige kraamvrouwen alsmede voor andere geneeskundige diensten ten behoeve van de gemeente te verrigten worden aangesteld a. een geneeskundige, bevoegd tot uitoefening der genees kunde in haren geheelen omvang; b. twee doctoren in de geneeskunde c een heelkundige d. twee vroedvrouwen. Op dit artikel worden door den heer Heeling Brouwer twee amendementen ingediend. Het eerste strekt om achter btwee doctoren in de geneeskunde" nog te laten volgen „of artsen." Het tweede om aan het artikel nog toe te voe gen als laatste alinea: „De betrekking van heelkundige kan ook worden opgedragen aan een der geneeskundigen onder b genoemd. Voor beide amendementen acht de voorsteller eene kleine toelichting voldoende. Het eerste amendement acht hij nood zakelijk omdatwaar de gelegenheid bestaat om reeds van uit de 4e klasse van het gymnasium en van de hoogere bur gerschool naar de hoogeschool te promoveren de titel van doctor in de geneeskunde wel eens spoedig zouden kunnen blijken een luxe artikel te zijn. Het 2e amendement is ingediend met het oog op het ge lijktijdig bedanken van de heeren Metz en van Wageningen als stads heel- en stads geneeskundige. Door de voorgestelde nieuwe zinsnede zal men de gelegenheid hebben die beide betrekkingen te vereenigenhetgeen vooral wenschelijk is omdat er misschien binnenkort geen heelmeesters meer zullen bestaan. In verband met deze toelichting wordt nog eenige discussie gevoerd tusschen de heeren Duparcv. d. Scheerde la Faille, Reeling Brouwer en den Voorzitter, waarna de beide amen dementen zonder hoofdelijke stemming worden aangenomen evenals daarna het artikel in zijn geheel. Art. 2 wordt onveranderd goedgekeurd. Bij art. 3, regelende de jaarwedden van de genees- en de heelkundigen en van de vroedvrouwen, dient de heer Ree ling Brouwer een amendement in strekkende om de jaar wedden der laatstgenoemden vast te stellen in plaats van op 175 op ƒ200, welk amendement voldoende ondersteund •n dientengevolge in behandeling gebragt wordt. In verband hiermede wordt tevens aan de orde gesteld het heden aangebragte voorstel van burgemeester en wethouders, strekkende om een door de stads vroedvrouwen gedaan ver zoek om verhooging van jaarweddete wijzen van de hand. De heer van Harinxma thoe Slooten zal niet tegen het amendement stemmen, omdat hij niet is oveituigd dat de voorgestelde verhooging van 25 voor ieder een te zwaren last voor de gemeente is Hij wil hierbij echter uitdrukkelijk verklaren dat hij zich ten dezen niet grondt op het verzoek van adressantendie zich daarbij beroepen op vermeerdering van werkzaamheden, want het is burgemeester en wethouders bij onderzoek gebleken dat de werkzaamheden der stads vroed vrouwen in de laatste jaren juist zijn veimiuderd. Neen, hij zal slechts daarom voor de voorgestelde verhooging stemmen, omdat hij eene jaarwedde van ƒ200 niet buitensporig en in overeenstemming met de billijkheid acht. De heer Öruiusma wil voor de juiste beoordeeling om trent het al of niet voldoende der jaarwedde van de vroed vrouwen enkele cijfers mededeelen. Van 1853 tot 1882 bedroeg het maximum getal kraam vrouwen dat in een jaar in het stads ziekenhuis werd opge nomen 27, welk. cijfer in 1871 werd bereikt. Het minimum was 6. Dit gerii g getal werd in 1878 in het ziekenhuis verlost. In 1883 bedroeg het getal in het ziekenhuis opgenomen kraam vrouwen 13. Bij de huiszittende armen werden in dat jaar 28 verlossingen verrigt en wel 20 door mej. v. d. Zee en 8 door mej. Olijve. Zamen hebben de beide vroedvrouwen in 1883 ten behoeve van de stad dus 41 verlossingen bewerkstelligd. Aangenomen echter, dat het jaarlijkoch getal door elkander op 50 kan worden gesteld dan nog wordt haar, te rekenen naar hare tegenwoordige jaarwedde ad ƒ175 ieder nog ƒ7 voor iedere verlossing vergoed Zoodanige vergoeding acht spr. voldoende. Hij gelooft, dat velen blij zouden wezen indien zij zoodanige vergoeding bij iedere behoeftige zouden kunnen bedingen. De heer Reeling Brouwer wil de door hem voorgestelde verhooging ook niet doen gronden op vermeerdering van werk zaamheden maar op den tegeuwoordigen toestandop de tegenwoordige omstandigheden. Deze zijn van dien aard, dat men zooveel mogelijk moet trachten om, wanneer men goede vroedvrouwen bezit, deze ook te behouden. Nu is mej Olijve al eens verplaatst geweestnaar hij meent naar Stiensen dit dient zooveel mogelijk te worden voorkomen. En waar het nu een feit isdat in vele omliggende gemeenten door de vroedvrouwen eene jaarwedde van ƒ200 plus ƒ150 voor iedere verlossing wordt genoten, daar gelooft hij dat de jaar wedde hier ook niet minder dan 200 moeL bedragen. Wel is in de stad meer gelegenheid voor particuliere practijk, maar hier wordt ook geen afzonderlijke vergoeding voor iedere ver lossing bij de behoeftigen verstrekt. De heer Bruinsma moet opmerkendat men in dezen moeijelijk een vergelijk met de plattelands gemeenten kan maken, omdat men daar geen geheel anderen toestand heeft. Daar moet de vroedvrouw dikwijls veel tijd besteden om buiten de kom verlossingen te doen; deze moet toch ook wor den gerekend. De heer Van Sloterdijck vraagt, of met het oog op de slotalinea, welke aan ait. 1 is toegevoegd, ook niet aan het onderwerpelijk artikel eene zinsnede moet worden toegevoegd, Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 14 Februarij 1884. 35 n.l. tot bepaling der jaarwedde van den geneeskundigedie tegelijk met de betrekking van heelkundige zal worden belast. Is de bedoeling om bij vereeniging der betrekkingen van genees- en van heelkundige den te benoemen persoon het ge zamenlijk bedrag der tegenwoordige jaarwedden te doen ge nieten of meent men somsdat dan een ander bedrag moet worden toegekend In het laatste geval zou dit z. i. dienen te worden vermeld. De Voorzitter deelt hierop mededat het de bedoeling isom bij cumulatie der bedoelde betrekkingen ook de daar aan thans verbonden jaarwedden te cumuleren. Hierna wordt het amendement van den heer Reeling Brou wer strekkende om de jaarwedden der vroedvrouwen te be palen ieder op ƒ200 in stemming gebragt en aangenomen met 11 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren Bruin smaDirksOosterhoff, Dijkstra, C. W. A. Buma, Minnema Bumav. d. Scheer en Troelstra. In verband met dit besluit wordt op voorstel des voorzit ters goedgevonden aan te nemendat op het adres der vroed vrouwen om verhooging harer jaarwedden gunstig is beschikt, met uitsluiting der motievenwaarop zij dat verzoek hebben gegrond. Artt. 45 6 en 7 worden onveranderd vastge steld. Bij art. 8 verzoekt de heer Star Busmann eenige inlich tingen omtrent de beperking die de in dit artikel voorko mende uitdrukking „bij belangrijke verwondingen op den open baren weg" in zich sluit. Wat is de reden, waarom de ge nees- en heelkundigen verpligt zijn hulp te verleenen alleen bij „belangrijke" verwondingen en alleen als die verwondin gen plaats hebben aan den „openbaren" weg. Onder deze uitdrukking wordt toch alleen verstaan de weg die doorloopt en dus geen slop of vastloopende steeg. De Voorzitter meent, dat eenige beperking in dezen noodzakelijk isomdat de genees- en heelkundigen anders verpligt zouden zijn zelfs bij de geringste verwondingb.v. wanneer iemand zich in den vinger sneedhulp te verleenen. Neende bedoeling isom wanneer personen in hulpbehoe venden toestand aan den weg worden gevondende policie dan de hulp der stads genees- of heelkundigen zal kunnen inroepen en deze verpligt zijn die hulp te verleenen. Het gebeurt weldat 's nachts vechtpartijen plaats hebben, en dat enkelen belangrijk verwondverlaten aan den weg worden gevonden. In zoodanig geval dient de zekerheid te bestaan waar hulp te verkrijgen is. Om echter eenigzins tegemoet te komen aan het bezwaar van den heer Star Busmann ten opzigte der uitdrukking openbaren weg" stelt hij voor, om voor die woorden te lezen „openbare plaatsen"waaronder dan ook de herbergen, kroegen enz, begrepen zijn. De heer Bruinsma zal zich niet tegen dit artikel ver zetten maar toch vindt hij het voor de stads genees- en heelkundigen wel wat verpligtend om dadelijk hulp te ver leenen daar waar de policie hun roept. Ook was het tot dusver regel, dat de policie in gevallen als hier worden bedoeldwaarbij alle spoed in acht moet worden genomensteeds de hulp inriepen van den naastbij- zijnden genees- of heelkundigedie daarvoor op declaratie afzonderlijk defrojement ontving. Hierna wordt art. 8, gewijzigd in den door den voorzitter aangegeven zin, vastgesteld. Bij art. 9 stelt de heer Reeling Brouwer voorom in de laatste alinea te royeren de woorden „de directeur van het ziekenhuis of' en die alinea alzoo te lezen„In geval „van verhindering van beiden verstrekt de geneesheer der „wijk aan de zwangere vrouwen of kraamvrouwen hulp." De voorsteller acht deze wijziging gewenschtomdat bleef de bepaling zooals ze primitief is geredigeerdde geneesheer directeur belast met de behandeling der behoeftigen in wijk A, bij verhindering der vroedvrouwen ook verloskundige hulp in wijk B zou moeten verleenen. In verband met de voorgestelde wijziging heeft nog eenige discussie plaats tusschen de heeren BruinsmaPlantengav. Harinxma thoe SlootenTroelstraReeling Brouwer en den Voorzitter, waarna de wijziging en daarna hetgeheele artikel zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurdwordende nog op voorstel des Voorzitters besloten, om naar aanlei ding eener opmerking van den heer Bruinsma in art. 9 te lezen in plaats van „geneesheer" stadsgeneesheer. Art. 10 tot en met 14 worden onveranderd vastgesteld. Bij art. 15 stelt de heer Reeling Brouwer voor, om alinea 2thans luidende„Deze laatsten moeten zijop het daartoe door hen vast te stellen uur, aan hunne huizen of in een door burgemeester en wethouders aan te wijzen locaal opwachten en onderzoeken", te lezen: „Deze laatsten moeten zijop het daartoe door hen vast te stellen uur in een door burgemeester en wethouders aan te wijzen locaal of des ver kiezende aan hunne huizen opwachten en onderzoeken." De voorsteller wordt tot deze wijziging geleidomdat hij het dienstig acht, dat de bepaling, waarbij een locaal door burgemeester en wethouders wordt verstrekt meer imperatief luide. Hij gelooft dat vooral de jonge doctoren meestal tot bovenwoningen hunne toevlugt zullen nemenwelke in den regel niet geschikt of ingerigt zijn, om een groot aanta! patiënten te ontvangen. Na eenige bespreking tusschen den heer Plantenga en den Voorzitter, wordt deze wijziging goedgekeurd, evenals die, voorgesteld door den voorzitter en strekkende om in de laatste alinea de woorden „en maken daarvan melding" te doen vervangen door: „waarvan melding gemaakt wordt." Het dus gewijzigd artikel 15 wordt hierna in zijn geheel vastgesteld. Art. 16 wordt onveranderd gelaten. Bij art 17 stelt de heer Reeling Brouwer voor, om aan de le alinea van dit artikel nog toe te voegen de woorden .met vermelding of zij in het ziekenhuis zijn verpleegd geweest." Tot deze toevoeging wordt zonder hoofdelijke stemming besloten en het art. daarna in zijn geheel vastgesteld. Artt 18 tot en met 26 worden onveranderd vastgesteld, uitgezonderd art. 20waarin de woorden den voorzitter dei- stads armenkamer" worden vervangen door „het bestuur der stads armenkamer. Alinea 1 van art. 27 leidt tot eenige discussie. Die alinea luidt: „De controle van de in rekening gebragte geneesmid delen en de vergelijking met den door het gemeentebestuur vastgestelden taux geschieden door de commissie van bestuur van het ziekenhuis zoover het betreft geneesmiddelen ten be hoeve dier instelling geleverden aan twee door burgemeester en wethouders daartoe te benoemen deskundigen wat aan gaat de rekening der geneesmiddelengeleverd ten behoeve van de huiszittende armen en het armhuis." De heer Plantenga zou liever willen dat deze bepaling

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 5