52
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1884.
De heer Duparc gelooftdat de opvatting van den heer
Troelstra toch de juiste is. Wel erkent spr. dat het moeijelijk
isde discussie geheel van het besluit te scheiden maar dit
geldt meer het voorstel van burgemeester en wethouders, min
der het amendement van den heer Plantenga. Wordt dit
aangenomendan blijft men ten aanzien van het tijdstip van
levering geheel vrij. Indien later dan al mogt blijken dat
de fabriek niet in staat is om in eigen behoeften en tevens
in de verlichting van de Schrans te voorzien dan kan men
nog altijd besluiten zooals men dan zal vermeenen te behooren.
De heer Plantonga is het in dezen geheel eens met den
heer Wiersma. Men moet ook zijn amendement beschouwen
in verband met de discussie. Zijne bedoeling is niet zooals
de heer Duparc wildat men bij aanneming van het amende
ment omtrent den tijdwaarop de levering zal aanvangen
no8 geheel vrij zal zijn, neen, hij wil dat de zaak nog vóór
den winter van 1884/85 in orde zal zijn. Spr. heeft het niet
noodig geacht een jaartal in zijn voorstel te noemen, maar,
indien dit ge wenscht wordtis hij daartoe allezins bereid.
Den Voorzitter komt het wenschelijk voor gevolg te geven
aan hetgeen door den heer Wiersma in overweging is ge
geven n.l. splitsing van de conclusiezóódat eerst het
principe wordt uitgemaakt en daarna het tijdstip waarop dat
principe uitvoering zal erlangen Het eerste lid zal dan kun
nen luidenzooals door den heer Plantenga is voorgesteld
n.l. „aan burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel
in antwoord op hunne missive, dd. September 1883, no
7 ra berigtendat het bestuur dezer gemeente genegei
is op nader vast te stellen voorwaarden gas te leveren ten
behoeve van de straatverlichting in het gebuurte „de Schrans"
onder Huizum.
Het tweede lid zal dan kunnen luiden„Deze levering
zal niet geschieden vóórdat aan de gasfabriek de straatka
nalisatie enz. de vereischte verbeteringen zijn aangebragt
en de voorgenomen uitbreiding der fabriek zal zijn afge-
loopen.
Aangezien ook de heer Plantenga zich wel met deze split
sing kan vereenigen wenscht deze niet nader op het door
hem gedaan voorstel aan te dringen en wordt het eerste lid
der conclusie aan de orde gesteld.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit onderdeel aangenomen.
Bij onderdeel 2 zegt de heer Troelstradat hij daar
tegen zal stemmen niet omdat hij direct overtuigd is dat
de levering van het noodige gas voor de Schrans zoo noodig
reeds dadelijk zou kunnen plaats hebben hij meent dat
de bezwaren welke zijn ingebragt en speciaal door den heer
Wiersma zijn aangegevenniet van gewigt zijn ontbloot
maar omdat hij van oordeel isdat de afstemming van dit
voorstel nog volstrekt niet in zich sluitof althans het ge
volg moet hebben dat in de eerste maanden gas aan de Schrans
moet geleverd worden. Men is nu immers nog maar 13
Maart en de groote behoefte aan straatverlichting in de Schrans
kan worden gerekend met November eigenlijk te beginnen.
Nu is er nog zulk een ruim tijdvak voorhanden waarin nog
vele verbeteringen aan de fabriek kunnen worden aangebragt
Laat men dus nu nog geen tijd bepalen.
Hierna wordt het 2e onderdeel van de conclusie van het
voorstel vau burgemeester en wethouders in stemming gebragt
en verworpen met 10 tegen 9 stemmen. Vóór stemden de
heeren Bruinsma And reap Oosterhoff, Wiersma, de la Faille,
Minneraa Buma Dijkstravan Sloterdijck en van der Scheer,
zijnde alzoo besloten aan burgemeester en wethouders van
Leeuwarderadeel in antwoord op hunne missive dd 1 Sep
tember 1883, no. 70/472 te berigten, dat het bestuur dezer
gemeente genegen is op nader vast te stellen voorwaarden
gas te leveren ten behoeve van de straatverlichting in het
gebuurte „de Schrans" onder Huizum.
Wordt opgemerkt, dat de heer mr. C. W. A Buma eerst
tijdens de discussie omtrert dit punt ter vergadering verscheen.
7. Voorstel der raadscommissie voor liet ontwerpen van straf
verordeningen tot herziening der verordening regelende de ver
pligting tot het doen van kennisgeving van verhuizing
(Zie bijlage no. 6 van het verslag van 's raads nandeÜngen
over 1884)
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt de door
de commissie aangeboden ontwerp-verordening vastgesteld en
wel in voege als volgt
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat de verordening
regelende de verpligting tot kennisgeving voor de verhuizin
gen binnen de gemeente Leeuwardennader te regelen
Gezien art 135 der gemeentewet;
Besluit
vast te stellen de navolgende verordening, regelende de
verpligting tot kennisgeving van de verhuizingen binnen de
gemeente Leeuwarden
Art. 1. leder, die binnen de gemeente verhuist, is ver-
pligt hiervan binnen ééne maand aangifte te doen ten gemeen
tehuize, aan het bureau van het bevolkingsregister.
De hoofden der huisgezinnen zijn verpïigt die aangifte te
doen voor alle leden van het huisgezininwonende dienst
en werkboden hieronder begrepen.
Bestuurders van instellingen, gestichtenen, in 't algemeen,
inrigtingeu, waar personen onder eenig bestuur te zamen
wonen geven maandelijks keunis van de personen die in
de zamenwoning opgenomen of daarvan uitgetreden zijn.
De verpligting vervaltindien langs een andereu weg de
vereischte kennisgeving is gedaan.
Art. 2 De aangever ontvangt van elke aangifte een schrif
telijk bewijs.
Art. 3 Overtreding vin deze verordening wordt gestraft
met eene boete van hoogstens ƒ3.
Art. 4. De zorg voor de naleving van deze verordening
wordt opgedragen aan de beambten op het bureau van het
bevolkingsregister en aan de bevolkingsagenten.
Art. 5. Met het in werking treden van dez? verordening
is de verordening, regelende de verpligting tot kennisgeving
voor de verhuizingen binnen de gemeente Leeuwarden vast
gesteld bij raadsbesluit van 10 April 1862 vervallen
8. Nadere behandeling der ontwerp verordening op de markt-
politie
(Zie bijlage no. 5 van het verslag van 's >aads handelingen
en pag. 44 en 45 van het verslag over 1884)
Aan de orde wordt gesteld art 15 der ontwerp-verordeniug,
waarvan de vaststelling in de vorige vergadering is aange
houden Dat artikel is luidende „Art 15. Behalve de voor-
markten op Donderdagvoor vee van 's voormiddags tien tot
's namiddags vier uur en voor andere zaken 's namiddags
worden de weekmarkten iederen Vrijdag gehouden. Behoudens
de bepalingen omtrent de vee- en vleeschmarkteu eindigen
zc met zonsondergang."
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1884.
53
De heer van Sloterdijck zegtdat de vraag ter verga
dering van 28 Februarij j.l. door den heer Plantenga gedaan,
of in het bovenvermeld artikel ook niet de Maaudagsche bo
ter- en kaasmarkten en de Maandagsche beurs moeten wor
den genoemd bij de commissie voor het ontwerpen van straf
verordeningen een punt van overweging heeft uitgemaakt
Spr. gelooft te kunnen zeggendat die overwegingal heeft
ze niet kunnen leiden tot eene volkomene instemming met
de meening van den heer Plantengatoch een goed resultaat
heeft gehadomdat daarbij is geblekendat ook nog verbe
teringen op andere punten zijn aan te brengen. De vraag
van den heer Plantenga meent de commissie deels ontkennend,
deels bevestigend te moeten beantwoorden. Bevestigend ten
aanzien van de Maaudagsche boter- en kaasmarktenmaar
ontkennend in opzigt tot de Maandagsche beurs. De com
missie heeft daarvoor deze reden. Zij beschouwt de boter
en kaasmarkt als eene markt, zooals in de verordening op
de marktpolitie wordt bedoeld, waar men met zijn waar ten
verkoop voorstaatmaar de beurs waar partijen worden ver
kocht op monster en dit alleen aanwezig is niet. De boter
en kaasmarkt valt dus welde beurshandel niet in het bestek
van de verordening. De eerste moet dusnu ze op vaste
dagen in de week gehouden wordtin de verordening onder de
weekmarkten worden opgenomen dit is gedaan in art. 3
maar verder regelt de verordening die markt nietomdat
hierin is voorzien bij de verordening op het gebruik van de
waag. Die verordening bepaalt dat de waag dient als markt
plaats van boter en kaas en tevens is daarin opgenomen eene
bepaling, krachtens welke de markt niet alleen op Vrijdag,
maar ook op Maandag en andere dagen der week kan wor
den gehouden. Er is dus reeds eene raadsverordening welke
de dagenwaarop boter- en kaasmarkt kan worden gehouden,
regelt Dit behoeft dus niet weer op nieuw bij de in behan
deling zijnde verordening te geschieden. Eene bloote aanha
ling der eerste verordening is hier voldoende.
Behalve het reeds aangevoerdebestaat hiervoor ook eene
andere reden. Zooals spr. reeds opmerktegeeft de verorde
ning op het gebruik der waag bevoegdheid ook nog op andere
dagen dan den Vrijdag en den Maandag waag te houden.
Ging men nu die marktdagen in de verordening noemen
dan zouindien men van bovenbedoelde bevoegdheid gebruik
ging makentelkens ook de verordening op de marktpolitie
moeten worden gewijzigd.
En nu de verbeteringen waarvan hij in den aanvang ge
waagde de overwegingen omtrent den graanhandel op de beurs
hebben der commissie de overtuiging gegevendat die han
del de groothandel in granen eigenlijk niet valt in de ter
men van de verordening op de marktpolitie men staat daar
niet voor met de te verkoopeu warenterwijl bovendien de
graanhandel slechts een deel is van den handel waarvoor de
beurs bestemd isom dus met deze ook dien graanhandel
uit de verordening weg te nemen is wijziging van art. 3
sub 5en het wegnemen van de eerste alinea van art. 33
noodzakelijk
Met het oog op een en ander stelt de commissie voor art.
15 te lezen: „Onverminderd de bepalingen regelende het ge
bruik van de waag en behalve de voormarkten op Donder
dag enz.
Voorts stelt de commissie voor om
a. in art. 26 tusschen alinea 1 en 2 eene nieuwe alinea
te brengen van dezen inhoud„Omtrent de boter- en kaas
markten in het groot gelden de bepalingen der verordening
regelende het gebruik van de waag"
b. in art. 3, sub 5 te lezen: „de graanmarkten in het klein";
c. de eerste alinea van art. 33 te doen vervallen
d. in art. 36, in plaats van 31 te lezen 32, en
e. in art. 45 alinea 2 nog achter „41 sub 1 en 3" te
voegen 42.
De bovenvermelde voorstellen worden successievelijk aan de
orde gesteld en zonder hoofdelijke stemming aangenomen
zulks nadat de heer Plantenga der commissie zijn dank had
betuigd voor de naauwgezette overweging van het door hem
ter vorige vergadering geopperd denkbeeld tot wijziging van
art. 15
De verordening wordt hierna in haar geheel vastgesteld
als volgt
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat er noodzakelijkheid bestaat de policie op
de markten nader te regelen
Gezien art. 135 der gemeentewet;
Besluit
Vast te stellen navolgende verordening op de
marktpolicie te Leeuwarden.
Art. 1. De markten worden verdeeld in:
1. jaarmarkten 2. weekmarkten 3. dagmarkten.
Art. 2. De jaarmarkten zijn
1. de kermis 2. de paardenmarkten 3. de kalvermarkten.
Art. 3 De weekmarkten zijn
1. de veemarkt; 2. de huidenmarkt; 3. de boter- enkaas-
markten; 4. de vleeschmarkt5. de graanmarkten in het
klein; 6. de aardappelenmarkt7. de markt van boomen
bloemen en tuinzaden; 8. die van groente en fruit9. die van
uitdragerij enz.10. die van oud ijzerwerk; 11de algemeene
markt.
Art. 4. De dagmarkten zjjn
1. die van groenten en van aardappelen; 2. de fruitmarkt
3. de vischmarkten.
Art. 5. De kermis begint den Maandag volgende op den twee
den Woensdag der maand Julij voorm. te tien uur en eindigt
den tweeden Woensdag daaraanvolgende, voorm. te achtuur.
De aanvaug en het einde worden door klokgelui aangekondigd.
Art. 6. Al wie ter gelegenheid van de kermis eene tent-
vertooning wil geven of met een kraamstaldraaimolen
schommel of eenig ander voorwerp van dien aard wenscht
voor te staanwendt zichwat eene tentvertooning betreft
ten minste veertien, en, wat de overige voorwerpen aangaat
ten minste vier dagen vóór den aanvang der kermismet
opgaaf van de juiste maat der verlangde plaatsruimte en
van den aard der te houden vertooning of van de uit te stal
len voorwerpenin persoon of schriftelijk tot den commissa
ris van policie met het verzoek om aanwijzing van standplaats.
De commissaris van policie doetop door hem te bepalen
tijd en plaatsvan wege den burgemeester die aanwijzing
zoo noodig na loting onder hen, die voor gelijke standplaat
sen in aanmerking komen. Geen standplaats wordt verleend
aan hemdie de vergunningwaar deze wordt vereischt
niet heeft bekomen.
Art. 7. Hij die binnen vier dagen na de aanwijzing zijne
plaats niet bezetverliest het regt hierop.
Art. 8. Bij geschil tengevolge van loting wordt de plaats
door den commissaris van policie aangewezen.
Art. 9. Het is verboden