42 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Februarij 1884. van overladinggeene vermeerdering toelatenmaar 23 uur isop paedagogische gronden aangenomenals het maximum urendat men een leeraar in billijkheid kan opleggen. Wan neer den heer van Belkum bij de 23 uur die hij per week les geeft, nog 4 uur worden toegevoegd, dan zal nog geens zins van dadelijke overlading kunnen worden gesproken die gevaar voor overspanning medebrengt, maar toch wel van zoodanige overladingals alleen door eene buitengewone be looning vergoed kan worden. Spr. zal zich echterzooals hij ook begon te zeggen, vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders. Echter wenscht hij aan de conclusie nog een punt toe te voegen en wel om de zaak zoo veel mogelijk geheel in het reine te brengen. Er is kort nadat de lessen van den heer Bruinsma openvieleneene voorziening getroffen en nu blijkt uit de conclusie niet wan neer de waarneming van de heeren van Belkum en Huizinga is ingegaan. Het besluitzooals het wordt voorgesteldzal geen terugwerkende kracht hebben. Hij meent dat de ter mijn van ingang niet uit het besluit kan gemist worden en zal daaromtrent bij de behandeling der onderdeden van de conclusie een amendement indienen. De heer de la Faille wil met een enkel woord den heer van Harinxma thoe Slooten beantwoorden. Deze had be zwaar tegen het door spr. gemaakte onderscheid tusschen waarneming der lessen en waarneming van het onderwijs. Toch gelooft spr.dat dit onderscheid inderdaad bestaat en geenszins vreemd is. Het is toch bekenddat de gewoonte medebrengt, dat bij tijdelijke verhindering van leeraren aan inrigtingen als de school van middelbaar onderwijs voor meis jes en het gymnasiumde lesuren toch worden vervuld. Door andere leeraren wordt dan les gegevenmaar niet in het onderwijs dat anders in die uren wordt gedoceerdmaar in datwaarin de leeraardie den tijdelijk verhinderde vervangt, gewoon is te doceren. Ook blijft spr. beweren dat het bloot toeval isdat een der leeraren der eigen inrigting in staat is voor een deel het onderwijs van den heer Bruinsma voort te zetten. Nu behoeft men voor dat deel niet tot vreemden de toevlugt te nemen die men in elk geval afzonderlijk zou moeten defrojeren. De heer van Harinxma thoe Slooten heeft zijne meening geïllustreerd door eene vergelijking met het lager onderwijs maar gaat alle vergelijking mankdeze zeker. Er is immers een groot onderscheid tusschen vak- en klassikaal onderwijs. Bij het vakonderwijs heeft men eigenaardige bezwarendie niet bestaan bij het klassicaal lager onderwijs. Daarenboven kan spr. ook niet begrijpen het beweren van den heer van Harinxma thoe Slooten hoe bij het lager onderwijs 1 per soon tijdelijk ook het onderwijs van een ander kan waarne men. Doet die eene persoon dan buiten zijn eigen werk ook nog dat van een ander Is dat het gevaldan zou hier teregt van overlading zeker sprake kunnen zijn. Ofschoon spr's. bezwaren dus niet geheel zijn opgeheven zal hij na de bekomen inlichtingen en de overige sprekers te hebben gehoordzich neerleggen bij het voorstel van bur gemeester en wethouders. De heer van Harinxma thoe Slooten wijst hierna nog nader op het billijke der voorgestelde regeling. Men moet ook niet vergetenzegt spr.dat er ook nog eene andere vergoeding bestaat dan de geldelijke. Hef is diewelke voortvloeit uit het esprit de corpsdie veel grooter is dan de geldelijke. Immers erlangt hij die eene betrekking voor een ander tijdelijk waarneemt ook het vooruitzigtdat zijne be trekking bij ziekte als anderzins ook door een ander zal worden waargenomen. En wat nu betreft het tijdstip, waarop de waarneming zal gerekend worden te zijn aangevangenhij kan daaromtrent mededeelendat het de bedoeling van bur gemeester en wethouders is zich in dezen door den feitelijken toestand te laten rigten. Men zal dus rekenen van af het oogen- blikdat het onderwijs van den heer Bruinsma feitelijk door de heeren van Belkum en Huizinga is waargenomen. Naar spr. meent is dit van af 17 Januarij Hij weet dit echter niet zeker. En waar de heer de la Faille heeft gevraagd hoe het mo gelijk isom bij het lager onderwijs door één den dienst van een ander tijdelijk te doen waarnemen daar wil hij antwoor den dat dit mogelijk wordt gemaakt door de inrigting van het lager onderwijs hier ter stede. in de eerste plaats heeft men hier schoolgebouwen van 8 localen, terwijl daaraan 9 onderwijzers zijn verbonden. Een onderwijzer is er dus altijd disponibelom voor iemand die ziek is of verhinderd wordt te onderwijzen in te vallen. Ook is het eene bekende zaak dat in sommige klassen der scholen slechts les wordt gegeven van 911 en dus niet van 11 12 uurzoodat ook dit den onderwijzers gelegenheid geeft tot tot waarneming van diensten voor anderen. Spr. heeft er zooeven op gewezendat gevallen als het onderwerpelijke veel, ja bijna dagelijks bij het lager onderwijs voorkomen, maar niet alleen in de ambtenaarswereld is dit het geval, ook in de beroepswereld. Hij wenscht slechts de aandacht te vestigen op de regtbanken. Het is eene bekende zaakdat bij ver hindering van een regter om als zoodanig op te treden, steeds een andersoms met opoffering van veel tijd en studie, bereid is den dienst waar te nemen Ook zou spr. den heer de la Faille op diens eigen werkkring kunnen wijzen. Ook onder de geneeskundigen is het regel dat bij verhindering van den een diens dienst bereidwillig door anderen wordt waargenomen. Dit systeemdat burgemeester en wethouders wenschen te volgenvindt men overal in de maatschappij terug. Iets anders is het echterwanneer de tijdelijke waarneming van langen duur is. Day dient eene buitengewone vergoeding te worden toegekend en dit willen burgemeester en wethouders ook. Hun voorstel is bepaald een zeer gematigd doch tevens zeer billijk voorstel. Hierna worden de algemeene beraadslagingen gesloten en onderdeel 1 der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders aan de orde gesteld. De heer van Sloterdijck zegt, dat curatoren na de in diening van het voorstel van burgemeester en wethouders, nog een schrijven aan het dagelijksch bestuur hebben gerigt, waarbij zij in overweging geven nog eenige wijziging in de conclusie aan te brengen. Spr. twijfelt niet of burgemeester en wethouders zullen van dat schrijven kennis hebben geno men maar nu zou hij gaarne eens willen weten welke be zwaren er bestaan tegen de bedoelde wijziging. Hij is van meeningdat een besluit van den raad op 28 Februarij 1884 genomen, geen kracht kan sorteren vóórdien datum. Nu is het een feit, dat op 31 Januarij j.l reeds definitieve voorzieningen zijn genomen. Toen is de regeling, welke nu door den raad zal worden gemaaktreeds door cu ratoren in het leven geroepen. Het is z i. daarom wensche- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Februarij 1884 43 lijk thans die handeling van curatoren goed te keuren. Had 1 men hier alleen met den raad te doenmen zou aan het besluit zoodanig terugwerkende kracht kunnen toekennen, dat de regeling door den raad werd gerekend reeds met 31 Ja nuarij j 1. te zijn ingevoerdmaar men heeft hier met eene hoogere magt te doen. Waar men subsidie van het rijk er langt, zal het raadsbesluit aan de goedkeuring van den minis ter moeten worden onderworpen en daarom is het van belang dat naauwkeurig het tijdstip van ingang wordt gefixeerd. Men moet niet door den vorm van het besluit den schijn doen ontstaan, alsof de regeling eerst 28 Februarij is aangevangen. De heer Minnema Buma meent met het oog op de ge voerde discussie thans reeds een amendement te moeten in dienen strekkende om aau de conclusie nog een onderdeel III toe te voegen luidende III. te bepalen, dat de bovenbedoelde belooningen zullen ge rekend worden te zijn ingegaan wat den heer Huizinga betreft, met 31 Januarij j.l., den dag waarop hij tengevolge de voor- loopige opdragt van curatorenin functie is getreden en wat den heer van Belkum betrefteene maand later. De voorsteller komt tot dit amendementniet alleen om dat met het oog op 's rijks subsidie de inspecteur, die toe vallig met dien datum volledig bekend iszal worden ge hoord maar ook ten einde door eene juiste bepaling van den dag van ingang van den maatregel aan de rekenkamer gelegenheid te geven tot verevening van 's rijks bijdrage Nadat omtrent dit amendement eenige bespreking had plaats gehad tusschen den Voorzitter en den heer Minnema Bumawordt het door burgemeester en wethouders over genomen. Naar aanleiding van eene desbetreffende vraag van den Voorzitter, verklaart de heer van Sloterdijck dat, wan neer het dagelijksch bestuur meentdat door de aanneming van punt 3 der coLclusie, de redactie van punt 1 voldoende wordt aangevuld en geen bezwaar zal opleveren ten opzigte van 's rijks subsidieook hij niet verder op wijziging van punt 1 zal aandringen. De Voorzitter geeft in overweging om ter voorkoming van alle moeijelijkheden punt 1 zoo te lezendat het luidt I. goed te keuren dat door curatoren het onderwijs in de natuurlijke historie aan de leerlingen der le en 2e klasse aan het gymnasium tijdelijk is opgedragen aan den heer S. P. Huizinga en dat in de wiskunde in de le klasse aan den heer J. van Belkum. De heer Duparc doet opmerken dat men hier staat voor eene tijdelijke opdragt van curatoren In de eerste plaats moet deze worden goedgekeurd, dan zal men zelf eene opdragt moeten doenom ten 3en de vergoeding en den dag van ingang te bepalen. Hierna heeft nog eenige bespreking plaats tusschen de heeren Troelstra en van. Harinxma thoe Slooten welke laatste voorstelt, om in onderdeel 1, zooals dat laatste lijk door den voorzitter is gelezentusschen de woorden tijdelijk" en „op te dragen" te voegen de woorden „gedu rende de ziekte van den heer dr Vitus Bruinsma. Dienovereenkomstig wordt punt 1 zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld Punt 2 wordt op verlangen van den heer Duparc gesplitst en wel zóódat het eerst aan de orde wordt gesteld de be looning van den heer S. P. Huizinga. Zonder hoofdelijke stemming wordt deze vastgesteld op ƒ3 per lesuur. De belooning van den heer van Belkumvoorgesteld even eens op ƒ3 per lesuur, doch alleen voor zoover de tijdelijke waarneming langer duurt dan eene maandwordt hierna vastgesteld met 17 tegen 1 stemdie van den heer Duparc. Onderdeel II wordt hierna in zijn geheelevenals onder deel III en daarna het voorstel in zijn geheel zonder h<>ofde- lijke stemming aangenomenzoodat is besloten I. Goed te keurendat door curatoren het ouderwijs in de natuurlijke historie aan de leerlingen der le en 2e klasse van het gymnasium tijdelijkgedurende de ziekte van deu heer dr. Vitus Bruinsmais opgedragen aan den heer .8. P. Huizinga en dat in de wiskunde in de le klasse aan den heer J. van Belkum. II. Aau den heer S. P. Huizinga daarvoor toe te kennen eene belooning, berekend naar ƒ3 per lesuur en aan deu heer van Belkum, voor zooverre de tijdelijke waarneming langer duurt dan eene maandeene gelijke beloouing. III. Te bepalen, dat de bovenbedoelde belooningeu /uilen gerekend worden te zijn ingegaanwat den heer Huizinga betreft met den 31 Januarij 1884, den dag, waarop hij ten gevolge de voorloopige opdragt van curatoren, iu fun c; ie is getreden en wat den heer van Belkum betrefteene maand later. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van H. C. Meeuwis om eervol ontslag als onderwijzer aan de gemeenteschool no. 9 Conform dit voorstel wordt besloten het gevraagd ontslag te verleenen met ingang van den 21 Maart 1884. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders op adressen van de heeren dr, S. R. D. van Wageningen en O. WMetz> om eervol ontslag uit hunne respectieve betrekkingen van'stads ge neesheer en stads heelkundige. De conclusie van dit voorstel luidt a. het door de heeren dr. S. R. D. van Wageningeu en G. W. Metz aangevraagd eervol ontslag te verleenenmet iDgang van den 1 April e.k. b. burgemeester en wethouders te magtigen eene oproeping van sollicitanten te doen naar de betrekkingen van stadsge neesheer en stads heelmeesterop eene jaarwedderespectie velijk van ƒ500 en ƒ375. De Voorzitter stelt voorom aan punt a. nog toe te voegen de woorden en onder dankbetuiging voor de vele en gewigtige diensten door hen gedurende tal van jaren aan de gemeente bewezen. Dus gewijzigd wordt onderdeel a zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Bij punt b stelt de heer Reeling Brouwer voor, om aan dit onderdeel der conclusie nog toe te voegen de woor den met inachtneming van het bepaalde in de laatste alinea van art 1 der verordening op de genees-heel- en verlos kundige behandeling en verzorging van behoeftigen iu deze gemeente. Naar aanleiding van een paar opmerkingen van de heeren van Harinxma thoe Slooten en Bruinsma, verklaart de voorsteller dat het zijne bedoeling is de advertentie zóó te stellendat menzoo zich daarvoor geschikte sollicitanten aanmeldende beide betrekkingen zal kunnen cumuleren. Hij wenscht die cumulatie niet verpligtend maar alternatief. Hierna wordt ook onderdeel 2, aangevuld op de wijzeals

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 3